ECLI:NL:RBDHA:2020:10399

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
AWB 20/7449
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegangsweigering en voorlopige voorziening in het bestuursrecht met betrekking tot een Zuid-Afrikaanse verzoekster

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoekster, een Zuid-Afrikaanse vrouw, had op 5 oktober 2020 te horen gekregen dat haar toegang tot Nederland was geweigerd en dat er een vrijheidsontnemende maatregel was opgelegd op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De verzoekster heeft administratief beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een verbod op haar uitzetting tijdens de procedure. Vanwege de urgentie van de situatie is er geen zitting gehouden.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekster, gezien haar hoge leeftijd en medische klachten, kwetsbaar is. Er was een verklaring van een arts die aangaf dat de verzoekster niet fit-to-fly was ten tijde van de geplande uitzetting. De voorzieningenrechter heeft opgemerkt dat verweerder niet heeft gereageerd op de medische argumenten van de verzoekster. Gezien de omstandigheden, waaronder de korte tijd tussen het verzoek en de geplande uitzetting, heeft de voorzieningenrechter besloten dat de verzoekster niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het verzoek om een voorlopige voorziening.

De uitspraak houdt in dat de voorzieningenrechter een ordemaatregel heeft getroffen, waardoor de verzoekster niet wordt uitgezet totdat er een uitspraak is gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/7449

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 oktober 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] ,

geboren op [geboortedatum] , van Zuid-Afrikaanse nationaliteit,
verzoekster,
(gemachtigde: mr. B. Wegelin, advocaat te Amsterdam),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Bij besluit van 5 oktober 2020 is verzoekster de toegang geweigerd en is aan haar een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd als bedoeld in artikel 6 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Verzoekster heeft tegen dit besluit op 6 oktober 2020 administratief beroep ingesteld bij verweerder. Daarnaast heeft zij de voorzieningenrechter verzocht verweerder te verbieden haar uit te zetten tijdens de procedure tegen de toegangsweigering.
Omdat onverwijlde spoed dat vereist, is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

Verzoekster, afkomstig uit Zuid-Afrika, is de toegang geweigerd op grond van artikel 14, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, van Verordening (EU) 2016/399 (de Schengengrenscode), omdat zij wordt beschouwd als een bedreiging voor de volksgezondheid.
Verzoekster voert aan dat zij niet kan worden uitgezet vanwege haar hoge leeftijd. Daardoor is zij kwetsbaar voor stress, angst en heeft zij last van vergeetachtigheid. Verder is zij na de toegangsweigering in het hotel waarin zij is ondergebracht voor de nacht onderzocht door een Nederlandse arts. Hier heeft verzoekster een verklaring van overgelegd. De bevindingen van de arts zijn dat zij wat afwezig overkomt en niet goed kan aangeven waar zij zich bevindt. Zij heeft de hele nacht aan de hartbewaking gelegen en moet volgens de arts nogmaals beoordeeld worden voor een eventuele vlucht.
De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat verweerder niet heeft gereageerd op bovenstaande grond van verzoekster. Vanwege de zeer korte tijd tussen de ontvangst van het verzoek en de geplande uitzetting, de hoge leeftijd van verzoekster en haar medische klachten, waardoor niet duidelijk is of verzoekster fit-to-fly was ten tijde van de geplande uitzetting, is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder verzoekster niet uit mag zetten.
Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding om met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, een ordemaatregel te treffen, inhoudende dat verzoekster niet wordt uitgezet, totdat een beslissing is genomen op het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het administratief beroep.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- treft een ordemaatregel, in die zin dat verzoekster niet wordt uitgezet tot uitspraak is gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Gall, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2020.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel