ECLI:NL:RBDHA:2020:10760
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak hebben eisers, beiden van Eritrese nationaliteit, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel 'nareis'. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de identiteit van de moeder van eisers niet kon worden vastgesteld en er geen toestemming was voor hun vertrek naar Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers niet tijdig hebben geïnformeerd over de zwangerschap van hun moeder, wat heeft geleid tot het niet kunnen uitvoeren van DNA-onderzoek. Dit onderzoek was noodzakelijk om de familierechtelijke relatie aan te tonen. De rechtbank oordeelde dat de verantwoordelijkheid voor het niet kunnen plaatsvinden van het DNA-onderzoek bij de eisers ligt, en dat de staatssecretaris niet gehouden was om het onderzoek op een andere locatie te faciliteren. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de hoorplicht in bezwaar is geschonden, maar dat dit gebrek niet heeft geleid tot benadeling van eisers, aangezien de staatssecretaris bewijsnood had aangenomen en DNA-onderzoek had aangeboden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar bepaalde dat de staatssecretaris het griffierecht van € 178,- aan eisers moest vergoeden en veroordeelde de staatssecretaris tot betaling van proceskosten van € 1.050,-.