ECLI:NL:RBDHA:2020:10335

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
09/807267-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging door een groep jongeren tegen een man in het kader van COVID-19 maatregelen

Op 15 oktober 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende openlijke geweldpleging door een groep jongeren tegen een man, aangeduid als aangever, op 25 maart 2020 in 's-Gravenhage. De verdachte, een minderjarige jongen, werd beschuldigd van het deelnemen aan een gewelddadige aanval op de aangever, die om 1,5 meter afstand vroeg in verband met de COVID-19 maatregelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, de aangever had mishandeld door hem te schoppen terwijl hij op de grond lag. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en camerabeelden die de verdachte identificeerden als een van de daders. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest en een deels voorwaardelijke werkstraf. De vordering van de benadeelde partij werd volledig toegewezen, met wettelijke rente, maar het bedrag werd door vieren gedeeld vanwege de jeugdige leeftijd van de verdachte. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die als first offender werd beschouwd en positieve vooruitzichten had voor de toekomst.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Parketnummer 09/807267-20
Datum uitspraak 15 oktober 2020
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2004,
[adres] ,
advocaat: mr. B. Kuppens te Den Haag.

1.Het onderzoek op de zitting

Het onderzoek is gehouden op de zitting van 1 oktober 2020.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 maart 2020 te 's-Gravenhage, openlijk, te weten op/aan de openbare weg bij de onderdoorgang van de brug genaamd "Pons Romanus" en/of onder/nabij de Sweeruslaan en/of De Laan van Wateringseveld, in elk geval op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever] , door tezamen en in vereniging met een of meer
medeverdachte(n):
- zeer dicht tegen [aangever] aan te gaan staan (met het gezicht vlakbij het gezicht van [aangever] ) terwijl
een afstand van 1,50 meter tussen twee personen verplicht was gesteld ter bestrijding van de
verspreiding van het COVID-19 coronavirus en/of
- te slaan en/of te stompen tegen het hoofd en/of het bovenlichaam van [aangever]
- ( nadat [aangever] tijdens zijn vlucht gevallen was) terwijl [aangever] op de grond lag, (meermalen) te
slaan en/of te stompen en/of (meermalen) te schoppen tegen het hoofd van [aangever] en/of tegen de
handen van [aangever] (die [aangever] rond zijn hoofd hield ter bescherming) en/of tegen het lichaam
van [aangever] .

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie, mr. C.A.M. Eijgenraam, heeft geëist dat de rechtbank de openlijke geweldpleging bewezen zal verklaren. Zij heeft hierbij aangegeven dat zij het eerste gedachtestreepje van de tenlastelegging (het zeer dicht tegen aangever aan gaan staan (met het gezicht vlakbij het gezicht van aangever) terwijl een afstand van 1,50 meter tussen twee personen verplicht was gesteld ter bestrijding van de verspreiding van het COVID-19 coronavirus,) niet bewezen acht, omdat dit geen geweldshandeling betreft.
De officier van justitie vindt dat ook niet bewezen kan worden dat aangever, terwijl hij op de grond lag, naast het schoppen, ook geslagen en/of gestompt werd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte degene is die in de beschrijving van de camerabeelden van de openlijke geweldpleging is aangeduid als verdachte 8. Meerdere verbalisanten hebben de beelden diverse malen bekeken en beschreven hoe de verdachte 8 eruit zag en wat zijn geweldshandelingen zijn geweest.
Volgens de officier van justitie is op de camerabeelden van de Keukenhoflaan te zien dat de verdachte voorovergebogen staat en een kleine beweging met zijn voeten maakt, waarna de medeverdachten aangever schoppen. De verdachte gaat vervolgens rechtop staan en loopt weg. Niet is te zien dat iemand van de verdachten zich significant anders opstelt dan de anderen.
De officier van justitie geeft aan dat de verdachte er nog bijstaat terwijl het geweld gaande is en dat hij op dat moment dus nog deel uitmaakte van de groep.
Al met al bestaat er, aldus de officier van justitie, bij haar geen twijfel dat de verdachte verdachte 8 is en heeft zij ook geen twijfel over zijn aandeel in het geweld.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft vrijspraak van de openlijke geweldpleging bepleit, nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte een significante bijdrage aan het openlijk geweld heeft geleverd. De verdachte heeft steeds verklaard juist twee van de medeverdachten van aangever te hebben weggetrokken. Het enige objectieve bewijs in het dossier wordt gevormd door de beelden. Die zijn van relatief grote afstand genomen en het hele incident is slechts in de eerste 3 seconden van de beelden genaamd “Keukenhoflaan [nummer] , nummer 2“ te zien. In deze 3 seconden is te zien dat de verdachte de twee jongens die naast hem staan vast heeft en dat hij zelf achteruit loopt en niet, zoals verbalisanten relateren, dat de verdachte aangever schopt. Na de 3 seconden rennen de verdachte en de anderen weg.
Dat is niet de meest verstandige optie geweest van de verdachte, maar wel begrijpelijk in deze situatie. Het wegrennen betekent volgens de advocaat echter niet, dat de verdachte een aandeel in het geweld heeft gehad. Dat het stoppen van het geweld door de verdachte niet succesvol is geweest, is ook geen vereiste.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging. [1]
Op 25 maart 2020 is [aangever] (verder: aangever) om 15.21 uur bij de onderdoorgang van de brug “Pons Romanus” (ook wel “Romeinenbrug” genoemd) bij de Laan van Wateringseveld te Den Haag mishandeld door een grote groep jongens.
Aangever liep daar die dag omstreeks 15.00 uur samen met zijn vriendin toen een grote groep jongens hen de doorgang blokkeerden. Omdat op dat moment ter bestrijding van het coronavirus een afstand van 1,5 meter tussen twee personen verplicht was, vroeg aangever aan de jongens om meer afstand te bewaren, zodat hij samen met zijn vriendin langs kon lopen. Zijn vriendin heeft kanker en behoort tot de risicogroep.
Op het moment dat aan aangever en zijn vriendin ruimte werd gegeven en zij de groep wilden passeren, liepen een paar jongens ineens toch weer naar hen toe. Aangever vroeg nogmaals aan de jongens of ze 1,5 meter afstand wilden bewaren en vroeg of hij de politie moest bellen om veilig door te kunnen. Vervolgens kwam een van de jongens naar aangever toe en ging hij expres heel dicht bij aangever staan. Aangever vond dit heel intimiderend en bedreigend, zeker ook omdat hij bang was voor de besmetting met het coronavirus. Toen de jongen helemaal tegen aangever aan kwam staan, strekte aangever zijn arm uit om de jongen op afstand te houden. Aangever raakte de jongen licht met zijn rechterhand. Daarop werd aangever door deze jongen en bijna onmiddellijk hierna ook door een andere jongen geslagen. Aangever voelde klappen op zijn hoofd en bovenlichaam. Hij kon zich omdraaien en wegrennen richting de onderdoorgang.
