ECLI:NL:RBDHA:2020:10152

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2020
Publicatiedatum
9 oktober 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 7175
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke openbaarmaking van documenten op basis van de Wob met betrekking tot dierenwelzijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Veehouderij [eiser] en het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (verweerder). Het geschil betreft de gedeeltelijke openbaarmaking van documenten op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) naar aanleiding van een informatieverzoek van RTL Nieuws. Verweerder heeft op 29 oktober 2018 besloten om de gevraagde documenten gedeeltelijk openbaar te maken, maar eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Het bestreden besluit van 2 oktober 2019, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, leidde tot beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het geschil zich toespitst op de vraag of de nog leesbare informatie in de openbaar te maken stukken zonder onevenredige inspanning herleidbaar is tot eiser of zijn (voormalige) bedrijf. Verweerder heeft het belang van openbaarmaking benadrukt, met name in het kader van dierenwelzijn, en de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ongegrond is. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiser onvoldoende onderbouwd heeft waarom bepaalde informatie niet openbaar gemaakt zou mogen worden.

De rechtbank heeft de stukken van eiser, die hij op 4 september 2020 heeft ingediend, buiten beschouwing gelaten omdat deze niet tijdig waren overgelegd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overige informatie niet herleidbaar is tot eiser of zijn bedrijf en heeft de beslissing van verweerder om de documenten gedeeltelijk openbaar te maken bevestigd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/7175

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2020 in de zaak tussen

Veehouderij [eiser] , te [vestigingsplaats] , eiser,

en

ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. A. van Straaten).

