ECLI:NL:RBDHA:2020:1091

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
11 februari 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3633
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf voor Ghanese eiseressen op basis van geboorteregistraties

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben drie Ghanese eiseressen, geboren in 2001, 2002 en 2007, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvragen werden afgewezen op basis van twijfels over de juistheid van hun geboorteregistraties en de afstammingsrelatie met hun gestelde moeder, [B]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geboorteregistraties tardief zijn en dat de eiseressen onvoldoende bewijs hebben geleverd om hun claims te onderbouwen. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de mvv-aanvraag geen schending oplevert van artikel 8 van het EVRM, omdat de familierechtelijke relatie niet is aangetoond. De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen stellen dat er twijfel bestaat over de afstamming van de eiseressen van [B]. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/3633

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 februari 2020 in de zaak tussen

[eiseres 1] , eiseres 1, V-nummer [V-nummer] ,

[eiseres 2] ,eiseres 2, V-nummer [V-nummer] ,
[eiseres 3] ,eiseres 3, V-nummer [V-nummer] ,
tezamen: eiseressen,
(gemachtigde: mr. A.G. Kleijweg),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 31 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvragen van eiseressen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [A] (referent), afgewezen.
Bij besluit van 25 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseressen ongegrond verklaard.
Eiseressen hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2019.
Eiseressen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Voorts is verschenen referent en mevrouw [B] , vergezeld van een tolk.
Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseressen hebben gesteld te zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum] 2001,
2002 en [geboortedatum] 2007 en de Ghanese nationaliteit te hebben. Op 6 april 2018 hebben eiseressen onderhavige aanvragen ingediend. Zij beogen, samen met [B] , de gestelde moeder, verblijf bij referent die de Nederlandse nationaliteit bezit. Referent is partner van [B] . De aanvraag van [B] is op 31 oktober 2018 ingewilligd.
2. Verweerder heeft de aanvragen van eiseressen afgewezen omdat er twijfel bestaat over de inhoudelijke juistheid van de geboorteregistraties van [eiseres 1] , [eiseres 3] en [eiseres 2] , ook ten aanzien van de geboortedata. De geboortegegevens en de afstammingsrelatie met [B] , hun gestelde moeder, zijn (daarmee) onvoldoende aangetoond.
Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de geboorte van [eiseres 1] op
[geboortedatum] 2001 is geregistreerd op 24 juli 2001, de geboorte van [eiseres 3] op 10 augustus 2007 is geregistreerd op 6 december 2017. Beide geboorteaangiftes zijn derhalve tardief. De geboorte van [eiseres 2] op 10 december 2002, is geregistreerd op 23
augustus2002. Vanwege de mogelijkheid om tardief aangifte te doen van geboortes en het gebrekkige controlesysteem in Ghana, is het in de praktijk mogelijk dat meerdere malen aangifte wordt gedaan. Het valt dus niet te controleren of personen zich meerdere keren, onder dezelfde of verschillende identiteiten hebben laten registreren. Alleen de eerste aangifte is rechtsgeldig, latere registraties worden niet als rechtsgeldig aangemerkt.
Uit de verklaringen van onderzoek van Bureau Documenten van 12 juli 2018 volgt dat er gerede twijfel bestaat over de (inhoudelijke juistheid van de) overgelegde geboorteaktes van de drie eiseressen, alsmede over de overgelegde Verklaring onder Ede met kopie schoolrapport en gezondheidskaart.
Verweerder heeft voorts geconcludeerd dat het dossier te weinig informatie bevat om succesvol een (verificatie-)onderzoek te laten verrichten naar de geboorteregistraties van eiseressen.
De afwijzing van de mvv-aanvraag levert geen schending op van artikel 8 van het Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), aldus verweerder. De afstammingsrelatie tussen [B] en eiseressen is immers niet vast komen te staan, zodat verweerder concludeert dat er geen familierelatie bestaat tussen eiseressen en [B] in de zin van artikel 8 van het EVRM.
3. Eiseressen voeren aan dat verweerder aan eiseressen tegenwerpt dat zij niet het bewijs hebben geleverd dat boetes zijn betaald die volgens verweerder moeten worden voldaan bij een tardieve geboorteaangifte. Verweerder heeft niet eerder om deze bewijsstukken gevraagd, zodat het in bezwaar aan eiseressen tegenwerpen dat het ontbreekt, tardief is. Door eiseressen is een verklaring van het Ghanese consulaat d.d. 4 juli 2019 overgelegd, waaruit volgt dat geen sprake is van beboeting van late aangiftes. Ook volgt uit deze verklaring dat geen sprake is van dubbele registratie als een registratie wordt gecorrigeerd. Voorts is overgelegd een uitdraai uit de Module Burgerlijke stand en landeninformatie 2962 waaruit niet blijkt dat er voor late entry geboorteaangiften een boete verschuldigd was.
