3.4De beoordeling van de tenlastelegging
[naam 1] heeft verklaard dat hij op 10 april 2019 op school, te weten het [school] te Rijswijk, iets te eten wilde kopen bij een kraampje. Op school was op dat moment een cultureel festival aan de gang in verband met het 60-jarig bestaan van de school. Achter het kraampje stond een jongen die, voor het gevoel van [naam 1] , iets te lang naar hem bleef kijken. Hierop maakte [naam 1] een opmerking, waarop de jongen achter de kraam, zijnde de verdachte, zei dat hij [naam 1] na schooltijd in het bos zou zien. Toen [naam 1] rond 15.45 uur via het Kruisvaarderspark naar huis wilde gaan, werd hij aldaar opgewacht door de verdachte en een 20-tal andere jongeren. Er ontstond een gevecht tussen [naam 1] en de verdachte, maar zij werden gestoord door een docent die naar hen schreeuwde. Nadat de docent weg was gegaan, ging het gevecht verderop in het park verder. Toen [naam 1] de verdachte in een houdgreep had en hem een paar klappen had gegeven, stond hij op en wilde hij weggaan. Hij hoorde vervolgens achter zich voetstappen rennend op hem afkomen. Toen hij zich omdraaide voelde hij een heel raar gevoel met ademhalen. [naam 1] deed zijn vest uit, zag veel bloed, deed zijn t-shirt uit en zag een gat. Hij raakte hierop in paniek. Vervolgens werd er eerste hulp aan hem verleend door twee meisjes. Zij drukten de wond dicht.
Meerdere politieambtenaren kwamen snel ter plaatse en troffen [naam 1] aan met een verticale wond van ongeveer 5 centimeter, op de rechterzijde van zijn ribbenkast, rechts onder zijn hart. Ze verleenden eerste hulp en er werd een chest-seal op de wond bevestigd. Vervolgens is de medische zorg door de ambulance verpleegkundigen overgenomen en [naam 1] met spoed naar het ziekenhuis vervoerd, alwaar hij is geopereerd en opgenomen op de afdeling Intensive Care. [naam 1] was erg angstig en vroeg aan de politieambtenaren of hij dood zou gaan.
Blijkens de medische informatie was er sprake van een steekwond aan de voorzijde van de thorax en is [naam 1] geopereerd waarbij longletsel, een diafragma ruptuur en een arteriële bloeding zijn verzorgd. De geschatte genezingsduur is 1 tot 3 maanden.
Terwijl de politieambtenaren eerste hulp verleenden aan [naam 1] , meldde zich een tweede slachtoffer. Deze jongen, [naam 2] , vertelde in zijn zij te zijn gestoken, net boven zijn heup.[naam 2] heeft verklaard dat hij op 10 april 2019 omstreeks 15.30 uur in het Kruisvaarderspark te Rijswijk was en dat hij een groep jongens zag. Hij was nieuwsgierig en ging kijken wat er gebeurde. Hij zag dat twee jongens aan het vechten waren. Hij herkende de jongens, omdat die bij hem op school zitten. Het gevecht stopte toen een docent iets riep. Vervolgens ging hij verder het park in. Hij zag dat een stukje verderop de twee jongens weer met elkaar op de vuist gingen. Hij zag dat een van de twee vervolgens iets probeerde uit zijn jas te halen en zag dat omstanders probeerden te voorkomen dat hij iets pakte.
Hij zag dat de verdachte een klapmes, geel of oranjekleurig, had gepakt, hiermee zwaaiende bewegingen maakte terwijl hij naar de andere jongen, [naam 1] ), liep. Hierdoor schoot het lemmet tevoorschijn. Hij zag dat de verdachte vervolgens het mes naast zijn been hield terwijl hij op [naam 1] afliep.
[naam 2] zag dat de verdachte [naam 1] stak met het mes in een zijwaartse beweging van rechts naar links, waarbij de verdachte het mes in zijn rechtervuist vasthield, met de duimzijde naar links en het lemmet ook.
[naam 2] trok de verdachte aan zijn linker kraag en probeerde hem weg te trekken bij [naam 1] . De verdachte zwaaide met het mes naar [naam 2] en deze werd geraakt door het mes. Hij voelde direct pijn, voelde aan zijn rechterheup en zag bloed op zijn handen.
Het mes was door de jas, trui en het shirt van [naam 2] heen gegaan. Het betrof een snee van ongeveer 3 centimeter.
Blijkens de medische informatie was er sprake van een snijverwonding, die is gehecht met één 4.0 hechting, die na 10 dagen door de huisarts verwijderd mag worden.
Op 27 april 2019 heeft een verbalisant [naam 1] thuis bezocht. [naam 1] vertelde dat hij zes dagen in het ziekenhuis had gelegen, dat hij een groot litteken heeft, dat hij alles weer kan, maar rustig aan moet doen met boksen en fitness en dat hij erg boos is op de verdachte. [naam 1] is angstig om weer naar school te gaan omdat hij bang is de verdachte tegen te komen.
