ECLI:NL:RBDHA:2020:10916

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
30 oktober 2020
Zaaknummer
NL20.17856
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Gambiaanse vrouw wegens tegenstrijdige verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Gambiaanse vrouw. De vrouw had een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) afgewezen als kennelijk ongegrond. De IND oordeelde dat het asielrelaas van de vrouw niet geloofwaardig was, omdat zij tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over haar achtergrond en haar ervaringen in Gambia. De vrouw stelde dat zij als kind was besneden en dat zij vreesde voor (her)besnijdenis en andere vormen van geweld bij terugkeer naar Gambia. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de vrouw niet consistent waren en dat zij niet voldoende bewijs had geleverd voor haar vrees. De rechtbank concludeerde dat de IND terecht had geoordeeld dat de vrouw niet kon worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en dat zij bij uitzetting geen reëel risico liep op ernstige schade. De rechtbank verklaarde het beroep van de vrouw ongegrond en wees de aanvraag af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.17856

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E.A.A. Charry),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Biçer).

ProcesverloopBij besluit van 28 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2020. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Gambiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op
[geboortedag] 1988.
1.1.
Eiseres heeft op 21 december 2017 een aanvraag ingediend voor de verlening van
een visum voor kort verblijf. Bij besluit van 28 december 2017 heeft verweerder deze
aanvraag afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en op 15 juni 2018 heeft een
gehoor plaatsgevonden. Bij brief van 15 juni 2018 heeft verweerder aan eiseres
medegedeeld niet langer bezwaar te hebben tegen afgifte van het visum voor kort verblijf.
1.2.
Eiseres heeft op 8 december 2018 een asielaanvraag ingediend. Eiseres heeft hieraan
– samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. Na het overlijden van haar ouders is zij
op jonge leeftijd samen met haar zus bij de broer van haar vader gaan wonen. Eiseres werd
behandeld als een slaaf en soms kreeg ze niet genoeg te eten. Haar oom heeft haar ook laten
besnijden. Toen eiseres volwassen werd wilde haar oom haar laten uithuwelijken aan een
oudere man. Dit wilde zij niet. Ook kreeg ze te horen dat ze opnieuw besneden zou moeten worden. Dit wilde eiseres ook niet. Haar oom heeft haar toch meegenomen naar een plek
waar de besnijdenis plaats zou vinden. Omdat eiseres op dat moment ongesteld was, werd
de besnijdenis twee dagen uitgesteld. In tussentijd heeft eiseres haar verhaal verteld aan een
oudere mevrouw die ook daar aanwezig was. Deze vrouw heeft haar geholpen om te
ontsnappen. Eiseres is vervolgens naar een andere mevrouw gevlucht. Deze mevrouw heeft
haar geholpen om Gambia te verlaten. Bij terugkeer naar Gambia vreest eiseres voor
(her)besnijdenis.
1.3.
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante
elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst: eiseres heeft verklaard dat zij [eiseres] is, dat zij
geboren is op [geboortedag] 1988 en dat zij de Gambiaanse nationaliteit heeft;
- eiseres heeft verklaard dat haar oom haar als kind heeft laten besnijden, dat zij als slaaf
werd behandeld door haar oom en dat hij haar heeft ontvoerd voor een poging tot tweede
besnijdenis.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag bij het bestreden besluit afgewezen als kennelijk
ongegrond op grond van 30b, eerste lid, onder h, van de Vreemdelingenwet 2000
(Vw 2000). Verweerder is van opvatting dat de verklaringen van eiseres over haar identiteit,
nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn, maar dat het individuele asielrelaas van eiseres
niet geloofwaardig is. Eiseres heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Volgens
verweerder kan eiseres niet worden aangemerkt als een vluchteling in de zin van het
Vluchtelingenverdrag en heeft zij ook niet aannemelijk gemaakt dat zij bij uitzetting een
reëel risico loopt op ernstige schade.
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat met de geboorte van haar tweelingdochters
een andere asielsituatie is ontstaan. In Gambia komt vrouwenbesnijdenis vaak voor. Dat in
haar stam (Wolof) de aantallen minder zijn, betekent niet dat dit voor eiseres en haar
dochters geldt. Eiseres vreest bij terugkomst in Gambia. Gelet op haar kwetsbare situatie als
alleenstaande moeder is zij niet in staat weerstand te bieden aan de druk die op haar
uitgeoefend zal worden door haar eigen familie. Eiseres verwijst naar stukken van onder
meer Vluchtelingenwerk.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank terecht aan eiseres
tegengeworpen dat zij tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over haar achtergrond,
leefomgeving en werksituatie. Eiseres heeft namelijk tijdens de visumaanvraagprocedure
verklaard, en ter onderbouwing hiervan documenten aangeleverd, dat zij gehuwd is geweest
