ECLI:NL:RBDHA:2019:9867

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2019
Publicatiedatum
19 september 2019
Zaaknummer
09/837221-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling van een 13 maanden oude stiefzoon door stiefvader met rigide voorwerp

Op 19 september 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een stiefvader die beschuldigd werd van zware mishandeling van zijn 13 maanden oude stiefzoon. De zaak kwam aan het licht na een melding op 5 december 2016, waarbij de stiefvader aangaf dat het kind verwondingen aan zijn penis had opgelopen. Het letsel bestond uit een ernstige klieving van de penishuid, wat leidde tot een spoedbehandeling in het ziekenhuis. De rechtbank heeft vastgesteld dat het letsel niet het gevolg kon zijn van een ongeluk, zoals de verdachte beweerde, maar eerder het resultaat was van opzettelijke handelingen. Deskundigen concludeerden dat het letsel waarschijnlijk was veroorzaakt door het plaatsen van een rigide voorwerp om de penis, wat leidde tot zwelling en uiteindelijk tot de klieving van de huid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door deze handelingen, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht aan het kind. De verdachte werd veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf en moest een schadevergoeding betalen aan het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het leven van het kind, dat blijvende schade zou kunnen ondervinden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/837221-17
Datum uitspraak: 19 september 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],[geboortedatum 1] 1978 te [geboorteplaats] (Zuid-Holland),
[adres 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 30 maart 2018 (pro forma) en
5 september 2019 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.F. Heslinga en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. T. Farber naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij:
op of omstreeks 05 december 2016 te Katwijk, althans in Nederland, aan zijn stiefkind [stiefkind] [geboortedatum 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten:
een gelijkmatige scherprandige dwars op de lengterichting van de penis (volledig circulair) verlopende (totale) klieving van de penishuid en/of de vanaf de klieving een afgestroopte penishuid tot over de eikel, heeft toegebracht door:
- het kerven en/of snijden en/of klieven van de penis(huid) met een (dun) draadje, althans een met een draadvormig voorwerp, met een flexibele structuur, althans met enig voorwerp, althans een (dun) draadje, althans draadvormig voorwerp met een flexibele structuur, althans enig voorwerp om de penis van die [stiefkind] heeft gedaan en/of aangebracht en/of
- het plaatsen van een rigide buis en/of ringvormig voorwerp (met een scherpe en/of kantige rand aan de binnenzijde), althans een voorwerp, om de penis van die [stiefkind], als gevolg waarvan de penis van die [stiefkind] is opgezwollen en/of ((vervolgens) het duwen en/of trekken, althans het verrichten van een of meer handeling(en) door hem, verdachte aan voornoemd voorwerp), waardoor de penishuid van die [stiefkind] werd gekliefd en/of de huid werd afgestroopt;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 05 december 2016 te Katwijk opzettelijk bij een persoon (te weten [stiefkind]),
- de penishuid heeft gekerfd en/of gesneden en/of gekliefd met een (dun) draadje, althans een met een draadvormig voorwerp, met een flexibele structuur, althans met enig voorwerp, althans een (dun) draadje, althans draadvormig voorwerp met een flexibele structuur, althans enig voorwerp om de penis van die [stiefkind] heeft gedaan en/of aangebrachten/of
- om de penis van die [stiefkind] een rigide buis en/of ringvormig voorwerp (met een scherpe en/of kantige rand aan de binnenzijde), althans een voorwerp, heeft geplaatst, als gevolg waarvan de penis van die [stiefkind] is opgezwollen en/of ((vervolgens)
- heeft geduwd en/of getrokken, althans een of meer handeling(en) heeft verricht aan voornoemd(e) voorwerp(en), waardoor de penishuid van die [stiefkind] werd gekliefd en/of de huid werd afgestroopt,
tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een gelijkmatige scherprandige dwars op de lengterichting van de penis (volledig circulair) verlopende (totale) klieving van de penishuid en/of vanaf de klieving een afgestroopte penishuid tot over de eikel), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Op 5 december 2016 omstreeks 15:56 uur werd door een man melding gedaan bij de meldkamer. De man belde vanaf de [adres 2] Katwijk. Verbalisant M.M.N. van Haren-Dijk heeft het meldgesprek uitgeluisterd. Zij verbaliseerde dat zij de man in het meldgesprek hoorde zeggen dat hij die kleine jongen van hem aan het verschonen was en dat zijn doekjes op waren. Omdat hij doekjes wilde pakken, zette hij de jongen op de grond neer en liep hij weg. Toen hij terugkwam en de deur open deed, zat de jongen met zijn
flentertussen de deur. Hij vertelde dat het velletje er af lag en dat het er paniekerig uitzag. De verbalisant hoorde de man zeggen dat de jongen één jaar was en dat het bloed eruit stroomde. Verder hoorde de verbalisant de meldkamermedewerker zeggen dat zij op een huisartsadvies uitkwam en dat zij de man aanraadde om een doek om de vinger van de jongen te doen. Hierop hoorde ze de man zeggen dat het niet om de vinger van het jongetje ging, maar om zijn flentertje, waarmee hij zijn piemeltje bedoelde. Ook vertelde hij dat er een stukje van het piemeltje af lag. De man zei dat hij liever had dat er even iemand zou komen kijken. Hierop hoorde de verbalisant de meldkamermedewerker zeggen dat zij een ambulance zou sturen. [2]
[getuige], ambulanceverpleegkundige, heeft verklaard dat hij op 5 december 2016 naar aanleiding van een melding met de ambulancechauffeur naar het desbetreffende adres is gegaan. Aldaar aangekomen, zag hij een man met een klein jongetje op zijn arm in de deuropening staan. De man stelde zich voor als de vader van het jongetje, [stiefkind]. In de woonkamer aangekomen, vertelde de man dat [stiefkind] een wond aan zijn piemel had. [getuige] zag naast de deurpost een luier met bloed erin en bebloede doekjes liggen. Dit was meer bloed dan hij had verwacht en hij vroeg aan de man wat er was gebeurd. Hij hoorde de man zeggen dat hij [stiefkind] wilde verschonen en dat hij hem daartoe naast de deurpost op de grond had gelegd. Toen de man er achter kwam dat hij geen billendoekjes bij de hand had, is hij naar boven gegaan om doekjes te halen. Eenmaal boven hoorde hij [stiefkind] ineens huilen en toen hij beneden kwam, zag hij dat [stiefkind] aan zijn piemel was verwond. De man dacht dat [stiefkind] met zijn piemeltje tussen de deur was gekomen. [getuige] zag aan beide kanten van de onderzijde van de deur bloedvegen. Op de deurstijl zag hij niets. [getuige] heeft de man gevraagd of [stiefkind] zich met een voorwerp heeft kunnen verwonden, waarop de man verklaarde dat dit niet het geval was. Toen de man de luier opende, gingen bij [getuige] en zijn collega alarmbellen af. Wat [getuige] toen zag, klopte niet met het verhaal van de man. [getuige] zag een ontvelling van de piemel. Hij zag een scherpe snijrand net achter de eikel, rondom de penis. Het voorste gedeelte was door de snijrand losgekomen en hing binnenstebuiten over de eikel van de penis heen. De eikel was niet zichtbaar en het geheel zat nog vast aan het voorste deel van de penis. Hierop is [stiefkind] naar de Eerste Hulp van het LUMC gebracht. [3]
Uit een brief van [SEH-arts] van het LUMC blijkt dat het waar te nemen letsel bij [stiefkind] bestond uit urogenitaal letsel, te weten een doorlopende wond rondom de penis, halverwege de penisschacht met scherpe wondranden. Voorts blijkt dat [stiefkind] voor uitgebreid onderzoek en behandeling is overgebracht naar de afdeling kinderurologie van het Erasmus MC. [4]
[kinderuroloog] het Sofia Kinderziekenhuis (
rechtbank: Erasmus MC Sophia), heeft een geneeskundige verklaring opgesteld. Hieruit blijkt dat het uitwendig waargenomen letsel bestond uit een circulaire snijwond aan de penishuid, waarbij sprake was van gering bloedverlies. Verder blijkt uit de verklaring dat de wond op 5 december 2016 onder narcose is gehecht en dat er geen aanwijzingen waren voor andere letsels. De geschatte geneesduur is onbekend, maar het is naar het oordeel van de arts waarschijnlijk dat een hersteloperatie nodig zal zijn. Op de geneeskundige verklaring is nog vermeld dat melding bij Veilig Thuis en LECK (
rechtbank: Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling) is gedaan. [5]
Verbalisant M.M.N. Van Haren-Dijk heeft geverbaliseerd dat zij telefonisch contact met
[kinderuroloog] heeft gehad. Zij hoorde hem zeggen dat hij foto’s van de verwondingen heeft gemaakt. Deze foto’s heeft hij aan Van Haren-Dijk doen toekomen. [6]
[aangever], manager bij Veilig Thuis, heeft namens [stiefkind] aangifte gedaan tegen de stiefvader van [stiefkind], omdat de stiefvader ten tijde van het ontstaan van het letsel de zorg over [stiefkind] droeg. [7]
Verbalisant Van Haren-Dijk heeft geverbaliseerd dat de stiefvader (hierna: verdachte) vervolgens in het onderzoek als verdachte is aangemerkt. [8]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij alleen met [stiefkind] in zijn huis was op
5 december 2016 en dat hij niet weet wat er gebeurd is. Verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat hij met de deur tegen [stiefkind] aan is gekomen en dat [stiefkind] begon te huilen op het moment dat hij de deur opendeed en hem raakte. [9]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij niet weet hoe het letsel bij [stiefkind] is ontstaan. Hij deed de luier bij [stiefkind] uit om hem te verschonen en kwam er achter dat hij iets moest pakken op de gang. Hij heeft toen niets opvallends aan de piemel van [stiefkind] gezien. Hij is de kamer uitgegaan en heeft de deur achter zich gesloten. Toen hij de deur opende en terug de woonkamer in kwam, voelde hij dat hij [stiefkind] – die achter de deur zat – per ongeluk met de deur raakte, waarna [stiefkind] begon te huilen. Toen zag verdachte dat [stiefkind] bloed tussen zijn benen had.
De rechtbank ziet zich ten eerste voor de vraag gesteld hoe het letsel bij [stiefkind] heeft kunnen ontstaan. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of het letsel van [stiefkind] valt aan te merken als zwaar lichamelijk letsel en tenslotte moet worden beoordeeld wie dit letsel aan [stiefkind] heeft toegebracht.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
3.4.1
Hoe heeft dit letsel kunnen ontstaan?
Deskundige dr. H.G.T. Nijs, forensisch arts bij het KNMG (hierna: Nijs), heeft aan de hand van de door de [kinderuroloog] gemaakte foto’s het letsel van [stiefkind] nader onderzocht. [10]
Nijs heeft gerapporteerd dat het letsel bestond uit een gelijkmatige scherprandige dwars op de lengterichting van de penis volledig circulair verlopende, totale klieving van de penishuid vanaf een niveau iets onder de helft van de schacht (richting beginpunt van de penis gezien vanaf de voorzijde van het lichaam). Alleen de penishuid was gekliefd, de ondergelegen delen niet.
Verder rapporteerde Nijs dat zijwaarts rechts bij de klieving een huidflapje zichtbaar was. Dit was scherprandig aan de boven- en onderzijde met een donkere huidverkleuring aan het uiteinde. Op de nog in anatomisch correcte positie aanwezige penishuid (dicht bij het lichaam) was rechts/zijwaarts een scherpbegrensde rode huidverkleuring zichtbaar. Beide huidverkleuringen lijken, naar het oordeel van Nijs, te wijzen op een kneuzing ter plaatse.
Hij rapporteerde dat de penishuid vanaf de klieving als het ware was afgestroopt tot over de eikel. Ook rapporteerde Nijs dat het opviel dat de diepte van de klieving – voor zover dit uit de foto’s en de medische gegevens viel af te leiden – overal ongeveer hetzelfde is en er geen aanwijzingen zijn voor onderliggend letsel, in de zin van klieving of ander letsel zoals niet-vitale of verbrijzelde (huid)delen. [11]
Nijs stelt in zijn rapport dat de gelijkmatige diepte, het volledig circulair verloop, en de aanwezigheid van de scherprandige totale huidklieving zou kunnen passen bij het kerven/(in)snijden door een dunne structuur, zoals bijvoorbeeld een ligatuur van een plastic/metalen draadje, floss- of kaassnijdraadje, of een scherp voorwerp. Een structuur zou (vrijwel volledig) rondom de penis moeten zijn aangebracht, waarna een snijdende krachtsinwerking ontstond loodrecht op de lengterichting van de penis, met als gevolg de klieving van de huid. Vervolgens is de penishuid van de onderlaag afgestroopt tot over de eikel. Dit zou kunnen zijn opgetreden tijdens verwijdering van de veroorzakende structuur.
