ECLI:NL:RBDHA:2020:10190

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
12 oktober 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5911
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.W. van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag lening bedrijfskapitaal op basis van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers, die een lening bedrijfskapitaal hadden aangevraagd op basis van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). De aanvraag was eerder op 3 augustus 2020 afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, en na herziening op 19 augustus 2020 opnieuw afgewezen. Verzoekers stelden dat zij door de coronacrisis financiële problemen ondervonden en dat zij de lening nodig hadden om een boekhouder in te huren en een verzekering af te sluiten.

De voorzieningenrechter heeft beoordeeld of er sprake was van een spoedeisend belang en of verzoekers voldeden aan de voorwaarden voor de lening. De rechter oordeelde dat verzoekers niet konden aantonen dat zij in een situatie verkeerden waarin zij niet meer konden voldoen aan hun financiële verplichtingen, zoals vereist door artikel 10 van de Tozo. De voorzieningenrechter concludeerde dat de aangevraagde lening niet bedoeld was voor toekomstige verplichtingen, maar voor lopende verplichtingen, en dat verzoekers daarom niet in aanmerking kwamen voor de lening.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5911
uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 oktober 2020 op het verzoek om een voorlopige voorziening van
[verzoeker](verzoeker) en
[verzoekster](verzoekster), te [woonplaats] , verzoekers
(gemachtigde: mr. E.S. Träger),
tegen
het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder
(gemachtigde: V. Brand).

Procesverloop

Bij besluit van 3 augustus 2020 heeft verweerder de aanvraag van verzoekers van 28 mei 2020 voor een lening bedrijfskapitaal in gevolge de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) afgewezen.
Bij besluit van 19 augustus 2020 heeft verweerder het besluit van 3 augustus 2020 herzien en ingetrokken en de aanvraag van verzoekers wederom afgewezen. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat verzoekers geen recht hebben op een lening bedrijfskrediet op grond van de Tozo.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar ingesteld. Ze hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2020 via een Skype (video)verbinding. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Voordat kan worden overgegaan tot een inhoudelijke behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening, moet de voorzieningenrechter beoordelen of sprake is van een voldoende spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben verzoekers voldoende aannemelijk gemaakt dat een spoedeisend belang aanwezig is gelet op de aanwezige financiële verplichtingen en beperkte financiële middelen (Tozo uitkering levensonderhoud).
3. Verzoeker is eigenaar van het bedrijf [naam bedrijf] . Op 17 maart 2020 hebben verzoekers een Tozo-uitkering (fase 1) aangevraagd en op 11 juni 2020 een Tozo-uitkering (fase 2). Bij besluiten van 21 april 2020 en 24 juni 2020 heeft verweerder een voorschot toegekend voor de Tozo-uitkering levensonderhoud. Deze besluitvorming staat hier niet ter discussie.
4. Op 28 mei 2020 hebben verzoekers een lening bedrijfskapitaal ingevolge de Tozo aangevraagd. Bij besluit van 3 augustus 2020 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen omdat verzoekers niet voldeden aan het urencriterium. Naar aanleiding van een (informeel) verzoek tot herziening heeft verweerder op 19 augustus 2020 een nieuw besluit genomen en de aanvraag opnieuw afgewezen. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat in het geval van verzoekers geen sprake is van een inkomensachteruitgang danwel omzetverlies door de coronacrisis. Daarbij komt volgens verweerder dat verzoekers een lening bedrijfskapitaal voor toekomstige financiële verplichtingen aanvragen en daar is de Tozo niet voor bedoeld.
5. Verzoekers voeren aan dat verweerder hun aanvraag ten onrechte vol heeft getoetst terwijl de in de Handreiking Tozo een lichte toets wordt voorgeschreven. Daarnaast stelt verzoeker wel schade te hebben geleden door de coronacrisis. Hij is werkzaam op basis van no-cure-no-pay. Hierdoor heeft hij alleen omzet als zijn cliënt aan het einde van de procedure in het gelijk is gesteld. Vanwege corona hebben bestuursorganen, de rechtbank en de Centrale Raad van Beroep enige tijd stil gelegen, waardoor er op een later tijdstip wordt besloten of een uitspraak wordt gedaan. Verzoekers willen de lening bedrijfskapitaal gebruiken om een boekhouder in te huren om de belastingaangifte over 2019 te doen en om een beroeps- en bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
6.1
Artikel 10, eerste lid van de Tozo luidt als volgt:
“Bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal kan worden verleend aan de zelfstandige die schriftelijk verklaart en aannemelijk maakt dat hij als gevolg van de crisis in verband met COVID-19 over onvoldoende direct beschikbare geldmiddelen beschikt om aan de financiële verplichtingen verbonden aan diens bedrijf of zelfstandig beroep te kunnen voldoen.”
6.2
Los van de vraag of en zo ja welk deel van de liquiditeitsproblemen van verzoekers aan COVID-19 te wijten zijn en welke toets daarbij moet worden gehanteerd, komen verzoekers niet in aanmerking voor de door hen aangevraagde lening bedrijfskapitaal van € 10.157,-. Uit artikel 10, eerste lid, van de Tozo blijkt dat er een situatie moet zijn waarin de aanvrager over onvoldoende direct beschikbare geldmiddelen beschikt om aan de financiële verplichtingen verbonden aan diens bedrijf of zelfstandig beroep te kunnen voldoen. De voorzieningenrechter begrijpt artikel 10 van de Tozo zo dat sprake moet van een situatie waarin de aanvrager niet meer kan voldoen aan zijn
lopendefinanciële verplichtingen. Zij vindt daarvoor steun in de Handreiking Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers (Handreiking) voor gemeenten waarin - zie onder 6.2 van de Handreiking - eveneens is opgenomen dat het moet gaan om lopende financiële verplichtingen. Daarvan is in het geval van verzoekers geen sprake. Verzoekers hebben aangegeven het bedrijfskrediet te willen gebruiken om een boekhouder in te huren voor de belastingaangifte over 2019 en om een beroeps- en bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten. Dit zijn verplichtingen die verzoekers nog aan moeten gaan. Financiële verplichtingen die daaruit voort gaan vloeien vallen naar het oordeel van de voorzieningenrechter buiten het bereik van de Tozo.
6.3
Verweerder heeft de aanvraag van verzoekers om een lening bedrijfskapitaal dan ook terecht afgewezen.
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door [jw.sys.1.tit_zit_vzt] [jw.sys.1.naam_zit_vzt], voorzieningenrechter, in aanwezigheid van [jw.sys.1.tit_zit_grf] [jw.sys.1.naam_zit_grf], griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2020.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.