ECLI:NL:RBDHA:2019:9535
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Sluiting van horeca-inrichting na explosievenincidenten en verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 september 2019 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening van een horeca-inrichting in Noordwijk. De burgemeester had op 20 augustus 2019 besloten de horeca-inrichting voor de duur van één maand te sluiten na een explosief incident waarbij handgranaten waren aangetroffen. De sluiting volgde op een eerdere spoedsluiting van twee weken die was ingegaan na een explosie in de nacht van 5 op 6 augustus 2019. De exploitant van de horeca-inrichting, verzoekster, had bezwaar gemaakt tegen de sluiting en verzocht om schorsing van het besluit.
Tijdens de zitting op 5 september 2019 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er sprake is van spoedeisend belang, omdat de sluiting aanzienlijke financiële gevolgen heeft voor verzoekster. De rechter heeft vastgesteld dat de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot sluiting van de horeca-inrichting op basis van de openbare orde en veiligheid, gezien de ernst van de geweldsincidenten in de directe omgeving.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de burgemeester voldoende redenen had om de sluiting te handhaven, ondanks het feit dat er geen directe verstoring van de openbare orde door de horeca-inrichting zelf was. De rechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de sluiting niet disproportioneel was en voldoende gemotiveerd. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de burgemeester bij de heroverweging in bezwaar actief moet blijven monitoren of de situatie nog steeds een bedreiging voor de openbare orde vormt.