Gelet op het voorgaande (waaronder de kneuzingen) zou, naast de eerder genoemde flexibele structuren, ook gedacht kunnen worden aan een rigide buis- of ringvormige structuur, met bijvoorbeeld een kantige/scherpe rand aan de binnenzijde, die om de penis is geplaatst. Het kan niet worden uitgesloten dat door zwelling van de penis door afvloedbelemmering van bloed als gevolg van de aangebrachte structuur, en/of eventuele andere handelingen van een persoon, op den duur een ‘kervende’/ ‘snijdende’ werking uitging van dat (op zichzelf niet scherpe) voorwerp. [12]
Nijs acht het voorts veel waarschijnlijker dat het letsel onder een niet-accidenteel scenario dan onder een accidenteel scenario is toegebracht. De aanvankelijk vermelde toedracht van het tussen de deur komen van de penis waardoor de klieving is ontstaan, wordt door Nijs uitgesloten geacht, omdat het letsel niet past bij een dergelijk trauma. Dan zou bijvoorbeeld een forse kneuzing met bloeduitstorting en/of verbrijzeling van (huid)delen te verwachten zijn. Ook acht Nijs het uitgesloten dat het letsel door handelingen van het kind zelf is ontstaan. [13]
Naar aanleiding van aanvullende vragen van de verdediging over het zogenaamde haartourniquetsyndroom heeft Nijs nader onderzoek verricht en een tweede rapport opgesteld. [14]
Nijs heeft in dit tweede rapport gesteld dat de opgetreden huidklieving in theorie het gevolg zou kunnen zijn van het insnijden door een dunne structuur zoals een haar bij het optreden van het haartourniquetsyndroom. Hierbij merkt hij wel op dat volgens de ontvangen foto’s en gegevens
in casugeen haar of ander voorwerp om of bij de penis is aangetroffen. Naar het oordeel van Nijs pleit verder tegen de theorie van het haartourniquetsyndroom dat geen evident gerelateerde zwelling en insnoering van de penis is waargenomen en dat een haartourniquet zich doorgaans aan de onderzijde van de eikel bevindt. [15]
Verder heeft Nijs in het tweede rapport gesteld dat de penisschachthuid van de onderlaag tot over de eikel kan zijn afgestroopt tijdens de verwijdering van de letsel veroorzakende structuur. [16] Hij acht het hierbij niet mogelijk dat dit afstropen, is veroorzaakt door het verwijderen van een vieze luier met een plakkende huid. Naar zijn oordeel wordt hierbij beduidend meer krachtsinwerking gevergd. Daarnaast acht Nijs het onmogelijk dat zwelling dan wel krimping van de penis de afstroping heeft veroorzaakt nu daarmee geen relevante en adequate krachtsinwerking op de huid tot stand komt. Nijs stelt dat het niet mogelijk is dat het kind de huid zelf heeft losgetrokken nadat het haartourniquetsyndroom is voltrokken. [17]
Ter terechtzitting heeft Nijs een deskundigenverklaring afgelegd. In antwoord op vragen van de verdediging of de klieving kan zijn veroorzaakt door het insnijden van een haar en een daarbij opgetreden haartourniquetsyndroom, heeft Nijs verklaard dat het buitengewoon onaannemelijk is dat een haartourniquet het letsel aan de penis van [stiefkind] heeft veroorzaakt om de navolgende redenen. Allereerst is de locatie van de klieving op de penis onwaarschijnlijk als deze door een haartourniquet is ontstaan, nu een haartourniquet op de penis zich doorgaans slechts in de groef achter de eikel voordoet; de klieving op de penis van [stiefkind] bevindt zich niet net achter de eikel. Daarnaast is ander letsel op de plek van de klieving niet gezien, terwijl zichtbaar ander letsel op de onder de penishuid liggende structuren in de lijn der verwachting zou liggen bij een haartourniquet. Ook komt uit de verklaringen in het dossier niet naar voren dat zwellingen van de penis voor en na het punt van klieving van de huid zijn waargenomen, terwijl zwellingen bij een haartourniquet al geruime tijd voor het optreden van de klieving te zien zouden moeten zijn geweest en ook nog enige tijd na de klieving. Tot slot stelde Nijs dat op de foto’s donkerder gekleurde plekken op de penis zichtbaar zijn, te weten op het huidflapje en in een cirkelvorm op de achtergebleven huid na de klieving en afstroping. Deze donkerdere huidverkleuringen duiden op kneuzingen. Dergelijk letsel wijst op veroorzaking met een rigide voorwerp en niet op een haartourniquet.