Voorts had verweerder de vreemdelingen en referent moeten horen in de bezwaarfase.
4. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Juridisch kader
5.1
Ingevolge artikel 3.13, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) wordt de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, zoals bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid verleend aan het in artikel 3.14 genoemde gezinslid van de in artikel 3.15 bedoelde hoofdpersoon, indien wordt voldaan aan alle in de artikelen 3.16 tot en met 3.22a genoemde voorwaarden.
5.2
Artikel 3.14, aanhef en onder c Vb bepaalt, voor zover hier van belang, dat een verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 3.13, eerste lid Vb, wordt verleend aan het minderjarige biologische of juridische kind van de hoofdpersoon, dat naar het oordeel van onze minister feitelijk behoort en reeds in het land van herkomst feitelijk behoorde tot het gezin van die hoofdpersoon en dat onder het rechtmatig gezag van die hoofdpersoon staat.
De rechtbank overweegt als volgt.
6. Ingevolge paragraaf B7/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) beschouwt verweerder een geboorteakte als bewijsmiddel van de gezinsband tussen de vreemdeling en de referent. (…) Verweerder beschouwt andere bescheiden met betrekking tot de familierechtelijke relatie als bewijsmiddel waaruit de gezinsband tussen de vreemdeling en de referent moet blijken, als deze familierechtelijke relatie niet uit de geboorteakte blijkt.
7. In geschil is of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseressen de familierechtelijke relatie met [B] onvoldoende hebben aangetoond.
7.1
Eiseressen hebben bij hun aanvragen gelegaliseerde geboorteregistraties overgelegd. De geboortes van [eiseres 1] en [eiseres 3] zijn naar Ghanees recht tardief geregistreerd, te weten ná de wettelijke termijn van 21 dagen na de geboorte. De geboorte van [eiseres 2] is foutief geregistreerd, nu de registratiedatum vóór de geboortedatum ligt.
7.2
In bezwaar is een tweede gelegaliseerde geboorteregistratie (‘
certified copy of entry in register of births’), met nr. 2297, betreffende [eiseres 2] overgelegd, met geboortedatum
10 december 2002, geregistreerd op 11 december 2018. Daarbij is een ‘
statutory declaration’ van [B] bij de High Court of Justice te Accra, Ghana, van
10 januari 2019 overgelegd, waarin staat vermeld dat zij heeft verklaard dat tijdens de voorbereiding van het geboortecertificaat met nr. 4462, de datum van registratie,
23 augustus 2002, foutief is weergegeven en dat de correcte registratiedatum de datum is die staat op het geboortecertificaat met nr. 2297.
7.3
Eiseressen hebben zich in beroep op het standpunt gesteld dat ten aanzien van [eiseres 2] sprake is van een rechtsgeldige correctie van de eerdere, foutieve, geboorteregistratie en dat (dus) geen sprake is van een nieuwe geboorteregistratie die niet rechtsgeldig is. Ter onderbouwing hebben zij gewezen op een verklaring van de Ghanese ambassade van 4 juli 2019, waarin, onder andere, staat vermeld dat “
in case an error occurs during the registration of a birth certificate, an affidavit drawn in the High Court in Ghana shall be required before a correction is effected” en “
the correction of error in the births and deaths registry is acceptable and permission under the various procedures laid out under Ghana’s laws” en “
the correction of errors in a birth registration does not imply a new registration of birth”.
Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat de overgelegde tweede gelegaliseerde geboorteregistratie van [eiseres 2] niet rechtsgeldig is, omdat uit Ghanese wetgeving volgt dat alleen de eerste geboorteaangifte geldig is. Hoewel er op basis van de verklaring van de Ghanese ambassade van 4 juli 2019 vanuit kan worden gegaan dat het mogelijk is om fouten gedurende de registratie van geboortes in geboorteaktes te corrigeren, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een doorgevoerde correctie van de eerste overgelegde geboorteregistratie maar van een geheel nieuwe geboorteregistratie betreffende [eiseres 2] . Gelet hierop heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien de tweede geboorteregistratie ter beoordeling aan Bureau Documenten aan te bieden.
7.4