en nu gescheiden is, dat zij een dochter heeft genaamd [dochter] , geboren op
[geboortedag] 2012, dat zij samen met haar dochter en moeder heeft gewoon in Gambia, dat zij een
hele goede band heeft met haar neef in Nederland en dat zij werkt op een kleuterschool.
Deze verklaringen zijn geheel tegenstrijdig met de verklaringen in het asieldossier zoals
vermeld in rechtsoverweging 1.2. Hier heeft zij immers verklaard dat zij niet gehuwd is
geweest, dat [dochter] niet haar dochter is, dat haar moeder na haar geboorte is
overleden, dat zij na het overlijden van haar vader bij haar oom verbleef, dat zij buiten het
vlechten van haren geen werk heeft gehad in Gambia en dat zij haar neef vóór de
visumaanvraag helemaal niet kende. Verder heeft verweerder kunnen overwegen dat
gebleken is dat eiseres gebruik heeft gemaakt van het visum dat aan haar is verleend voor de periode van 27 juli 2018 tot en met 10 september 2018 en dat dit tegenstrijdig is met haar
verklaring nu, dat zij na de ontvoering door haar oom gelijk is gevlucht naar Senegal om
daar een visumaanvraag voor Nederland in te dienen en vanuit daar naar Nederland te
reizen. De visumaanvraag is immers op 27 december 2017 ontvangen en eiseres heeft thans
verklaard rond september 2018 te zijn gevlucht uit Gambia. Dat zij slechts één dag in
Senegal heeft verbleven heeft verweerder bovendien opmerkelijk kunnen vinden. De gehele
visum- en bezwaarprocedure kan niet in één dag doorlopen worden. Eiseres heeft over het
voorgaande geen afdoende verklaring gegeven. Verweerder heeft gelet hierop terecht
overwogen dat de tegenstrijdige verklaringen bij voorbaat afbreuk doen aan de algehele
geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres.
6. Over de afgelegde verklaringen van eiseres over haar besnijdenis als kind en de
ontvoering voor de (her)besnijdenis en de behandeling als slaaf door de oom, overweegt de
rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte
zich op het standpunt gesteld dat eiseres over haar eigen besnijdenis summier heeft
verklaard. Zo kan eiseres niet uitleggen wat voor soort besnijdenis bij haar is uitgevoerd en
weet zij niet hoe oud zij was toen zij besneden werd. Ook weet zij niet naar welke plek zij is
gebracht toen zij door haar oom werd ontvoerd voor een (her)besnijdenis. Verwacht mag
worden dat eiseres hier meer over kan vertellen nu zij stelt te vrezen voor een tweede
besnijdenis en besnijdenis van haar dochters. Daar komt nog bij dat eiseres heeft verklaard
dat zij van de stam Wolof is en dat besnijdenis niet veel voorkomt in haar eigen stam. Naar
het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het verder bevreemdend kunnen vinden dat
eiseres bij haar oom de gehele dag moest werken en slecht werd behandeld, maar dat zij wel
(zoals later wordt gesteld) een kind van haar vriendin bij zich mocht houden. Daarbij heeft
eiseres tegenstrijdig verklaard over de reden dat zij zorg heeft gedragen voor het kind van
haar vriendin. Zo heeft eiseres enerzijds verklaard dat haar vriendin problemen had, maar
kan zij niet duiden welke problemen, en anderzijds dat haar vriendin op reis was en dat
eiseres daarom het kind van haar vriendin heeft gekregen. Daarom heeft verweerder niet ten
onrechte het ongeloofwaardig geacht dat de oom van eiseres haar als kind heeft laten
besnijden, dat zij als slaaf werd behandeld door haar oom en dat hij haar heeft ontvoerd voor
een poging tot tweede besnijdenis.
7. Naar het oordeel van de rechtbank neemt verweerder verder terecht het standpunt in
dat eiseres niet kan worden aangemerkt als een vluchteling in de zin van het
Vluchtelingenverdrag en dat zij bij uitzetting ook geen reëel risico loopt op ernstige schade
als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. [1] De rechtbank wijst hierbij allereerst op het oordeel hierboven dat verweerder het individuele asielrelaas van eiseres niet ten onrechte
ongeloofwaardig heeft geacht. Het zijn van een vrouw met minderjarige kinderen volstaat
ook niet voor het aannemen van een gegronde vrees voor vervolging en/of een reëel risico
op schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer. Het asielrelaas van eiseres is niet
ten onrechte ongeloofwaardig geacht zodat hierin evenmin steun kan worden gevonden voor
haar vrees voor (her)besnijdenis. Eiseres heeft bovendien tegenstrijdige verklaringen
afgelegd over haar achtergrond, leefsituatie en werksituatie en daarmee is onvoldoende
gebleken dat eiseres bij terugkeer naar Gambia naar stam- en familieleden terugkeert die
mogelijk druk op haar zouden kunnen uitoefenen. De enkele algemene informatie dat
besnijdenis veelvuldig voorkomt in Gambia, doet hier niet aan af. Daarbij blijkt nog dat
besnijdenis het minst voorkomt in de Wolof stam, de stam waar eiseres toe behoort.
8. Eiseres komt gelet op het voorgaande niet in aanmerking voor toelating op grond
van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
9. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is
ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, rechter, in aanwezigheid vanmr. L.A. Super, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.