Nijs heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat hij na het schrijven van de twee rapporten en de door hem in verband met die rapporten en het verhoor ter terechtzitting verrichte studie, van mening is dat het het meest aannemelijk is dat het letsel is veroorzaakt door het plaatsen van een rigide buis of een rigide ringvormig voorwerp om de penis. Door de plaatsing daarvan is de afvoer van het bloed gestelpt, terwijl de toevoer van het bloed in de penis nog wel continueerde. Dit heeft tot gevolg gehad dat de penis opzwol. Door de opgetreden zwelling terwijl de penis in een rigide voorwerp zat – en dit voorwerp zodoende op geen enkele wijze kon oprekken of meebewegen – heeft dit voorwerp ervoor gezorgd dat de huid circulair werd gekliefd. Het is hierbij niet noodzakelijk geweest dat het rigide voorwerp scherpe randen had. Door vervolgens duwende of trekkende bewegingen te maken aan dit rigide voorwerp, mogelijk om het voorwerp te verwijderen, is de huid van de penis afgestroopt. [18]
3.4.2
Tussenconclusie
De rechtbank neemt de conclusies van deskundige Nijs over en met inachtneming daarvan overweegt de rechtbank als volgt
Uit het eerste deskundigenrapport van Nijs volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het scenario waarbij [stiefkind] met zijn penis tussen de deur (klem) zou hebben gezeten uitgesloten dient te worden geacht omdat het geconstateerde en op foto’s vastgelegde letsel niet past bij een dergelijk trauma. Dit scenario wordt door de rechtbank dan ook verworpen als mogelijke oorzaak van het letsel.
Ter terechtzitting heeft de deskundige Nijs zich uitgebreid uitgelaten over het door de verdediging gesuggereerde scenario waarbij het letsel zou zijn veroorzaakt door een accidenteel opgetreden haartourniquet. De eigen verklaring van verdachte dat hij geen zwelling of andere bijzonderheden aan [stiefkind] penis heeft gezien toen hij diens luier opende om hem te verschonen kort vóór het moment dat hij hem 1 à 2 minuten alleen liet in de woonkamer, past echter al niet bij dit scenario. Immers, bij een haartourniquet zou al geruime tijd een zwelling voor en achter de afknelling te verwachten zijn. Maar ook los van die verklaring van verdachte passen de omstandigheden niet bij het scenario van een accidenteel opgetreden haartourniquet. Op de foto’s van het letsel is sprake van een gelijkmatige, even diepe, scherprandige verwonding van de huid waarbij de huid verkleurd is, hetgeen duidt op een kneuzing aan de wondranden. Een en ander zoals waargenomen op de foto’s past niet bij een haartourniquet. Daarnaast is bij [stiefkind] geen haar of ander draadje aangetroffen en bevond de klieving zich halverwege de schacht van de penis en niet in de groef achter de eikel, waar de klieving te verwachten zou zijn bij een haartourniquet. Ook zijn er geen andere letsels aan onder de penishuid liggende structuren waargenomen, terwijl dit naar mening van Nijs in het geval van een haartourniquet wel te verwachten was. Bovendien kan de afstroping van de huid niet door het haartourniquet worden verklaard en kan de afstroping ook niet door [stiefkind] zelf zijn veroorzaakt. De rechtbank is op grond van al deze omstandigheden van oordeel dat het door de verdediging aangedragen scenario van het accidenteel opgetreden haartourniquet niet aannemelijk is geworden.
De rechtbank is van oordeel dat wel aannemelijk is geworden dat het letsel aan de penis van [stiefkind] is veroorzaakt door het plaatsen van een rigide buis of rigide ringvormig voorwerp om de schacht van de penis waardoor deze is opgezwollen en dat dit de klieving van de penishuid heeft veroorzaakt. Voor het afstropen van de huid van de penis is naar mening van de deskundige enige krachtsinwerking vereist. Hiermee komt de rechtbank tot het oordeel dat, nadat de rigide buis of het ringvormig voorwerp om de penis was geplaatst, hier aan is geduwd of getrokken hetgeen de afstroping van de huid tot gevolg heeft gehad.
3.4.3
Zwaar lichamelijk letsel?
De rechtbank stelt voorop dat onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden, afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw alsmede storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Bij de beantwoording van de vraag of letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, kunnen de volgende omstandigheden worden betrokken: de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
De rechtbank stelt aan de hand van voornoemde bewijsmiddelen vast dat het letsel van [stiefkind] bestaat uit een klieving en afstroping van de penishuid vanaf halverwege de penisschacht. Dit letsel was van dien aard dat een medisch ingrijpen noodzakelijk is gebleken (waarbij de huid om de penis is teruggeplaatst en is gehecht) en dat ook na dit medisch ingrijpen blijvend letsel blijft bestaan in de vorm van een blijvend litteken op de schacht van en rondom de gehele omtrek van de penis.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [stiefkind] als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht.