Procesverloop

Bij besluit van 29 oktober 2018 (besluit deel III, het primaire besluit) heeft verweerder naar aanleiding van een informatieverzoek van RTL Nieuws (hierna: de derde) betreffende dierenwelzijn aan eiser meegedeeld dat besloten is de gevraagde documenten gedeeltelijk openbaar te maken. Bij het primaire besluit zijn een geanonimiseerd afschrift van het besluit en de op eiser betrekking hebbende, deels zwart (onleesbaar) gemaakte, openbaar te maken documenten gevoegd.
Bij besluit van 2 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser (als belanghebbende bij het primaire besluit) ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De derde die het informatieverzoek heeft gedaan heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om als partij aan deze procedures deel te nemen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen bij uitspraak van 24 februari 2020 (procedurenummer 19/7167). Het bestreden besluit van
2 oktober 2019 wordt geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de uitspraak op het beroep.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2020.
Partijen zijn door middel van een skype-verbinding gehoord.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij het primaire besluit heeft verweerder naar aanleiding van een informatieverzoek van de derde betreffende dierenwelzijn aan eiser meegedeeld dat besloten is de gevraagde documenten gedeeltelijk openbaar te maken. Verweerder heeft toepassing gegeven aan artikel 6, vijfde lid, van de Wob teneinde belanghebbenden in de gelegenheid te stellen feitelijke openbaarmaking tegen te gaan. De termijn die belanghebbenden daarbij was gegund bedroeg vier weken. Eerder heeft verweerder met de besluiten van 18 november 2016 (deel I) en 15 december 2016 (deel II) documenten openbaar gemaakt die op andere belanghebbenden dan eiser betrekking hebben. Met besluit deel III, dat mede op eiser ziet, wordt het Wob-verzoek geacht te zijn afgerond. Bij het primaire besluit zijn een geanonimiseerd afschrift van het besluit en de op eiser betrekking hebbende - deels zwart (onleesbaar) gemaakte - documenten gevoegd.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij uitspraak van
24 februari 2019 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het in dit kader gedane verzoek om een voorlopige voorziening van eiser toegewezen, in die zin dat het primaire besluit wordt geschorst tot twee weken na de bekendmaking van het besluit op beroep.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond
verklaard. Verweerder heeft de documenten benoemd waarvan het voornemen bestaat om deze gedeeltelijk openbaar te maken. Verweerder acht het niet aannemelijk dat de nog leesbare/zichtbare informatie in de openbaar te maken stukken en de in de documenten opgenomen foto’s zelfstandig of in de context van het document of de andere documenten, zonder onevenredige inspanning, voor een ieder herleidbaar (kunnen) zijn tot eiser of zijn (voormalige) bedrijf.
De rechtbank heeft op 7 januari 2020 een beslissing genomen op het verzoek van
verweerder om toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Beperkte kennisneming is gerechtvaardigd geacht voor enkele stukken, waarin persoonsgegevens zijn opgenomen. Voor de overige door verweerder op 22 november 2019 overgelegde stukken wordt het verzoek afgewezen, omdat deze stukken al bij eiser bekend worden geacht en de derde geen partij is in onderhavige procedure.
Eiser heeft toestemming gegeven als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen bij uitspraak van 24 februari 2020 (procedurenummer 19/7167). Het bestreden besluit van
2 oktober 2019 wordt geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de uitspraak op het beroep.
De rechtbank heeft gezien de uitspraak van de voorzieningenrechter eiser bij brief van 25 februari 2020 verzocht om de gronden van beroep te verduidelijken. Daarbij is eiser in de gelegenheid gesteld om van de set stukken met de zwart gemaakte delen, die aan eiser is toegezonden bij het primaire besluit van 29 oktober 2018, per pagina en per foto aan te geven welke informatie precies tot hem of zijn bedrijf herleidbaar is en waarom.
Eiser heeft van deze gelegenheid geen (tijdig) gebruik gemaakt terwijl hem tot drie maal toe uitstel was verleend.
Beoordeling
2 De rechtbank stelt vast dat het geschil zich toespitst op de vraag of de nog leesbare/zichtbare informatie in de openbaar te maken stukken en de daarin opgenomen foto’s zelfstandig of in de context van het document of de andere documenten, zonder onevenredige inspanning, voor een ieder herleidbaar (kunnen) zijn tot eiser of zijn (voormalige) bedrijf.
Eiser heeft op 4 september 2020 bij de rechtbank stukken afgeleverd waarop hij aangegeven heeft welke informatie niet openbaar gemaakt mag worden. Vanwege strijd met de goede procesorde heeft de rechtbank diezelfde dag ter zitting laten weten de stukken niet mee te nemen bij haar beoordeling. Het betoog van eiser dat hij de stukken niet eerder heeft kunnen overleggen vanwege de gevolgen van de ziekte van Lyme is door eiser niet voldoende onderbouwd. Daarbij merkt de rechtbank op dat eiser al sinds de uitspraak van de voorzieningenrechter wist of had kunnen weten hoe hij zijn beroepsgronden ter onderbouwing van zijn standpunt had kunnen aanvullen. Uit het dossier blijkt ook dat eiser veelvuldig termijnen negeert.
Aangezien de stukken van 4 september 2020 buiten beschouwing gelaten worden blijft alleen een e-mail van 14 februari 2020 van eiser over. Daarin heeft hij aangevoerd dat in document 360E op een door hem aangegeven pagina informatie staat die tot hem te herleiden is.
Zoals door verweerder in het aanvullende verweerschrift van 4 augustus 2020 is opgemerkt zijn de persoonsgegevens van eiser en zijn curator in document 360E zwart gemaakt. De overige informatie is niet herleidbaar tot eiser of zijn (voormalige) bedrijf. Eiser heeft zijn angst dat in de openbaar te maken stukken informatie staat waardoor dierenrechtenactivisten weten dat het om eiser en zijn (voormalige) bedrijf gaat gelet op het vorenstaande onvoldoende concreet gemaakt.
3 Verweerder heeft daartegenover gewezen op het belang bij het openbaar maken op grond van de Wob. Het recht op openbaarmaking op grond van de Wob dient het publieke belang van een goede democratische bestuursvoering. Het onderwerp dierenwelzijn is een actueel relevant onderwerp en verweerder acht het van groot belang zo transparant mogelijk te zijn in de uitvoering van haar toezichthoudende taken.
4 Het beroep is ongegrond.
5 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hoger beroepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.