ECLI:NL:RBDHA:2019:9704

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 september 2019
Publicatiedatum
16 september 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2669
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aftrek scholingsuitgaven en giften door de Belastingdienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 september 2019 uitspraak gedaan in een belastingkwestie tussen een eiser en de inspecteur van de Belastingdienst. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2013, opgelegd door de Belastingdienst. De eiser had in zijn aangifte een bedrag van € 10.049 aan scholingsuitgaven opgevoerd, maar kon geen bewijsstukken overleggen ter onderbouwing van deze uitgaven. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de opgevoerde scholingsuitgaven aftrekbaar waren, omdat hij geen informatie had verstrekt ondanks herhaalde verzoeken van de Belastingdienst.

Daarnaast had de eiser ook een bedrag van € 22.475 aan giften in aftrek gebracht, maar de rechtbank stelde vast dat deze giften bestonden uit ingehouden loonbelasting. De rechtbank concludeerde dat het standpunt van de eiser dat belastingen als aftrekbare giften kunnen worden aangemerkt, berustte op een onjuiste rechtsopvatting. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van de Belastingdienst om de aftrek van scholingsuitgaven en giften niet te accepteren.

De uitspraak benadrukt de bewijslast die op de eiser rust om aan te tonen dat de opgevoerde uitgaven daadwerkelijk aftrekbaar zijn. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 19/2669
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 september 2019 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser(gemachtigde: [A] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 4 april 2019 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 2013 opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (de navorderingsaanslag).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2019.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [B] en [C] .
De zaak is op de zitting gezamenlijk behandeld met het beroep met het zaaknummer
SGR 19/2668 van [D] , in 2013 de fiscale partner van eiser (de fiscale partner).

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2013 een totaalbedrag van € 10.049 aan scholingsuitgaven vermeld waarvan - na toepassing van de drempel van € 250 - een bedrag van € 4.800 door eiser in aftrek is gebracht en een bedrag van € 4.999 door de fiscale partner. De aanslag IB/PVV voor het jaar 2013 is overeenkomstig de aangifte opgelegd.
2. Omdat eiser, ondanks diverse verzoeken daartoe van verweerder, geen informatie heeft verstrekt over de scholingsuitgaven, heeft verweerder de scholingsuitgaven niet in aftrek toegestaan en de navorderingsaanslag opgelegd.
3. Op 28 december 2018 heeft eiser per brief bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag en gelijktijdig een gewijzigde aangifte ingediend. In deze aangifte heeft eiser, onder de post andere giften, met als omschrijvingen ‘
Minfin’ en ‘
Minfin2’, een bedrag van € 22.475 aan giften in aftrek gebracht. Hiervan is - na toepassing van de maximale giftenaftrek - € 7.550 toegerekend aan eiser en het resterende bedrag van € 54 aan de fiscale partner.
4. In geschil is of verweerder de aftrek scholingsuitgaven en de giftenaftrek terecht niet heeft geaccepteerd.
Scholingsuitgaven
5. Op eiser rust, als degene die in aanmerking wenst te komen voor de aftrek, de bewijslast dat sprake is van scholingsuitgaven en dat die tot het door hem opgevoerde bedrag aftrekbaar zijn. Namens eiser is ter zitting verklaard dat hij geen bewijsstukken heeft kunnen vinden voor de door hem opgevoerde scholingsuitgaven. Dergelijke bewijsstukken zijn ook niet eerder door eiser overgelegd. Dat betekent dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van aftrekbare scholingsuitgaven. Verweerder heeft de aftrek scholingsuitgaven daarom terecht gecorrigeerd.
Giftenaftrek
6. Op grond van artikel 6.32, eerste lid van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) zijn aftrekbare giften:
a. periodieke giften of
b. andere giften.
7. Onder giften wordt ingevolge artikel 6.33, aanhef en onder a van de Wet IB 2001 verstaan:

“bevoordelingen uit vrijgevigheid en verplichte bijdragen waar geen directe tegenprestatie tegenover staat.”

8. De rechtbank stelt vast dat de giften die eiser in de bezwaarfase heeft opgevoerd geheel bestaan uit de van eiser en de fiscale partner ingehouden loonbelasting. Zoals volgt uit de uitspraak van Gerechtshof Den Haag van 19 maart 2019 (ECLI:NL:GHDHA:2019:550) berust het standpunt van eiser dat belastingen die worden geheven uit kracht van een wet zijn aan te merken als aftrekbare giften, op een onjuiste rechtsopvatting. Verweerder heeft dan ook terecht de door eiser in bezwaar opgevoerde giftenaftrek niet geaccepteerd.
9. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de in rekening gebrachte belastingrente. Eiser heeft hiertegen geen zelfstandige gronden aangevoerd. Ook overigens is niet gebleken dat de wettelijke bepalingen met betrekking tot de belastingrente onjuist zijn toegepast.
10. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van mr. L.J.E. Steijvers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 september 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.