Op het moment dat aangever wegrende, merkte hij dat de jongens achter hem aan kwamen rennen. Tijdens het wegrennen viel aangever vlak voor de onderdoorgang op de grond. Toen hij op de grond lag kwamen de jongens om hem heen staan en werd aangever meerdere malen geschopt, vooral op zijn hoofd en bovenlichaam. Aangever bedekte zijn gezicht met zijn handen. Aangever is met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. [2] [3]
Op de eerste hulp van het Haga ziekenhuis is geconstateerd dat aangever een zwelling en een wond op zijn voorhoofd had en dat hij schaafwonden had aan zijn beide handen en rechterknie. Na een CT scan is inwendig letsel uitgesloten. [4] In de informatie van de huisarts van aangever staat onder 16 april 2020 ‘hersenschudding’ vermeld en onder 1 mei 2020 ‘borstkasklachten’. [5]
De vriendin van aangever heeft de verklaring van aangever bevestigd. Zij heeft gezien dat een aantal trappen tegen het hoofd van aangever kwam. [6]
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte betrokken is geweest bij de mishandeling van aangever, ten laste gelegd als openlijke geweldpleging.
Uit het dossier en het verhandelde op de zitting leidt de rechtbank het volgende af.
Getuigen en camerabeelden
Meerdere getuigen hebben de mishandeling gezien. [getuige 1] heeft verklaard dat hij de mishandeling vanaf zijn balkon aan de Keukenhoflaan heeft gezien en dat hij de mishandeling ook heeft gefilmd. Dit filmpje heeft hij met de politie gedeeld. [7] Hij maakte de beelden tussen 15:04 en 15:20 uur. [8]
[getuige 2] bevond zich op 25 maart 2020 omstreeks 15.30 uur in zijn woning aan de Keukenhoflaan en zag dat er op de bankjes vlakbij de Romeinenbrug een groep van ongeveer tien jongeren zat en stond en dat de groep verspreid stond over het looppad. Dat pad loopt langs het water tussen een muur en oeverriet, parallel aan de Santiagosingel. Hij zag dat een man en een vrouw kwamen aanlopen en dat er niet voldoende ruimte was als ze zich moesten houden aan het 1,5 meter beleid. De man moest zich door de groep wurmen om erdoor te kunnen en hij de man hoorde schreeuwen: ‘ik vroeg alleen om voldoende afstand te houden’ of iets dergelijks en dat hij vervolgens zag dat een aantal jongeren van de groep jongens de man van achteren aan vielen en hem stompten. De man probeerde zich te verdedigen en rende weg richting de onderdoorgang bij de Romeinenbrug. Daar kwam de man ten val en zag de getuige dat er minstens vijf jongens tegen de man aanschopten toen hij op de grond lag. Hij zag dat de jongens met kracht schopten. [9]
[getuige 3] heeft kort voor de mishandeling een foto gemaakt van een aantal jongens op en bij een van de bankjes langs het looppad. [10]
De ‘beelden van de Keukenhoflaan voor en na het incident’ die de [getuige 1] heeft
zijn uitgekeken door [verbalisant 1] . Op het eerste deel is volgens de verbalisant te zien dat een groep van elf jongens op een bankje, gelegen aan de Santiagosingel te Den Haag, zit of erbij staat. Zij zijn bezig ballonnen op te blazen met lachgas (printscreen p. 240). [verbalisant 1] beschrijft verdachte 8 als een jongen met een donkere jas met capuchon, met een donkere broek, zwarte schoenen en krullend haar. Op het tweede deel is te zien dat de groep, op één na, achter een man aanrent en ook is te zien dat de verdachten 4, 6, 8 en 10 deze man, die dan op de grond ligt, meerdere malen op het lichaam en hoofd schoppen (printscreens p. 241, 242 en 243). Verdachten 1, 2, 3 en 5 rennen wel met de groep mee, maar gebruiken geen geweld tegen het slachtoffer. Verdachte 7 is op het bankje blijven zitten.
Verdachten 1, 2, 3 en 5 rennen na het incident weg richting de San Franciscosingel en de
verdachten 8 en 10 rennen achter hen aan. Verdachte 6 loopt richting de gasfles en haalt zijn jas en de gasfles op en verdachte 4 doet zijn capuchon op en loopt achter verdachte 6 aan. [11]
