ECLI:NL:RBDHA:2020:10619

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
23 oktober 2020
Zaaknummer
C/09/600595 / JE RK 20-2351
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp na een spoedplaatsing van een minderjarige met psychiatrische problematiek

Op 14 oktober 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, geboren in 2004, die gediagnosticeerd is met ASS, PTSS en Anorexia Nervosa. De kinderrechter verleende een machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, na een eerder verleende spoedmachtiging op 9 oktober 2020. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, had het verzoek ingediend, omdat de veiligheid van de minderjarige in de thuissituatie niet gewaarborgd was en er een acuut gevaar voor zelfbeschadiging bestond. De ouders van de minderjarige, die gezamenlijk als belanghebbenden werden aangemerkt, voerden verweer tegen de gesloten plaatsing. Zij stelden dat er alternatieven waren en dat de minderjarige ook bij de vader veilig kon verblijven.

De kinderrechter oordeelde dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen waren die de ontwikkeling van de minderjarige ernstig belemmerden. De kinderrechter merkte op dat er onvoldoende afstemming was tussen de gecertificeerde instelling en de behandelaars van de minderjarige, en dat er een duidelijk behandelplan ontbrak. De machtiging werd verleend voor de periode van 14 oktober 2020 tot 14 november 2020, met de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot een nader te bepalen zitting. De kinderrechter benadrukte het belang van samenwerking tussen alle betrokken partijen om de juiste zorg voor de minderjarige te waarborgen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/600595 / JE RK 20-2351
Datum uitspraak: 14 oktober 2020

Beschikking van de kinderrechter

Machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp na een spoedmachtiging

in de zaak naar aanleiding van het op 9 oktober 2020 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:
[minderjarige]geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat: mr. C.P. Zwaanswijk, gevestigd te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de man] ,
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[informant] ,

MDFT-therapeut bij Ipse de Bruggen.

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 9 oktober 2020 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven van 9 oktober 2020 tot 16 oktober 2020, en is de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking d.d. 9 oktober 2020;
- de instemmingsverklaring d.d. 11 oktober 2020 van een gedragswetenschapper als bedoeld
in artikel 6.1.2, zesde lid, van de Jeugdwet, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren
heeft onderzocht;
- de e-mail van de zijde van de moeder, ingekomen op 12 oktober 2020;
- de aanvullende stukken van de zijde van de gecertificeerde instelling, ingekomen op 13 oktober 2020;
- het verweerschrift van de zijde van de vader, ingekomen op 14 oktober 2020.
Op 14 oktober 2020 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- [minderjarige] , bijgestaan door haar advocaat mr. C.P. Zwaanswijk;
- de vader;
- de moeder (telefonisch);
- de [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
- de heer [informant] , MDFT-behandelaar bij Ipse de Bruggen.

Feiten

- [minderjarige] verblijft inmiddels feitelijk in de gesloten instelling [verblijfplaats] .

Verzoek

Het verzoek strekt tot machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de periode van zes maanden. De gecertificeerde instelling heeft het verzoek, blijkens het verzoekschrift en het ter zitting besprokene, als volgt gemotiveerd. [minderjarige] is een meisje met een lange hulpverleningsgeschiedenis. Zij is gediagnosticeerd met ASS, PTSS en Anorexia Nervosa en zij is getraumatiseerd door seksueel misbruik. Daarnaast is er in het gezin van [minderjarige] sprake van systeemproblematiek, waarbij de communicatie tussen de ouders sinds hun echtscheiding moeizaam verloopt. Hoewel de ouders goede intenties hebben, komt de samenwerking onvoldoende tot stand. De veiligheid van [minderjarige] is in de thuissituatie niet gewaarborgd en er is sprake van een acuut gevaar voor de veiligheid van [minderjarige] doordat er een reëel risico op zelfbeschadiging en/of zelfdoding bestaat. In de afgelopen jaren is [minderjarige] op crisismomenten meermaals opgenomen op de afdeling High Intensive Care van Curium. Deze plek biedt haar echter geen mogelijkheid tot langdurig verblijf en behandeling. Er is een patroon zichtbaar, waarbij opnames op de crisisafdeling als gevolg van destructief gedrag steeds worden gevolgd – na stabilisatie – door een terugkeer naar huis. Om de directe veiligheid van [minderjarige] te garanderen en om het bestaande patroon te doorbreken, is het nodig dat [minderjarige] de komende periode gesloten wordt geplaatst, zodat haar veiligheid gewaarborgd is en zij daar kan stabiliseren. Vervolgens kan vanuit de gesloten instelling worden gezocht naar een geschikte behandelplek. De gecertificeerde instelling acht hierbij een duur van zes maanden passend, gelet op de ernstige en complexe problematiek van [minderjarige] . Voorts is het van groot belang dat de recentelijk opgestarte MDFT-behandeling in de thuissituatie wordt voortgezet om de communicatie tussen de ouders en [minderjarige] onderling te versterken.