Op 27 april 2019 is ook [naam 2] thuis door de verbalisant bezocht. [naam 2] en zijn moeder vertelden dat de wond goed was gedicht. Er resteert een klein litteken. Wel vertoont [naam 2] angstig gedrag, hij is minder buiten dan voor het gebeurde en mijdt groepen.
Diverse getuigen hebben een verklaring afgelegd. De rechtbank heeft alle verklaringen meegewogen, maar acht de verklaringen van [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] het meest redengevend.
[naam 3] heeft verklaard dat [naam 1] op school ruzie kreeg met een andere jongen en dat er was afgesproken om elkaar na schooltijd te treffen in het bos, zijnde het Kruisvaarderspark. Na schooltijd, om 15.30 uur, liep [naam 3] samen met [naam 1] en [naam 6] richting het park om naar huis te gaan. Zij kwamen een grote groep jongens tegen. [naam 1] en de jongen waar hij eerder die dag al ruzie mee had, gingen vechten. Nadat een docent had geroepen dat de jongens uit elkaar moesten, liepen de jongens verder het park in en vochten zij verder.
[naam 3] trok [naam 1] van de andere jongen af en zij wilden weggaan. Op dat moment zag [naam 3] dat de andere jongen op [naam 1] afrende en iets deed. Daarna zag hij alleen maar bloed op het shirt van [naam 1] . Hij zag dat de jongen een bebloed mes vasthield en dat de jongen wegrende. Hij riep meteen tegen [naam 6] dat hij een ambulance moest bellen. Twee meisjes verleenden eerste hulp bij [naam 1] . Hij zag dat [naam 2] ook gewond was aan zijn heup.
[naam 4] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat [naam 1] en [verdachte] , de verdachte, elkaar vol spanning hadden aangekeken op school en dat zij het Kruisvaarderspark in gingen. Hij zag dat [naam 1] en de verdachte gingen vechten. Nadat zij van elkaar werden getrokken, zag hij dat [naam 1] een stap naar achteren deed en hoorde hij [naam 1] zeggen dat hij naar huis ging. [naam 4] hoorde de verdachte boos schreeuwen “je vecht als een pussy, je gooit me op de grond. Dat noem ik geen vechten”. [naam 1] liep naar zijn jas en de verdachte ook.
[naam 4] zag vervolgens dat de verdachte zich omdraaide en dat hij toen een mes vast had, dit openklapte en met dit mes op [naam 1] afstormde die op dat moment zijn jas aandeed.
De verdachte werd door meerdere personen tegengehouden maar zag toch kans om bij [naam 1] te komen. De verdachte had het mes in zijn rechterhand en was aan het zwaaien met het mes. [naam 4] probeerde met twee andere jongens de verdachte naar achteren te trekken. De verdachte zwaaide een aantal keren met het mes en maakte een aantal steekbewegingen naar [naam 1] . Op een gegeven moment rende de verdachte weg en bleek [naam 1] flink te bloeden. Hij was op de rechterzijde van zijn borst geraakt met het mes. Een tweede jongen bleek ook gewond te zijn. Hij bloedde aan zijn linkerheup. Dit was een van de jongens met wie [naam 4] had geprobeerd de verdachte bij [naam 1] weg te houden. [naam 4] hoorde dat hij [naam 2] heette.
[naam 5] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat de verdachte, die hij de kleine jongen noemt, en [naam 1] , die hij de Marokkaan noemt, aan het vechten waren, en dat ze uit elkaar werden getrokken. Ze stonden op 1,5 meter van elkaar toen de verdachte opeens een mes had en [naam 1] in zijn borstkas heeft gestoken. Er kwam veel bloed uit.
Op 10 april 2019 omstreeks 19.10 uur heeft de verdachte zich samen met zijn ouders gemeld op politiebureau Laak te Den Haag en is de verdachte aangehouden als verdachte van poging doodslag en zware mishandeling.
Na in zijn eerste twee verklaringen bij de politie te hebben gezwegen, heeft de verdachte in zijn derde verklaring verklaard dat hij op school achter een kraampje stond met eten en dat een jongen eten wilde pakken zonder strippenkaart. Hierop sprak hij de jongen aan en keken zij elkaar strak aan. Hierop zei de jongen tegen hem: “Kom naar buiten dan, we gaan alleen praten.” Omdat het hek van de school was gesloten konden zij niet naar buiten. Pas toen de school uit ging konden zij de school verlaten. Hij ging met zijn vrienden weg door het park. Hij werd toen ineens in een houdgreep gepakt en kreeg meerdere vuistslagen in zijn gezicht. Toen hij de kans kreeg om weg te rennen ging hij er van door. Hij was bij een vriend achterop een scooter gestapt. Vervolgens reden ze weer terug om zijn fiets op te halen, hij stapte van de scooter af en werd direct weer door de andere jongen aangevallen. Dit was de jongen die eerder bij het kraampje was. Hij kreeg de hele tijd stoten van de jongen die hem had gevloerd en wederom in een houdgreep hield. Daardoor kon de verdachte niets doen. De jongen gaf de verdachte steeds vuisten en bonkte zijn hoofd tegen de grond. Toen hij de kans zag stond hij op en haalde hij zijn mes uit zijn jaszak en draaide zich naar de jongen om. De jongen was al naar achteren gelopen, maar toen de jongen het mes zag begon hij de verdachte weer aan te vallen. De jongen trapte hem en de verdachte begon met het mes te zwaaien. Hij heeft toen de jongen met het mes geraakt, maar wist dit niet. Toen hij bloed zag rende hij weg.