Herkenningen door de verbalisanten
[verbalisant 2] heeft de identiteit van verdachte 8 onderzocht en daartoe de beelden van de Keukenhoflaan tijdens het incident bekeken, alsook de beelden van het Charlestonplantsoen zeer kort na het incident. Zij heeft ook kennis genomen van de screenshot van de staande houding van de [medeverdachte 1] 26 maart 2020 omstreeks 22.00 uur. Zij ziet op de beelden dat verdachte 8 tweemaal tegen het lichaam van aangever aanschopt.
[verbalisant 2] herkent de [verdachte] als verdachte 8 aan zijn zwarte jas met capuchon, zijn blauwe capuchon op zijn hoofd, zijn donkere krullende haar, dat op zijn voorhoofd onder zijn capuchon vandaan komt, en aan zijn donkere broek met smalle pijpen. [12]
De wijkagent, [verbalisant 3] , heeft de [verdachte] ook herkend als verdachte 8 op de beelden van de Keukenhoflaan tijdens het incident. Hij zag dat verdachte 8 zwarte schoenen draagt, een blauwe trainingsbroek die getailleerd om zijn benen zit met een licht kleurige bies tot aan zijn knie en een gewatteerde donkerkleurige jas met capuchon. Op de beelden van het Charlestonplantsoen is de verdachte in dezelfde kleding te zien. Hij heeft een onbedekte enkel. [13]
Op 26 maart 2020 omstreeks 22.00 uur werd de verdachte samen met [medeverdachte 1] op de Laan van Wateringseveld gecontroleerd door [verbalisant 4] en [verbalisant 5] .
[verbalisant 5] zette zijn bodycam aan en maakte beelden van de gecontroleerde jongens. Eerder die dag had [verbalisant 5] de beelden van de Keukenhoflaan tijdens het incident bekeken.
[verbalisant 5] herkent de [verdachte] als verdachte 8 aan het donkere haar dat onder zijn capuchon vandaan komt, een donkere broek met aflopend pijpen, blote enkels, zwarte schoenen en een donkere jas met capuchon. [14]
Welke geweldshandelingen zijn waargenomen?
Op 6 juni 2020 heeft [verbalisant 1] nogmaals gerelateerd dat de [verdachte] driemaal door verbalisanten is herkend en dat hij twee keer tegen het lichaam van aangever heeft geschopt. Hij is niet de persoon die de verdachten heeft weggetrokken bij aangever. [15]
Op verzoek van de officier van justitie heeft [verbalisant 6] de beelden van de openlijke geweldpleging op 25 maart 2020 nog eens bekeken en gerelateerd welke handelingen hij de verdachte, die hij heeft herkend als verdachte 8, ten opzichte van aangever heeft zien verrichten. Hij heeft de handelingen van de verdachte letterlijk beschreven:” Ik zag dat [verdachte] als derde bij de verdachte aankwam toen deze op de grond was gevallen. Ik zag dat het beeld van de opname vervolgens korte tijd naar rechts bewoog, waardoor de vier verdachten even uit het beeld verdwenen. Ik zag dat het beeld van de opname vervolgens direct weer naar links draaide waardoor de vier verdachten weer in beeld verschenen. Ik zag dat ze op dit moment om de aangever heen stonden, terwijl deze op de grond lag. Ik zag dat de aangever op de grond lag en dat zijn hoofd richting de camera lag en zijn benen richting de brug.
Ik zag dat [verdachte] , terwijl de aangever op de grond lag, dicht tegen de aangever aan stond. Ik zag dat [verdachte] over de aangever heen gebogen stond. Ik zag [verdachte] met zijn bovenlichaam over de aangever heen hing en dat zijn billen naar achter stonden. Ik zag dat [verdachte] de aangever vervolgens twee maal een trap tegen het lichaam van de aangever gaf. Ik zag dat [verdachte] zijn been bij het geven van de trappen niet ver naar achteren zwiepte. Ik zag dat [verdachte] , nadat hij de twee trappen had gegeven, een aantal stappen naar achteren deed.
Ik zag dat [verdachte] hierop zijn geweld staakte en vervolgens weg liep.” [16]
Verklaring van de verdachte
Bij de politie [17] en ter zitting [18] heeft de verdachte verklaard dat hij en zijn medeverdachten aan de kant gingen toen aangever vroeg of ze opzij wilden gaan, maar dat aangever één van hen een vuistslag gaf en dat zij toen allemaal achter hem aanrenden. De verdachte rende mee omdat hij wilde kijken wat er ging gebeuren. Toen de man viel is hij meerdere malen geschopt, maar verdachte heeft daar niet aan mee gedaan. Hij heeft twee medeverdachten links en rechts van hem weggetrokken en gezegd “laat hem, het is een oude man” en is toen weggerend. De verdachte heeft ter terechtzitting niet nader willen verklaren over deze medeverdachten.
Bij de rechter-commissaris heeft de verdachte verklaard dat hij zijn medeverdachten heeft weggetrokken, maar dat hij daarbij zelf naar voren werd getrokken en dat het dus kan zijn dat hij aangever toen per ongeluk heeft geraakt. [19]
De camerabeelden zijn ter zitting bekeken
Op de zitting zijn de beelden van de Keukenhoflaan bekeken. De beelden van de Keukenhoflaan zijn gemaakt van aanzienlijk afstand. De beelden zijn scherp, waardoor goed is te zien welke handelingen de personen op het filmpje verrichten. Tijdens de zitting zijn de beelden ook vertraagd afgespeeld.
Conclusie
De rechtbank is op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat de verdachte een van de daders van de openlijke geweldpleging op 25 maart 2020 is geweest, namelijk degene die in het onderzoek is aangeduid als verdachte 8.
Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Diverse verbalisanten relateren, na gedegen en herhaald onderzoek van de beschikbare camerabeelden, dat zij de verdachte als verdachte 8 herkennen en dat verdachte 8 [aangever] tweemaal heeft geschopt terwijl deze op de grond lag. [verbalisant 1] en [verbalisant 6] bevestigen de door de verdachte gebruikte geweldshandelingen nogmaals op ambtseed.
De herkenningen door de verbalisanten van de verschillende deelnemers aan het openlijk geweld bij de onderdoorgang zijn voldoende specifiek en daarbij worden onderscheidende persoonskenmerken en onderscheidende gewelds- en andere handelingen beschreven, op grond van camerabeelden die weliswaar van een afstand genomen zijn maar die voldoende scherp zijn en bovendien vertraagd kunnen worden afgespeeld. De rechtbank is aldus van oordeel dat de verbalisanten de herkenningen en de waargenomen geweldshandelingen hebben kunnen baseren op de camerabeelden. Ook overigens heeft de rechtbank geen reden de beschrijvingen in twijfel te trekken. De verdachte was onderdeel van de groep, zoals ook op de beelden te zien is. Hij is meegerend na het eerste geweld tegen aangever en heeft vervolgens ook zelf tegen het lichaam van aangever geschopt toen deze op de grond lag.
De verdachte heeft, naar het oordeel van de rechtbank, dan ook een voldoende significante bijdrage aan het geweld geleverd.
De rechtbank acht de openlijke geweldpleging van [aangever] op 25 maart 2020 te Den Haag wettig en overtuigend bewezen.
Bij openlijke geweldpleging zijn alle verdachten samen verantwoordelijk voor het gepleegde geweld. De rechtbank acht de verdachte gelet hierop óók verantwoordelijk voor het geweld tegen aangever op het moment dat aangever en zijn vriendin de bankjes passeerden.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevraagd van het eerste gedachtestreepje van de tenlastelegging, te weten, het zeer dicht tegen aangever aan gaan staan (met het gezicht vlakbij het gezicht van aangever) terwijl een afstand van 1,50 meter tussen twee personen verplicht was gesteld ter bestrijding van de verspreiding van het COVID-19 coronavirus, omdat dit geen geweldshandeling betreft. De rechtbank volgt de officier van justitie en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Wettig en overtuigend bewezen is dat de aangever terwijl hij op de grond lag, is geschopt. Niet is komen vast te staan dat hij toen ook is geslagen en/of gestompt. Ook van dit deel van de tenlastelegging wordt de verdachte vrijgesproken.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
op 25 maart 2020 te 's-Gravenhage, openlijk, te weten op/aan de openbare weg bij de onderdoorgang van de brug genaamd "Pons Romanus" en/of onder/nabij de Laan van Wateringseveld in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever] , door tezamen en in vereniging met medeverdachten:
- te slaan en/of te stompen tegen het hoofd en/of het bovenlichaam van [aangever] ;
- nadat deze [aangever] tijdens zijn vlucht gevallen was terwijl [aangever] op de grond lag, meermalen te
schoppen tegen het hoofd van [aangever] en/of tegen de handen van [aangever] (die [aangever] rond zijn
hoofd hield ter bescherming) en/of tegen het lichaam van [aangever]

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

Het feit is strafbaar.
De verdachte is ook strafbaar.

6.De straf en/of maatregel

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 38 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, en tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, en als bijzondere voorwaarde een contactverbod voor de duur van 1 jaar met de [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] .
6.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de strafoplegging heeft de advocaat het volgende bepleit. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, zou de rechtbank aan de verdachte geen onvoorwaardelijk jeugddetentie moeten opleggen, maar een onvoorwaardelijke taakstraf, zoals ook door Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) is geadviseerd.
Een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest zou grote gevolgen hebben voor de toekomst van de verdachte wanneer dat hij een VOG wil aanvragen. Deze gevolgen staan, volgens de advocaat, niet in verhouding tot de beperkte rol van de verdachte in het openlijk geweld, zo de rechtbank die rol al aanneemt. De verdachte heeft geen strafblad en doet zijn best voor zijn familie, zijn opleiding en zijn toekomst.
Er zijn geen redenen voor een voorwaardelijke strafdeel of verder toezicht door de jeugdreclassering.
Verzocht is de voorlopige hechtenis van de verdachte met onmiddellijke ingang op te heffen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
6.3.1
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met andere jongens schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Zij hebben het slachtoffer eerst geslagen en later toen hij weerloos op de grond lag, hebben ze hem hard tegen zijn hoofd, handen en lichaam geschopt. Dit deden ze terwijl het slachtoffer alleen maar vroeg of hij er samen met zijn vriendin langs mocht en of ze vanwege het coronavirus afstand wilden houden. Dat het letsel van het slachtoffer relatief beperkt is gebleven, is niet aan de verdachten te danken. Zij hebben geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een dergelijk geweldsdelict zich vaak nog lange tijd angstig en onveilig voelen en/of psychische gevolgen van het gebeurde ondervinden. Uit de slachtofferverklaring blijkt ook in dit geval dat de openlijke geweldpleging veel impact heeft gehad. Naast de lichamelijke klachten, zoals pijn in zijn borstkas door de kneuzingen en de wonden aan zijn hoofd, handen en rechterbeen, heeft het slachtoffer ook psychisch een trauma opgelopen. Het zal nog geruime tijd duren voordat hij zich in zijn eigen buurt weer helemaal veilig zal voelen. Dit geldt niet alleen voor het slachtoffer. Het geweld is door meerdere buurtbewoners gezien. Daarnaast hebben zowel lokale als landelijke pers melding gemaakt van de mishandeling. De rechtbank maakt daaruit op dat het feit alom veel beroering heeft gewekt en het algemene gevoel van veiligheid heeft aangetast.
De rechtbank rekent dit alles de verdachten zwaar aan.
6.3.2
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De verdachte is nog niet eerder veroordeeld.
De rechtbank heeft kennis genomen van de diverse voorlichtingsrapporten van de
Raad voor de Kinderbescherming betreffende de persoon van de verdachte.
