Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
eisende partij in de hoofdzaak,
gemachtigde: mr. H.H.M. Meijroos,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
gemachtigde: mr. J.M. Krommendijk.
eisende partij in vrijwaring,
gemachtigde: mr. J.M. Krommendijk,
1.Procedure
- de dagvaarding van 22 augustus 2019;
- het bericht van de zijde van Henning van 2 september 2019;
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, tevens conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van antwoord in het incident tot oproeping in vrijwaring;
- het bericht van de zijde Henning van 6 juli 2020.
- de dagvaarding van 9 januari 2020 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties.
2.Feiten
Verzekerde gegevens:Polisnummer: AUV20058900- De kosten van de begrafenis of crematie zullen worden vergoed tot een bedrag van maximaal € 2.739,00
Uitkering uitvaartpolis(sen)-7.704,43*Creditnota € -1723,23
De Uitvaartverzorger staat niet in voor betaling van enig bedrag door deze verzekeringsmaatschappij(en). Niet of niet volledige betaling door de verzekeringsmaatschappij(en) schort de betalingsverplichting van de Opdrachtgever jegens de Uitvaartverzorger niet op.
Hierbij ontvangt u de polis(sen) en akte van overlijden van Dhr. [erflater 1]
Verklaart dat bovenstaande polis niet in haar bezit is en dat haar niet bekend is waar deze polis zich bevindt. Ondergetekende verzoekt om uitbetaling zonder overlegging van de oorspronkelijke polis. Voorts verklaart ondergetekende, aansprakelijk te zijn voor alle schade voortvloeiende uit het feit, dat een derde, houder van de polis(sen), op wettige wijze rechten mocht geldend maken, terwijl ondergetekende zich verbindt om, zodra de oorspronkelijke polis(sen) alsnog in haar bezit mocht geraken, deze terstond toe te zenden aan de verzekeringsmaatschappij als hierboven genoemd.”
Helaas kunnen wij de waarde van polis LVA8165620X niet naar u uitkeren. Op de polis staat een eerst begunstigde beschreven, de heer [y] , geboren op [geboortedag] 1968.”
Hierdoor geeft ondergetekende [erflater 1] , geboren [geboortedag] 1937 te Scheveningen de wens te kennen dat, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 1 van de Wet op de Lijkbezorging, na zijn overlijden zijn stoffelijk overschot niet wordt begraven of verbrand, doch voor ontleding wordt bestemd en ter beschikking wordt gesteld van het Anatomisch Embryologisch Lab van de Rijksuniversiteit Leiden.”