De verdachte verklaarde dat er twee momenten van vechten zijn geweest, dat hij bang was en de eerste keer kon wegrennen, maar dat dit de tweede keer niet lukte. De verdachte heeft verklaard dat de jongen hem vuisten en knietjes gaf en dat hij zelf ook probeerde klappen te geven, maar dat deze niet raak waren. Hij kon niet weg, omdat zijn fiets er nog stond.
De verdachte verklaarde dat hij zijn jas uittrok om te kijken naar een scheur in zijn jas en dat de andere jongen hem toen weer aanviel.
De verdachte heeft verklaard dat hij ging schelden toen hij het mes al had getrokken en dat de jongen toen gelijk naar hem toekwam en hem trapte. De verdachte wilde de jongen bang maken door het mes te laten zien en te schelden.
De verdachte heeft voorts verklaard dat hij het mes niet op [naam 2] heeft gericht, maar dat die er tussen sprong.
Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij tijdens het tweede gevecht op de grond lag, dat [naam 1] hem in de houdgreep hield en hem klappen gaf. Op een gegeven moment ging [naam 1] van hem af, waarna hij opstond en naar zijn jas liep, die op ongeveer 1,5 meter lag, en zijn mes pakte. De verdachte heeft verklaard het mes te hebben gepakt omdat hij bang was en dacht dat hij nog meer klappen zou krijgen van [naam 1] . Hij dacht dat [naam 1] zou schrikken van het mes en zou wegrennen, maar toen hij het mes had gepakt, kwam [naam 1]
- die al was weggelopen - weer op hem aflopen. De verdachte heeft verklaard het mes in zijn linkerhand te hebben gehad en ermee te hebben gezwaaid van binnen naar buiten en toen kennelijk [naam 1] en ook [naam 2] te hebben geraakt.
De verdachte verklaart niet te hebben geweten dat hij [naam 1] had geraakt, maar te zijn weggerend toen hij hoorde dat [naam 1] bloed had.
Dat hij [naam 2] had geraakt toen die ertussen sprong, hoorde hij van [naam 2] zelf, waarna hij zijn excuses heeft aangeboden. [naam 2] had gezegd dat het oké was.
Ter zitting heeft de verdachte zijn excuses aangeboden aan [naam 1] , die deze excuses ook heeft geaccepteerd.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank is van oordeel dat op grond van vorenstaande bewijsmiddelen, in samenhang bezien met de overige verklaringen in het dossier, niet kan worden vastgesteld dat de verdachte opzet heeft gehad op de dood van [naam 1] , ook niet in de vorm van voorwaardelijk opzet. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zich op enig moment heeft gerealiseerd dat [naam 1] zou kunnen komen te overlijden. De verdachte wordt daarom van feit 1 primair vrijgesproken.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [naam 1] . De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier zwaar lichamelijk letsel van het slachtoffer – aanwezig is indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg door zijn handelen zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De verdachte heeft [naam 1] met een mes in zijn borst gestoken, een kwetsbaar deel van het lichaam waarin zich veel vitale organen, zoals het hart en de longen bevinden. Door de steekwond is ook letsel aan één van de longen van [naam 1] ontstaan. Door zo te handelen heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [naam 1] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Het opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wordt dan ook bewezen verklaard. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het handelen van de verdachte als poging tot zware mishandeling kan worden gekwalificeerd en acht feit 1 subsidiair wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen, in samenhang bezien met de overige verklaringen in het dossier, is de rechtbank ook van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte opzet heeft gehad op de dood van [naam 2] , ook niet in de vorm van voorwaardelijk opzet. De verdachte wordt dan ook van feit 2 primair vrijgesproken.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [naam 2] . De rechtbank stelt voorop dat, zoals hiervoor al weergegeven, voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg
– zoals hier zwaar lichamelijk letsel van het slachtoffer – aanwezig is indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg door zijn handelen zal intreden.
Dit is, naar het oordeel van de rechtbank, niet het geval. Uit het dossier blijkt dat [naam 2] op enig moment tussen twee vechtende jongens in is gaan staan, waarvan er één een mes in zijn hand had. Tijdens de zwaaiende bewegingen die de verdachte met dit mes maakte is
[naam 2] geraakt. Van enige vorm van opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de verdachte is de rechtbank niet gebleken. De verdachte wordt dan ook van feit 2 subsidiair vrijgesproken.
Wel is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [naam 2] ten laste gelegd onder feit 2 meer subsidiair. Immers
[naam 2] is door het handelen van de verdachte gewond geraakt aan zijn heup.