ECLI:NL:RBDHA:2019:9223
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van de rechter in een faillissementsprocedure met betrekking tot inbewaringstelling
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 30 augustus 2019 een verzoek tot wraking van de rechter, mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, toegewezen. Het verzoeker, die in een faillissementsprocedure betrokken was, werd gehoord naar aanleiding van een bevel tot inbewaringstelling op grond van artikel 87 van de Faillissementswet. Tijdens het verhoor op 23 augustus 2019 vroeg verzoeker om aanhouding van het verhoor, maar deze werd door de rechter niet verleend. De stukken met betrekking tot de inbewaringstelling werden pas tijdens het verhoor aan verzoeker verstrekt, waardoor hij en zijn advocaat zich niet adequaat konden voorbereiden. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om geen aanhouding te verlenen zo onbegrijpelijk was, dat de vrees voor vooringenomenheid van de rechter objectief gerechtvaardigd was. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker onvoldoende gelegenheid was geboden om gebruik te maken van zijn recht om te worden gehoord over het bevel tot inbewaringstelling. De wrakingskamer heeft daarom besloten dat het verhoor door een andere rechter in deze rechtbank moet worden hervat.