ECLI:NL:RBDHA:2020:10715

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
C/09/599615 / FA RK 20-6520
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 7 oktober 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, zoals bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek is ingediend door de officier van justitie en betreft een betrokkene, geboren in 2003, die momenteel verblijft in een accommodatie. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder medische verklaringen en zorgplannen, en heeft de mondelinge behandeling van het verzoek gehouden op 7 oktober 2020. Tijdens deze zitting zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar advocaat, een psychiater en de vader van de betrokkene.

De betrokkene heeft aangegeven dat ze niet zeker weet of ze een zorgmachtiging wil en dat ze het liefst naar huis wil. De advocaat heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek, maar benadrukt het belang van ondersteuning voor de betrokkene. De psychiater heeft verklaard dat de betrokkene lijdt aan ernstige psychische stoornissen en dat er grote risico's zijn voor haar gezondheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de voorgestelde vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn en dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van twaalf maanden, tot en met 7 oktober 2021. De beschikking is gegeven door kinderrechter mr. H. Wien, bijgestaan door griffier A.E. Babulall-Balkaran, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/599615 / FA RK 20-6520
Datum beschikking: 07 oktober 2020

Aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
nu verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats 1]
advocaat: mr. G.E.M. Later te 's-Gravenhage.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 09 september 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn onder meer de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 2 september 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater] die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- een zorgplan van 30 juli 2020;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan van 8 september 2020.
De kinderrechter heeft voorts kennisgenomen van:
- een e-mailbericht van Youz van 24 september 2020, waarin staat vermeld dat betrokkene momenteel opgenomen is in het Erasmus MC te Rotterdam en het streven is om betrokkene volgende week over te plaatsen naar Youz in Den Haag;
- een e-mailbericht van de advocaat van betrokkene van 28 september 2020, waarin staat vermeld dat de advocaat van de moeder van betrokkene heeft gehoord dat betrokkene weer is opgenomen in Rotterdam.
De zitting was eerst bepaald op dinsdag 29 september 2020. Naar aanleiding van de bovenstaande e-mails en met het oog op de relatieve bevoegdheid van deze rechtbank heeft de griffier van de rechtbank telefonisch contact opgenomen met het Erasmus MC te Rotterdam. Uit dat gesprek bleek dat betrokkene op woensdag 30 september 2020 met ontslag naar huis zou gaan. De rechtbank heeft vervolgens de zaak een paar dagen aangehouden om de zitting te kunnen laten plaatsvinden als betrokkene weer thuis in het arrondissement van de rechtbank Den Haag zou verblijven.
De kinderrechter heeft vervolgens kennisgenomen van:
- een e-mailbericht van Youz van 6 oktober 2020, waarin staat vermeld dat betrokkene is opgenomen bij [verblijfplaats 1]
- een e-mailbericht van Youz van 6 oktober 2020 waarin staat vermeld dat betrokkene na het weekend van 12 oktober 2020 weer terug naar huis zal gaan en met de vraag of de zitting na 12 oktober maar vóór 16 oktober kan plaatsvinden;
- een e-mailbericht van de advocaat van betrokkene van 6 oktober 2020, waarin staat vermeld dat zij van de vader van betrokkene heeft gehoord dat betrokkene met spoed is opgenomen in de [verblijfplaats 1] hetgeen betekent dat betrokkene weer weg is uit het arrondissement Den Haag, en waarin de advocaat de rechtbank vraag wat er nu gaat gebeuren.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 07 oktober 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de kinderrechter omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene, in het bijzijn van [begeleidster] werkzaam bij de groepsleiding van [verblijfplaats 1]
- de advocaat;
- de [kinder- en jeugdpsychiater] werkzaam bij Youz;
- de vader van betrokkene.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

Betrokkene heeft verklaard dat ze niet zo goed weet of ze een zorgmachtiging wil. Betrokkene wil het liefst naar huis. Het gaat wel goed met haar.
De advocaat heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek. Het is belangrijk dat betrokkene door de crisis heen wordt geholpen. Er wordt om allerlei vormen van verplichte zorg verzocht. De advocaat weet echter niet of op al die vormen iets aan te merken is.
Ten aanzien van de door de rechtbank opgeworpen bevoegdheidskwestie heeft de advocaat verklaard dat betrokkene veel wisselt van verblijfplaats. De advocaat gaat in het belang van haar cliënt akkoord met het praktische voorstel van de rechtbank dat de rechtbank Den Haag als rechtbank van de formele woonplaats van betrokkene het verzoek nu behandelt en beoordeelt op grond van artikel 1:6 Wvggz.
De psychiater heeft verklaard dat de reden dat betrokkene eerst en Rotterdam verbleef nu weer in Vught verblijft illustratief is. De crisissen herhalen zich. Het gevaarlijk gedrag dat betrokkene vertoont is fors. Er zijn grote risico’s, ook op overlijden. De ouders en broer van betrokkene staan fors onder druk door de situatie. Een zorgmachtiging voor een jaar zou zeker wenselijk zijn. Het scheelt dat betrokkene dan niet elke week in discussie hoeft over de zorg die ze nodig heeft. Het geeft rust als het eenmaal is besloten.
De vader van betrokkene heeft verklaard dat een zorgmachtiging omwille van de veiligheid van betrokkene verstandig is.

Beoordeling

In grond van artikel 1:6 Wvggz staat vermeld dat uitsluitend bevoegd is de rechter van de woonplaats van betrokkene, of de plaats waar betrokkene hoofdzakelijk of daadwerkelijk verblijft. Betrokkene verblijft momenteel in Vught. De verwachting is dat betrokkene na het weekend van 12 oktober 2020 weer thuis in [woonplaats] zal zijn. De rechtbank acht zich bevoegd om de zaak te behandelen nu de formele woonplaats van betrokkene bij haar ouders in [woonplaats] is. De advocaat heeft ter zitting aangegeven akkoord te gaan met behandeling van het verzoek door de kinderrechter van de rechtbank Den Haag.
Op grond van artikel 6:5 Wvggz kan een zorgmachtiging worden verleend voor de duur van twaalf maanden als deze machtiging direct aansluit op een vorige zorgmachtiging op grond van de Wvggz.
Op 16 april 2020 is door de rechtbank te Utrecht een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 16 oktober 2020.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten neurobiologische ontwikkelingsstoornissen en depressieve stemmingsstoornissen.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodanig dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint en oor de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze verzochte vormen van verplichte zorg zijn door de advocaat tijdens de mondelinge behandeling niet of onvoldoende concreet betwist. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van vocht;
- toedienen van voeding;
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal derhalve worden verleend.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de nieuwe zorgmachtiging verlenen voor de duur van twaalf maanden.

Beslissing

De kinderrechter:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de vrouw] ,

geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van vocht;
- toedienen van voeding;
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 07 oktober 2021.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. Wien, kinderrechter, bijgestaan door A.E. Babulall-Balkaran als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 07 oktober 2020. De griffier is nu buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 oktober 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.