De rechtbank is voorts van oordeel dat, nu niet in geschil is dat sprake is van een tweetal tardieve geboorteregistraties, geen doorslaggevende betekenis dient te worden gegeven aan (het antwoord op) de vraag of al dan niet boetes dienen te worden betaald bij tardieve geboorteregistraties en of door eiseressen aannemelijk is gemaakt dat boetes zijn betaald vanwege de tardieve geboorteregistraties.
7.5
De rechtbank overweegt dat het feit dat de aktes gelegaliseerd zijn, niets zegt over de inhoudelijke juistheid daarvan. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie onder andere de uitspraak van 8 september 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AQ9959) volgt immers dat legalisatie slechts strekt tot bevestiging van de formele echtheid van een document, niet tot het bieden van uitsluitsel omtrent de juistheid van de inhoud ervan.
8.1
Verweerder heeft de bij de aanvragen overgelegde gelegaliseerde geboorteregistraties, alsmede een kopie van het schoolrapport en gezondheidskaart van [eiseres 3] , alsmede een Verklaring onder Ede voor nader onderzoek aangeboden aan Bureau Documenten.
8.2
Uit de bevindingen van Bureau Documenten van 12 juli 2018 blijkt dat gerede twijfel bestaat aan de overgelegde geboorteregistraties /afschriften uit het geboorteregister. De geboorteregistratie van [eiseres 1] is hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd opgemaakt en afgegeven, voorts kan niet worden vastgesteld dat het document inhoudelijk juist is. Ten aanzien van de geboorteregistratie van [eiseres 2] wordt opgemerkt dat deze met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid echt is, maar dat de geboorteregistratie drie en halve maand voor de geboorte heeft plaatsgevonden, zodat niet duidelijk is welke waarde er aan kan worden gehecht. Niet kan worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is. Ook ten aanzien van de geboorteregistratie van [eiseres 3] wordt geconcludeerd dat deze met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid echt is, maar dat niet kan worden vastgesteld of het document bevoegd is opgemaakt en afgegeven en of het document juist is. Ten aanzien van de overige documenten concludeert Bureau Documenten dat de documenten hoogstwaarschijnlijk niet in deze gewijzigde staat zijn opgemaakt en afgegeven door de in het document genoemde notaris. Niet kan worden vastgesteld of de inhoud van de documenten juist is.
8.3
De rechtbank overweegt dat uit onder meer de uitspraak van de Afdeling van
3 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1768 volgt dat een door het Bureau Documenten opgestelde verklaring van onderzoek een deskundigenadvies is waarvan een bestuursorgaan in beginsel mag uitgaan.
9 De rechtbank constateert voorts dat uit het primaire besluit blijkt dat verweerder een verificatieonderzoek van de geregistreerde geboortes heeft overwogen. Bij brief van 22 mei 2018 is de gemachtigde van eiseressen gevraagd de geboortedata van de kinderen met zoveel mogelijk ondersteunende stukken (betreffende bijvoorbeeld gevolgde scholen, gestelde woongeschiedenis of de gezinssamenstelling) te onderbouwen, vanwege de mogelijkheid van het opstarten van een verificatieonderzoek. Hierop is namens eiseressen het bericht gekomen dat [eiseres 1] en [eiseres 2] nooit naar school zijn geweest. Verweerder heeft dit bevreemdend mogen achten, gelet op de leerplicht in Ghana voor kinderen van zes tot vijftien jaar. Verweerder heeft dit onvoldoende mogen achten om een verificatieonderzoek te starten.
10. De rechtbank concludeert dat verweerder zich, gelet op het voorgaande, in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er twijfel bestaat over de afstamming van eiseressen van [B] .
11. Uit artikel 7:3, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat van het horen kan worden afgezien als het bezwaar kennelijk ongegrond is. De rechtbank volgt eiseressen niet in hun stelling dat verweerder eiseressen in bezwaar had moeten horen. Door verweerder is verzocht om stukken over te leggen waarmee onder meer de geboortedata en de afstammingsrelatie met [B] kon worden onderbouwd. Eiseressen hebben die stukken niet overgelegd. Nu eiseressen onvoldoende stukken ter onderbouwing van de aanvraag hebben overgelegd, mocht verweerder concluderen dat het bezwaar kennelijk ongegrond was en van het horen van eiseressen in de bezwaarfase kon worden afgezien. Het gegeven dat verweerder pas in bezwaar aan eiseressen heeft tegengeworpen dat er geen boetes zijn betaald in verband met de tardieve registraties, zoals door hun gemachtigde is betoogd, maakt dit niet anders. Overigens heeft op 27 september 2018, derhalve in de aanvraagfase, een hoorzitting plaatsgevonden waar zowel referent als [B] zijn gehoord.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.E. Bakels, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.H.M. van Essen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
10 februari 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.