Het standpunt van de belanghebbenden

Namens en door [minderjarige] is verweer gevoerd tegen het verzoek en is het volgende naar voren gebracht. Er bestaat geen discussie over de grote zorgen die bestaan over het opgroeien en de ontwikkeling van [minderjarige] . Er is echter niet voldaan aan de wettelijke eisen voor een gesloten plaatsing. Stabilisatie kan ook plaatsvinden bij Curium en [minderjarige] staat open voor behandeling ter stabilisatie. Van een onttrekkingsgevaar is dan ook geen sprake. Gelet op de problematiek van [minderjarige] is een plaatsing bij [verblijfplaats] voorts ook niet passend; een crisismaatregel of zorgmachtiging is meer aangewezen. Daarnaast is onvoldoende onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van een plaatsing van [minderjarige] bij de vader. In tegenstelling tot de moeder werkt hij thuis en kan hij de veiligheid van [minderjarige] daardoor garanderen. Eventueel zou een voorwaardelijke machtiging gesloten hierop als een aanvulling kunnen werken. Het patroon waarover door de gecertificeerde instelling wordt gesproken, wordt niet veroorzaakt door [minderjarige] en haar ouders, maar door het gebrek aan regie door de jeugdbeschermer tussen de betrokken instanties. De doelen kunnen in het ambulante kader worden bereikt en er is geen sprake van een onttrekkingsgevaar. Daarom moet het verzoek worden afgewezen.
De vader heeft eveneens verweer gevoerd en naar voren gebracht dat het in de afgelopen periode juist beter ging met [minderjarige] . Het verzoekschrift geeft een onjuist beeld van de actuele situatie en bevat onjuistheden. Het ging een periode goed met [minderjarige] , Door een verblijf bij de moeder en het gebrek aan onderwijs in verband met de Coronamaatregelen heeft zij echter weer een terugval gehad. Die wordt verergerd door het handelen van de jeugdbeschermer. Die betrekt [minderjarige] onvoldoende bij voorgenomen beslissingen. Dit levert [minderjarige] veel stress op. Zij heeft door haar autisme juist behoefte aan openheid en duidelijkheid. Een plaatsing in een gesloten instelling is niet passend, nu zij daar niet de behandeling krijgt die zij nodig heeft. Na het afgeven van de spoedmachtiging heeft ze nog enkele dagen bij Curium verbleven. De veiligheid van [minderjarige] is gegarandeerd bij de vader en de relatie tussen de ouders onderling is inmiddels sterk verbeterd.
De moeder heeft ook verweer gevoerd en zij is van mening dat een gesloten plaatsing niet helpend is voor [minderjarige] . De rust en stabiliteit die zij nodig heeft, wordt door een gesloten plaatsing juist weggenomen. Het idee dat zij constant in de gaten wordt gehouden, maakt haar schrikachtig en leidt tot herbelevingen van haar trauma. Zij moet behandeling krijgen voor die herbelevingen. Dat is op dit moment het belangrijkste. Het is van voornaam belang dat zij hierbij geholpen wordt. Ze moet haar behandeling alsnog bij Curium krijgen, dus het is de vraag waarom zij in [verblijfplaats] zit.
De heer [informant] heeft ter zitting naar voren gebracht dat het gezin vier weken geleden is gestart met de MDFT. Tot nu toe heeft alleen een kennismaking plaatsgevonden en is de systematische situatie in kaart gebracht. Het is echter wel duidelijk dat alle betrokkenen gemotiveerd zijn voor de therapie.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige] zich aan de jeugdhulp die zij nodig heeft onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. Daarbij overweegt de kinderrechter als volgt. Het is evident dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Zij heeft een belaste voorgeschiedenis, is gediagnosticeerd met ASS, PTSS en Anorexia Nervosa, gaat niet naar school, loopt weg en uit zich suïcidaal. Door haar psychiatrische problematiek is zij niet altijd in staat om hulpverlening te accepteren. Zij onttrekt zich regelmatig aan de voor haar noodzakelijke zorg en zij vormt hierbij een gevaar voor zichzelf. De ouders hebben het beste met [minderjarige] voor, maar door hun goede intenties dragen zij ook bij aan het patroon van onttrekking aan de hulpverlening. Er is dan ook voldoende aanleiding om een machtiging tot gesloten plaatsing af te geven.
De kinderrechter merkt hierbij echter op dat er onvoldoende afstemming lijkt te hebben plaatsgevonden tussen de gecertificeerde instelling en Curium over de plaatsing van [minderjarige] bij [verblijfplaats] , terwijl dat gelet op de ernstige en ingewikkelde psychiatrische problematiek van [minderjarige] juist nodig is. Voorts ontbreekt er een duidelijk plan waarin staat welke vervolgstappen gezet zullen worden; bij welke instelling [minderjarige] na stabilisering mogelijk geplaatst kan worden voor behandeling; en welke acties daarvoor zullen worden ondernomen. Het is van groot belang dat dit plan in de komende periode wordt gemaakt en dat afstemming plaatsvindt tussen de betrokkenen, waaronder ook de behandelaars van [minderjarige] bij het Curium, om een zo goed mogelijke behandeling voor [minderjarige] mogelijk te maken. De gesloten machtiging zal daarom voor korte duur worden afgegeven en voor het overige worden aangehouden, zodat op een nadere zitting de vervolgstappen kunnen worden besproken.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, van de Jeugdwet van 14 oktober 2020 tot 14 november 2020;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting van mr. E.M.M. Engbers,
gelegen vóór 14 november 2020;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
  • [minderjarige] ;
  • de advocaat van [minderjarige] , mr. C.P. Zwaanswijk;
  • de vader;
  • de moeder;
  • de gecertificeerde instelling.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2020 door mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.B. Boekema als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 oktober 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.