In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2020 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure. De vrouw, die de Sierra Leoonse nationaliteit heeft, verzocht om de echtscheiding van haar man, die zonder bekende woon- of verblijfplaats is. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken, waaronder het verzoekschrift en een F9-formulier. De vrouw heeft verklaard dat zij ten tijde van het huwelijk minderjarig was, maar dat zij inmiddels de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt. Dit heeft de rechtbank niet belet om het huwelijk te erkennen, aangezien de erkenning van het huwelijk niet wordt onthouden als de echtgenoten op het moment van erkenning de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet over de huwelijksakte beschikt, en dat het huwelijk op andere wijze is aangetoond. De rechtbank heeft ook overwogen dat de gestelde duurzame ontwrichting van het huwelijk niet is bestreden en dus in rechte vaststaat. Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank besloten om de echtscheiding uit te spreken. De beschikking is gegeven door rechter J.Th.W. van Ravenstein, bijgestaan door griffier L. Lagerwerf, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 februari 2020.