3.4.4
Wie heeft dit letsel toegebracht?
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, is komen vast te staan dat verdachte en [stiefkind] ten tijde van het ontstaan van het letsel de enige twee aanwezigen in de woning van verdachte waren. Bovendien heeft de deskundige gesteld dat het onmogelijk is dat [stiefkind] dit letsel aan zichzelf heeft toegebracht, ook niet met een voorwerp. Nog daargelaten dat volgens verdachte zelf geen voorwerpen in de buurt van [stiefkind] waren tijdens het verschonen en de tijd dat [stiefkind] alleen in de woonkamer achterbleef.
Het kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders zijn dan dat verdachte degene is geweest die voornoemd zwaar lichamelijk letsel bij [stiefkind] heeft veroorzaakt door het plaatsen van een rigide buis of rigide ringvormig voorwerp om de schacht van de penis van [stiefkind] en het duwen of trekken hieraan. De rechtbank komt op basis van de bewijsmiddelen niet tot een specifiekere vaststelling van de handelingen die verdachte heeft verricht.
3.4.5 (
Voorwaardelijk) opzet
Dat verdachte boos opzet heeft gehad om het opgetreden letsel bij [stiefkind] te veroorzaken, kan niet worden vastgesteld. De vraag is dan of sprake is van voorwaardelijk opzet.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Zoals hiervoor reeds overwogen, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte het letsel bij [stiefkind] heeft veroorzaakt door het plaatsen van een rigide buis of ringvormig voorwerp om de penis van [stiefkind]. De penis is niet alleen een belangrijk lichaamsdeel, maar ook een bijzonder kwetsbaar lichaamsdeel, bekleed met een tere huid; zeker bij een kind van dertien maanden oud. Door het plaatsen van een dergelijk voorwerp om de penis van [stiefkind] en het vervolgens duwen tegen en/of het trekken aan dit voorwerp heeft verdachte, gelet op de aard van de handelingen en de kwetsbaarheid van het lichaamsdeel en de penishuid, naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [stiefkind] hiermee zwaar zou verwonden. Van aanwijzingen van het tegendeel is de rechtbank niet gebleken. De door verdachte verrichte handelingen hebben in ieder geval niets van doen met het uitvoeren van reguliere zorgtaken. Het voorwaardelijk opzet is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4.6
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de primair ten laste gelegde zware mishandeling van zijn stiefzoon [stiefkind].
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
op 05 december 2016 te Katwijk aan zijn stiefkind [stiefkind] [geboortedatum 2]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten:
een gelijkmatige scherprandige dwars op de lengterichting van de penis volledig circulair verlopende totale klieving van de penishuid en vanaf de klieving een afgestroopte penishuid tot over de eikel, heeft toegebracht door het plaatsen van een rigide buis en/of ringvormig voorwerp om de penis van die [stiefkind], als gevolg waarvan de penis van die [stiefkind] is opgezwollen en vervolgens het duwen en/of trekken, althans het verrichten van een of meer handeling(en) door hem, verdachte
,aan voornoemd voorwerp, waardoor de penishuid van die [stiefkind] werd gekliefd en de huid werd afgestroopt.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de zware mishandeling van zijn toen dertien maanden oude stiefzoon door bij hem een rigide buis of ringvormig voorwerp om diens penis te doen en deze vervolgens van de penis af te halen, waardoor de huid circulair is gekliefd en van de penis is afgestroopt. Bij het zien van het letsel gingen bij de ambulanceverpleegkundige alarmbellen af en hij heeft [stiefkind] direct pijnstilling toegediend. [stiefkind] is met spoed met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht waar ze hem bij de Eerste Hulp hebben verwezen naar een ander, specialistisch ziekenhuis; [stiefkind] is daar direct met de ambulance naartoe overgebracht. In het ziekenhuis is de huid van zijn penis door een kinderuroloog gehecht. Een en ander heeft onder narcose moeten plaatsvinden. De rechtbank twijfelt er niet aan dat [stiefkind] van de verwonding veel pijn moet hebben gehad. [stiefkind] was aan de zorg van verdachte toevertrouwd en was die dag alleen met zijn stiefvader in diens huis. Een plek die voor hem veilig zou moeten zijn en een persoon die hem zou moeten beschermen. Verdachte heeft door het toebrengen van de genitale verwonding bij zijn stiefzoon een zeer ernstige inbreuk gemaakt op diens lichamelijke integriteit. [stiefkind] zal hier ook voor de rest van zijn leven aan worden herinnerd door het blijvende litteken op zijn penis. Daarbij komt dat [stiefkind] volgens de uroloog in de toekomst waarschijnlijk een hersteloperatie zal moeten ondergaan. Het valt dan ook niet uit te sluiten dat hij in de toekomst nog met fysieke en/of psychische klachten te maken krijgt. De proceshouding van verdachte draagt hier op negatieve wijze aan bij. Zowel [stiefkind] als zijn moeder en overige familie zal voor altijd in het ongewisse blijven over wat er nu precies is gebeurd en waarom. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zeer aan.
De persoon van de verdachte
Uit het strafblad van de verdachte van 7 augustus 2019 blijkt dat verdachte de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsadvies van 29 maart 2018, opgesteld door M. Rogge, reclasseringswerker. Hierin adviseerde de reclassering om een Pro Justitia Rapportage aan te vragen om beter inzicht te krijgen in de denk- en handelswijze van verdachte in algemene zin en in eventuele problematiek.
Naar aanleiding van dit advies is de NIFP-rapportage Pro Justitia van 19 juni 2018 opgesteld door dr. R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog. Uit deze rapportage blijkt dat verdachte op advies van zijn raadsman niet aan het onderzoek heeft willen meewerken.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 6 augustus 2018, opgesteld door C. Langerak, reclasseringswerker. Hieruit blijkt dat verdachte ook niet aan het opstellen van een reclasseringsadvies wilde meewerken. Dit heeft tot gevolg dat de reclassering zich niet kan uitlaten over de kans op recidive, letselschade en op onttrekking aan de voorwaarden. De reclassering heeft zich gezien de houding van verdachte primair onthouden van het geven van een strafadvies. De reclassering heeft wel opgemerkt dat indien verdachte wordt veroordeeld, zij het zeer ernstig achten dat verdachte dergelijk gedrag richting een zeer jong en afhankelijk kind heeft vertoond. In dat kader achten zij diagnostiek geïndiceerd om een gedegen inschatting te kunnen maken van het recidiverisico. De reclassering adviseert om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen en daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden. Deze bijzondere voorwaarden bestaan uit een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, het verlenen van toestemming om referenten te raadplegen en het geven van openheid ten aanzien van (partner)relaties.
De straf
De rechtbank is – met de verdediging – van oordeel dat sprake is van een ruim tijdsverloop. De behandeling van de zaak ter terechtzitting heeft langer op zich laten wachten dan voor een ieder wenselijk was. De rechtbank houdt hiermee rekening in de strafoplegging.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. De rechtbank ziet geen meerwaarde in het opleggen van bijzondere voorwaarden, omdat verdachte niet aan eerdere reclasseringscontacten heeft willen meewerken. De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank van oordeel is dat het lange tijdsverloop van de zaak in de eis van de officier van justitie onvoldoende tot uitdrukking komt.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[naam 1] heeft namens [moeder] – de wettelijk vertegenwoordiger van [stiefkind] – een vordering tot schadevergoeding ingediend namens de benadeelde partij [stiefkind], groot € 10.119,08, bestaande uit € 119,08 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, hoewel het moeilijk is om de schade die [stiefkind] heeft geleden in geld uit te drukken, zij de toelichting namens de benadeelde partij toereikend vindt. Zij heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel wordt toegewezen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat vrijspraak is bepleit.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Namens [stiefkind] is immateriële schade gevorderd geleden voor de door [stiefkind] als gevolg van de mishandeling geleden lichamelijke en psychische gevolgen. De rechtbank stelt voorop dat een slachtoffer recht heeft op vergoeding van immateriële schade bij aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, door schade in zijn eer of goede naam of bij een aantasting op andere wijze, hetgeen kan bestaan uit geestelijk letsel.
