ECLI:NL:RBDHA:2019:9012
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geschil over eigendom van een strook land en verkrijgende verjaring
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 27 augustus 2019, gaat het om een geschil tussen twee verzoekers over de eigendom van een strook land die deel uitmaakt van een perceel met hoofdzakelijk water. Verzoekster heeft het perceel op 29 augustus 2009 aangekocht, terwijl mede verzoeker stelt dat hij door verkrijgende verjaring eigenaar is geworden van de strook land. De procedure is gestart op basis van artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarbij beide partijen instemden met de procedure onder de naam 'De Wijkrechter'. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 juli 2019 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, maar zij zijn er niet in geslaagd om tot een minnelijke regeling te komen.
De wijkrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waarbij de vraag centraal stond of mede verzoeker daadwerkelijk in bezit is gekomen van de strook land door verkrijgende verjaring. De wijkrechter heeft vastgesteld dat voor verkrijgende verjaring onafgebroken bezit gedurende een bepaalde periode vereist is. Mede verzoeker heeft verschillende argumenten aangevoerd ter ondersteuning van zijn claim, maar de wijkrechter heeft geconcludeerd dat verzoekster de eigenaar van de strook land is gebleven, met uitzondering van een deel dat door mede verzoeker is verworven door verkrijgende verjaring. De wijkrechter heeft uiteindelijk bepaald dat de eigenaren van de percelen Alkemade H 3204, 3134 en 3133 door verkrijgende verjaring eigenaar zijn geworden van bepaalde stroken land op perceel Alkemade H 3282, terwijl de strook land ten noorden van deze nieuwe grens eigendom is gebleven van verzoekster. Mede verzoeker is veroordeeld tot betaling van proceskosten aan verzoekster.