De verdachte is een first offender en er zijn veel beschermende factoren. Thuis, op school en in zijn vrije tijd lijkt het goed te gaan. De verdachte is toekomstgericht bezig. Hij heeft zijn VMBO diploma behaald en is nu bezig met zijn MBO opleiding.
De verdachte is een jongen die respect heeft voor leerkrachten en die geen gedragsproblemen vertoont. De verdachte krijgt goede energie van het kickboksen en is zelfredzaam. Nadat hij zijn scooter rijbewijs gehaald heeft, wil hij aan de slag gaan als bezorger bij een restaurant.
De begeleiding door de jeugdreclassering verloopt goed en de verdachte heeft zich goed aan de voorwaarden gehouden. De verdachte heeft een prettige houding, is open in zijn contact; uit de delictbespreking en het bespreken van andere situaties komt naar voren dat de verdachte over het algemeen goed in staat is om de juiste keuzes te maken in lastige situaties. Ook de wijkagent ervaart dit zo.
Het deel uitmaken van een overlastgevende groep lijkt voor de verdachte de grootste risicofactor te zijn geweest. De verdachte is door het gebeurde alerter als hij buiten is en wil zich niet meer in een grote groep begeven, waarvan hij niet iedereen kent. Hij heeft zijn verantwoordelijkheid willen nemen door aan de politie te vertellen wat er die dag is gebeurd.
De kans op recidive is laag. Nu er geen hulpdoelen zijn waar de jeugdreclassering zich op zou moeten richten, is verdere begeleiding niet noodzakelijk.
Geadviseerd wordt aan de verdachte een taakstraf op te leggen in de vorm van een werkstraf.
Ter zitting is van de zijde van de jeugdreclassering is bevestigd dat de contacten met de verdachte goed zijn verlopen en dat hij zich goed aan de voorwaarden heeft gehouden.
De verdachte is erg zelfstandig en maakt in het algemeen verstandige keuzes.
De risicovolle situaties in de contacten met vrienden zijn besproken. Aangegeven is dat er verder geen zorgelijke signalen zijn en dat de jeugdreclassering er vertrouwen in heeft dat de verdachte voortaan ook in situaties waarin hij zich met vrienden begeeft, de goede keuze zal maken waardoor verdere begeleiding niet nodig is.
Van de zijde van de Raad is het advies gehandhaafd. Aangegeven is dat de verdachte door de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht de consequenties van zijn gedrag al heeft ondervonden. Het was een zware tijd voor de verdachte. Mede gelet hierop wordt een werkstraf passend geacht.
6.3.3
De straf / maatregel
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat tot uitgangspunt genomen de informatie over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die uit de rapporten en ter zitting naar voren is gekomen, alsook de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, zoals neergelegd in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd acht de rechtbank allereerst het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, een passende straf.
Hoewel de aanleiding van het geweld met het coronavirus verband hield, is de rechtbank van oordeel dat dit in de onderhavige zaak niet als strafverzwarend element moet worden aangemerkt. Anders dan in de jurisprudentie tot nu toe tot uitdrukking komt, is in dit geval niet daadwerkelijk met het coronavirus gedreigd.
De rechtbank ziet wel aanleiding om ook nog een deels onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen, maar zal deze werkstraf matigen. De proeftijd is twee jaar. Aan het eerste jaar van de proeftijd zal een contactverbod met de medeverdachten worden verbonden.

