ECLI:NL:RBDHA:2020:10869

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
8708347 EJ VERZ 20-82466
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de vordering uit de nalatenschap van erflater door de dochter

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 oktober 2020 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure. Verzoekster, de dochter van de overleden erflater, heeft verzocht om vaststelling van haar vordering uit hoofde van de nalatenschap van haar vader, die op 10 augustus 2020 ter griffie was ingediend. De erflater, die op [dag van overlijden] 2016 in [plaats van overlijden] overleed, had geen testament en zijn nalatenschap werd verdeeld volgens het versterferfrecht. Verzoekster en haar broer zijn samen met de langstlevende echtgenote van de erflater erfgenamen, ieder voor gelijke delen. De dochter verzoekt om vaststelling van haar vordering op een bedrag van € 11.588,23, omdat er geen overeenstemming is bereikt over de afwikkeling van de nalatenschap.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de waarde van de woning van de erflater op € 256.000,00 moet worden gesteld, gebaseerd op de WOZ-waarde in 2016. Daarnaast heeft de rechter geoordeeld dat de rente over de schuld aan de langstlevende echtgenote enkelvoudig moet zijn, en niet samengesteld, zoals verweerster had aangevoerd. De kantonrechter heeft de vordering van verzoekster vastgesteld op het gevraagde bedrag van € 11.588,23, en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Zittingsplaats 's-Gravenhage
NAV/b
Zaaknr.: 8708347 EJ VERZ 20-82466
Beschikking van de kantonrechter van 9 oktober 2020
in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. S.G.G. Albertsen,
tegen
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
gemachtigde: mr. S.F. van de Vijver.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] .

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, ter griffie ingekomen op 10 augustus 2020.
1.2.
De zaak is behandeld ter zitting van 18 september 2020. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.

2.Het verzoek en de beoordeling

2.1.
Op [dag van overlijden] 2016 is in [plaats van overlijden] overleden [erflater] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1951. Erflater woonde laatstelijk te [laatste woonplaats] .
2.2.
Erflater was in eerste echt gehuwd met mevrouw [1ste echtgenote] . Het huwelijk is door echtscheiding ontbonden. Uit dit eerste huwelijk zijn twee kinderen geboren, te weten: verzoekster en [belanghebbende] . Op het moment van zijn overlijden was erflater in tweede echt met verweerster gehuwd.
2.3.
Erflater heeft niet bij testament over zijn nalatenschap beschikt. Op grond van het versterferfrecht zijn verweerster en de twee kinderen van erflater, ieder voor gelijke delen, erfgenamen. Wel geldt de wettelijke verdeling. Dat betekent dat de kinderen een vordering ter grootte van hun erfdeel op de langstlevende (verweerster) krijgen. Pas bij het overlijden van verweerster is die vordering opeisbaar.
2.4.
Verzoekster verzoekt, kort samengevat, vaststelling van haar vordering uit hoofde van de nalatenschap van erflater op een bedrag van € 11.588,23. Verzoekster voert aan dat het contact met verweerster na het overlijden van erflater is verbroken. Partijen zijn helaas niet gezamenlijk tot een correcte afwikkeling van de nalatenschap gekomen. Daarom heeft verzoekster juridische bijstand ingeschakeld. Aan de hand van alle stukken die verweerster heeft toegezonden, heeft verzoekster een boedelbeschrijving opgemaakt en aan verweerster toegezonden. De boedelbeschrijving van de nalatenschap van erflater is volgens verzoekster als volgt:
Baten (bezittingen)
Lasten (schulden)
Bankrekening
[rekeningnummer]
€ 2.652,65
Hypotheek [nummer hypotheek]
in juli 2016
€ 51.908,59
Reaal
€ 2.167,00
Uitvaartverzorging Dordrecht en omstreken
€ 5.757,05
Woning ( [adres] )
€ 128.000,00
Schuld aan [verweerster]
€ 22.689,01 +
€ 18.185,30
rente
Inboedel
€ 485,00
Totaal
€ 133.304,65
Totaal
€ 98.539,95
2.5.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
2.6.
Verzoekster is van mening dat uit dient te worden gegaan van een waarde van de woning van € 256.000,00 en verwijst daarbij naar de stukken van de Gemeente [laatste woonplaats] over de WOZ-waarde in het jaar 2016. Verweerster heeft in rechte geen verweer gevoerd, maar zij heeft kennelijk eerder aan verzoekster kenbaar gemaakt dat zij van mening is dat uit moet worden gegaan van de gegevens uit het kadaster waaruit blijkt dat de woning een waarde heeft van – volgens verweerster – € 252.500,00.
2.7.
De kantonrechter zal voor de waarde van de woning uitgaan van de WOZ-waarde in het jaar 2016, te weten een bedrag van € 256.000,00. Deze waarde sluit naar het oordeel van de kantonrechter beter aan bij de werkelijke waarde dan de verkoopprijs van woningen uit de buurt. Verzoekster heeft in de door haar opgestelde boedelbeschrijving dus een juiste waarde van de woning opgenomen.
2.8.
Verzoekster is verder van mening dat erflater over de schuld aan verweerster een enkelvoudige rente van 5% verschuldigd is. Verweerster heeft in rechte ook geen verweer gevoerd tegen die stelling, maar heeft eerder aan verzoekster kenbaar gemaakt dat erflater over die schuld een samengestelde rente van 5% verschuldigd is.
2.9.
De kantonrechter zal voor de berekening van de verschuldigde rente uitgaan van een enkelvoudige rente van 5%. In de schuldbekentenis zijn immers geen aanwijzingen te vinden waaruit kan worden afgeleid dat partijen het hanteren van een samengestelde rente voor ogen hadden bij het sluiten van die overeenkomst. Verzoekster heeft in de door haar opgestelde boedelbeschrijving dus een juist rentepercentage gehanteerd bij het berekenen van de totale vordering van verweerster op (de nalatenschap van) erflater.
2.10.
Van de juistheid van de verder in de boedelbeschrijving genoemde bedragen blijkt voldoende uit de door verzoekster overgelegde stukken. De nalatenschap bedraagt dus een bedrag van € 34.764,70. Verzoekster is voor 1/3de deel gerechtigd tot de nalatenschap. Dat is een bedrag van € 11.588,23. Op dat laatste bedrag zal de kantonrechter de geldvordering van verzoekster vaststellen.
2.11.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd.

3.De beslissing

De kantonrechter:
- stelt de geldvordering van verzoekster op verweerster vast op een bedrag van € 11.588,23
  • compenseert de proceskosten, zo dat iedere partij de eigen kosten draagt;
  • wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.W.D. Bom, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 oktober 2020.
Tegen deze beslissing kan door indiening van een beroepschrift (door een advocaat) ter
griffie van het Gerechtshof te 's-Gravenhage hoger beroep worden ingesteld:
a door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden