4.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het bewezenverklaarde
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld in de woning van het slachtoffer. Het slachtoffer is een bekende van de verdachte, die hem hielp door onderdak te bieden en hem geld te geven als hij hier om vroeg. Toen het slachtoffer op 3 december 2018 zijn pinpas niet aan de verdachte wilde geven, heeft de verdachte grof fysiek geweld tegen het slachtoffer gebruikt en de pinpas alsnog van hem afgenomen. De verdachte heeft hierna € 200,- gepind. Hij heeft hierbij enkel oog gehad voor zijn eigen belangen, namelijk om zichzelf te kunnen voorzien van drugs, zonder stil te staan bij de ernstige gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. De rechtbank zal bij de strafoplegging ten nadele van de verdachte rekening houden met het feit dat hij misbruik heeft gemaakt van de hulp die het slachtoffer hem bood en dat hij het slachtoffer meerdere keren heeft geslagen in zijn eigen woning, een plek waar het slachtoffer zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. Ook de kwetsbare positie van het slachtoffer (een man van 70 jaar) en het ernstige en blijvende letsel dat de verdachte aan het slachtoffer heeft toegebracht neemt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde acht de rechtbank een gevangenisstraf op zijn plaats.
Persoonlijke omstandigheden
Omtrent de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van de rapportages door psychiater dr. [naam] en psycholoog drs. [naam] . Beide gedragsdeskundigen concluderen dat er bij de verdachte sprake is van een stoornis in het gebruik van cocaïne en zwakbegaafdheid. De verdachte werd hierdoor ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde beïnvloed. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig (verhoogd) tot hoog. De gedragsdeskundigen hebben in hun rapporten geadviseerd om de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De deskundigen adviseren om de verdachte ambulant te laten behandelen door een Forensisch Psychiatrische Polikliniek, met urinecontroles onder toezicht van de reclassering, in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de deskundigen worden gedragen door inzichtelijke motiveringen en dat de rapporten op deugdelijke wijze tot stand zijn gekomen.
De rechtbank kan zich, gelet op de bij de verdachte geconstateerde psychiatrische problemen, verenigen met de conclusie van de rapporteurs dat de verdachte verminderd ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. Op het advies tot oplegging van de tbs-maatregel gaat de rechtbank hierna in.
De reclassering heeft in haar advies van 16 augustus 2019 opgenomen dat zij het recidiverisico bij de verdachte als gemiddeld inschat. De risico’s tot delictgedrag bij de verdachte zijn volgens de reclassering met name gelegen in zijn verslavingsgevoeligheid, zijn verstandelijke beperking en zijn onrijpe persoonlijkheidsstructuur met antisociale en narcistische trekken. De steun en structuur die de familie van de verdachte biedt, wordt als een beschermende factor gezien. De reclassering sluit zich aan bij het advies van de deskundigen [naam] en [naam] en heeft advies uitgebracht over de voorwaarden die aan de tbs-maatregel moeten worden verbonden.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 21 augustus 2019. Hieruit blijkt dat de verdachte in 2015 is veroordeeld tot een geldboete voor een diefstal. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor geweldsdelicten.
Welk kader?
De rechtbank acht het noodzakelijk dat de verdachte – naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf – zal worden behandeld en begeleid voor zijn verslavingsproblematiek en verstandelijke beperking. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is in welk kader deze behandeling moet plaatsvinden.
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van de maatregel tot tbs met voorwaarden in het geval van de verdachte een te verregaande maatregel is. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat een tbs-maatregel een ultimum remedium is, waarmee met enige terughoudendheid moet worden omgegaan. Dit geldt ook wanneer het een tbs met voorwaarden betreft. Hierbij weegt de rechtbank mee dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten, dat hij niet eerder door de reclassering is begeleid en dat hij openstaat voor behandeling. De deskundigen hebben weliswaar geadviseerd tot behandeling van de problematiek bij de verdachte in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden, maar zij hebben het advies op dit punt niet nader gemotiveerd waarom dit niet in het kader van een voorwaardelijke gevangenisstraf zou kunnen. Bovendien zijn deze adviezen mede gebaseerd op verdenkingen waarvan de verdachte wordt vrijgesproken (poging doodslag en verkrachting). Naar het oordeel van de rechtbank doet een deels voorwaardelijke gevangenisstraf in dit geval voldoende recht aan de omstandigheden waaronder de bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de beveiliging van de maatschappij.
De rechtbank zal bij het opleggen van de bijzondere voorwaarden aansluiten bij de voorwaarden zoals deze in het reclasseringsadvies van 16 augustus 2019 zijn genoemd en waarvan oplegging door de officier van justitie is gevorderd. Het zal de verdachte echter wel worden toegestaan om bij zijn vader te wonen zolang de reclassering daarmee akkoord is. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel een proeftijd van drie jaren verbinden.
Conclusie
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden is, met aftrek van het voorarrest. Van deze straf zal een gedeelte van negen (9) maanden voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van drie jaar. Aan het voorwaardelijke deel worden de hierna te noemen bijzondere voorwaarden verbonden. Met deze straf wijkt de rechtbank af van de gevangenisstraf die door de officier van justitie is gevorderd, omdat die eis naar het oordeel van de rechtbank afwijkt van de straffen die doorgaans in vergelijkbare zaken worden opgelegd, en omdat daarin onvoldoende tot uitdrukking wordt gebracht dat de verdachte van de ten laste gelegde poging doodslag en verkrachting wordt vrijgesproken. Tegelijkertijd zijn de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de lichamelijke gevolgen voor het slachtoffer aanleiding om, anders dan door de verdediging is bepleit, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die langer duurt dan het voorarrest.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Gelet op het feit dat de deskundigen het herhalingsgevaar als matig verhoogd tot hoog inschatten, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan indien hij niet na invrijheidstelling direct aan zijn behandeling zal beginnen. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.