7.De vordering van de benadeelde partij

[aangever]heeft een vordering ingediend voor het bedrag van
€ 1.782,69,bestaande uit
€ 982,69 aan materiële schade en een bedrag van € 800,00 aan immateriële schade, kort gezegd smartengeld, hoofdelijk en vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, zonder bepaling van vervangende jeugddetentie.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak verzoekt de advocaat de rechtbank de benadeelde partij
niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de advocaat zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. De advocaat heeft ook gevraagd de vordering niet hoofdelijk toe te wijzen, maar deze door vieren te delen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is namens de verdachte niet betwist en naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Hoewel ten aanzien van de posten bril en broek geen aankoopbonnen konden worden overgelegd, zijn de bedragen die worden gevraagd reëel en voor vergoeding toewijsbaar. Ook het verbruikte eigen risico door de het vervoer met de ambulance en het onderzoek in het ziekenhuis zijn voor vergoeding toewijsbaar. Daarnaast is uit het onderzoek ter terechtzitting vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
Ten aanzien van de immateriële schade zal de rechtbank het gevorderde bedrag van
€ 800,00 toewijzen. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de aard en ernst van het gepleegde feit, de medische informatie en de voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring genoegzaam volgt dat lichamelijke en psychische schade is ontstaan.
De rechtbank zal dan ook de vordering ten laste van de verdachte toewijzen tot het bedrag van
€ 1.782,69. De rechtbank zal tevens de wettelijke rente toekennen.
De rechtbank zal de vordering voorts ook hoofdelijk toewijzen, omdat het uitgangspunt van de wetgever is dat het slachtoffer een volledige tegemoetkoming van de geleden schade zal krijgen.
Dit brengt mee dat de verdachte ook hoofdelijk moet worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt.
De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op € 0,00.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel niet hoofdelijk opleggen, maar het bedrag door vieren delen. Dit betekent dat elke verdachte verplicht is een bedrag groot
€ 445,67, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 25 maart 2020 tot aan de dag waarop het bedrag is voldaan, aan de Staat te betalen ten behoeve van [aangever] .
Omdat de verdachte minderjarig was ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit, zal de rechtbank de maximale duur van de gijzeling bepalen op 0 dagen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze artikelen zijn toegepast zoals zij golden op het moment van het plegen van het strafbare feit.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Dat is volgens de wet:
OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN PERSONEN;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 38 dagen;
bepaalt dat de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht hier vanaf getrokken moet worden, tenzij dat al bij een andere straf is gedaan;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit:
een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van

60 UREN;

beveelt, voor het geval dat de verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
30 DAGEN;
bepaalt dat
een gedeelte van deze werkstraf, te weten 30 UREN subsidiair 15 dagen vervangende jeugddetentieniet ten uitvoer zal worden gelegd als de verdachte zich tot het einde van de proeftijd, die
2 jaaris, houdt aan de volgende voorwaarden:
1. dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. dat hij gedurende het eerste jaar van de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect -
contact zal leggen of laten leggen met de [medeverdachte 1] (geb. [geboortedag 2] 2005),
[medeverdachte 2] (geb. [geboortedag 3] 2004) en [medeverdachte 3] (geb. [geboortedag 4] -2000);
heft op het geschorste beveltot voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst de vordering van [aangever] hoofdelijk toe voor het bedrag van
€ 1.782,69, vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 25 maart 2020 tot de dag waarop de vordering is betaald en veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 0,00, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte de vordering niet in zijn geheel hoeft te betalen als zijn mededaders hun deel hebben betaald;
legt aan de verdachte op de verplichting om
€ 445,67aan de Staat te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 25 maart 2020 tot de dag waarop het bedrag is betaald, voor [aangever]
;
bepaalt de maximale duur van de gijzeling op
0 dagenals de verdachte niet voldoet aan zijn betalingsverplichting;
bepaalt dat door betaling aan de Staat, de verplichting om aan de benadeelde partij te betalen vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.K. van Zaltbommel, rechter, voorzitter,
mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter,
en mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 15 oktober 2020.

Voetnoten

1.De hierna genoemde pagina’s zijn te vinden in het dossier van Politie Eenheid Den Haag, met het
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangever] , met bijlagen, p. 146-157.
3.Proces-verbaal van verhoor [aangever] . p. 506-508.
4.Een geschrift, een geneeskundige verklaring d.d. 19 mei 2020 van dr. V [naam 1] , p. 509.
5.Een geschrift, het contactjournaal van de huisarts van aangever, dr. [naam 2] .
6.Proces-verbaal van verhoor [getuige 4] , p. 159-159.
7.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 160-161.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 281.
9.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 164-166.
10.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlage, p. 195-196.
11.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, 236-241.
12.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 270-274.
13.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 303-309.
14.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 328-333.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 535.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 538.
17.Proces-verbaal van verhoor minderjarige [verdachte] , p. 386-388 en p. 557-561.
18.Eigen verklaring verdachte ter zitting van 1 oktober 2020.
19.Verklaring [verdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 14 mei 2019.