Vaststaat dat [stiefkind] lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van de bewezen verklaarde zware mishandeling door verdachte en in zoverre recht heeft op schadevergoeding. Hij heeft pijn gehad, is geopereerd, en is voor het leven getekend door het litteken op zijn geslachtsdeel. De benadeelde partij heeft echter onvoldoende onderbouwd en aangetoond dat naast het lichamelijk letsel sprake is van psychische gevolgen althans geestelijk letsel bij [stiefkind]. Wat de gevolgen zijn voor [stiefkind] in de toekomst is thans onvoldoende duidelijk, zodat de rechtbank niet nu reeds eventuele toekomstige schade kan schatten. De immateriële schade die [stiefkind] heeft geleden als gevolg van het opgelopen lichamelijk letsel is toewijsbaar maar kan door de rechtbank niet worden begroot. De rechtbank maakt dan ook gebruik van haar schattingsbevoegdheid en is van oordeel dat een bedrag van € 2.000,- aan immateriële schade billijk is.
Het overige deel van de vordering van immateriële schade is onvoldoende onderbouwd en vormt een te zware belasting voor het strafproces, om welke reden de benadeelde partij in het overige deel van die vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is verder vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij en daarom zal de rechtbank het gevorderde bedrag van € 119,08 aan materiële schade toewijzen.
De slotsom is dat de rechtbank de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van in totaal € 2.119,08 en de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren.
Hierbij zal de rechtbank voorts de wettelijke rente toewijzen vanaf 5 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening nu vaststaat dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Het voorgaande brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Aangezien verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het primair ten laste gelegde feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.119,08, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover, met ingang van 5 december 2016, tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [stiefkind].

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
zware mishandeling;
verklaart het bewezen verklaarde en verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [stiefkind] een bedrag van
€ 2.119,08, bestaande uit € 119,08 aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 december 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 2.119,08, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 december 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening ten behoeve van [stiefkind];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
31 (eenendertig) dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.K. Spros, voorzitter,
mr. M.P.M. Loos, rechter,
mr. P. Figge, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Velden en MSc. W. Remijn, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 september 2019.
Mr. P. Figge, jongste rechter, en mr. M. van der Velden, griffier, zijn niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016341023, van de politie eenheid Den Haag, dienst nationale recherche (DH), afdeling thematische opsporing (DH), team zeden (DH), met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 155).
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 49-50.
3.Proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige], p. 56-58.
4.Een geschrift, te weten een brief ‘Spoedeisende Hulp’ aangaande [stiefkind], opgesteld door [SEH-arts] d.d. 26 januari 2017, p. 67-68.
5.Een geschrift, te weten de geneeskundige verklaring van 4 januari 2017, opgemaakt door [kinderuroloog], kinderuroloog, p. 71.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 73, met fotobijlagen, p. 80.
7.Proces-verbaal van aangifte door [aangever], namens [stiefkind], p. 17.
8.Proces-verbaal van verdenking, p. 45-46.
9.Proces-verbaal van verdachtenverhoor, p. 115 en 118.
10.NFI-Rapport ‘Medisch-forensisch onderzoek bij een 13 maanden oude jongen met penisletsel’ van 27 maart 2017, opgesteld door dr. H.G.T. Nijs, p. 89-102.
11.NFI-Rapport ‘Medisch-forensisch onderzoek bij een 13 maanden oude jongen met penisletsel’ van 27 maart 2017, opgesteld door dr. H.G.T. Nijs, p. 97.
12.NFI-Rapport ‘Medisch-forensisch onderzoek bij een 13 maanden oude jongen met penisletsel’ van 27 maart 2017, opgesteld door dr. H.G.T. Nijs, p. 98 en 99.
13.NFI-Rapport ‘Medisch-forensisch onderzoek bij een 13 maanden oude jongen met penisletsel’ van 27 maart 2017, opgesteld door dr. H.G.T. Nijs, p. 101.
14.NFI-Rapport ‘Medisch-forensisch onderzoek (II) bij een 13 maanden oude jongen met penisletsel’ van 8 mei 2018, opgesteld door dr. H.G.T. Nijs.
15.NFI-Rapport ‘Medisch-forensisch onderzoek (II) bij een 13 maanden oude jongen met penisletsel’ van 8 mei 2018, opgesteld door dr. H.G.T. Nijs, p. 4.
16.NFI-Rapport ‘Medisch-forensisch onderzoek (II) bij een 13 maanden oude jongen met penisletsel’ van 8 mei 2018, opgesteld door dr. H.G.T. Nijs, p. 4.
17.NFI-Rapport ‘Medisch-forensisch onderzoek (II) bij een 13 maanden oude jongen met penisletsel’ van 8 mei 2018, opgesteld door dr. H.G.T. Nijs, p. 5.
18.De verklaring van de deskundige dr. H.G.T. Nijs, afgelegd ter terechtzitting van 5 september 2019.