ECLI:NL:RBDHA:2020:11066

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
NL20.8309
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Gambiaanse eiseres wegens onvoldoende zwaarwegende discriminatie en gebrek aan bescherming door autoriteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Gambiaanse eiseres. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres, geboren in 1991, in maart 2019 gedwongen is uitgehuwelijkt en gedurende haar huwelijk te maken heeft gehad met seksueel misbruik en mishandeling. Ondanks dat de rechtbank de asielrelaas van de eiseres geloofwaardig achtte, oordeelde zij dat de ondervonden discriminatie op basis van haar Fula etniciteit niet voldoende zwaarwegend was om haar als vluchteling te kwalificeren volgens het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij bij terugkeer naar Gambia een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank oordeelde dat de Gambiaanse autoriteiten in theorie bescherming bieden tegen huiselijk geweld en dat de eiseres niet had aangetoond dat het vragen van bescherming bij de autoriteiten kansloos was. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond en wees de aanvraag voor een verblijfsvergunning af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.8309

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.E. Muller),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P.G.H. Belluz).

ProcesverloopBij besluit van 30 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is O. Diallo als tolk ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1991 en heeft de Gambiaanse nationaliteit. Zij heeft op 20 oktober 2019 de onderhavige aanvraag ingediend.
2. Eiseres heeft – samengevat weergegeven – aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij in maart 2019 gedwongen en tegen haar zin in door haar buren bij wie zij inwoonde, is uitgehuwelijkt aan [A] . Bijna dagelijks is eiseres door haar echtgenoot seksueel misbruikt en mishandeld. [B] , een Nederlandse man die in hetzelfde dorp woonde, heeft eiseres geholpen haar man te ontvluchten. Van medio april tot en met
19 oktober 2019 verbleef eiseres bij [B] . Gedurende deze periode is eiseres meerdere keren door [B] seksueel misbruikt. Met de hulp van [B] heeft eiseres uiteindelijk haar land kunnen ontvluchten en naar Nederland kunnen afreizen.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 afgewezen als ongegrond en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd.
Verweerder heeft de volgende elementen in het asielrelaas van eiseres als relevant gekwalificeerd:
1) identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) gedwongen uithuwelijking, dagelijkse mishandelingen en seksueel misbruik door de heer [A] ;
3) seksueel misbruik door [B] .
Verweerder heeft de verklaringen van eiseres over haar identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Eveneens heeft verweerder geloofwaardig geacht dat eiseres gedwongen is uitgehuwelijkt, door de heer [A] dagelijks is mishandeld en seksueel is misbruikt en dat eiseres ook door [B] seksueel is misbruikt.
Daarentegen heeft verweerder de door eiseres naar voren gebrachte discriminatie vanwege haar Fula etniciteit onvoldoende zwaarwegend geacht om eiseres aan te merken als vluchteling in de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76), (het Vluchtelingenverdrag). De geloofwaardig geachte elementen leveren tevens geen vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin op, aangezien deze incidenten, namelijk ernstig geweld dat heeft plaatsgevonden binnen huiselijke kring, niet te herleiden zijn tot een van de vervolgingsgronden van het Vluchtelingenverdrag.
Volgens verweerder heeft eiseres ook niet aannemelijk gemaakt dat zij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Tegen de door haar ondervonden problemen kan eiseres de bescherming van de autoriteiten van haar land van herkomst inroepen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het vragen van bescherming voor haar gevaarlijk dan wel bij voorbaat zinloos is.
4. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de door haar ondervonden discriminatie vanwege de Fula etniciteit wel een ernstige beperking van haar bestaansmogelijkheden heeft opgeleverd, waardoor zij niet op sociaal en maatschappelijk gebied heeft kunnen functioneren. Verweerder heeft niet alles wat eiseres naar voren heeft gebracht in de beoordeling betrokken. Voorts voert eiseres aan dat zij tegen het door haar ondervonden huiselijk geweld geen bescherming van de autoriteiten van Gambia kan inroepen. Daarvoor verwijst eiseres onder meer naar het US State Department Country Report on Human Rights Practices Gambia uit 2018, de rapportage van Social Institutions and Gender Index (SIGI) over Gambia uit 2019 en de brief van VluchtelingenWerk Nederland van 17 december 2019 met bijlagen. Hoewel uit deze landeninformatie blijkt dat seksueel misbruik binnen de familie strafbaar is, blijkt hieruit eveneens dat de wetgeving er niet toe heeft geleid dat de Gambiaanse autoriteiten voldoende bescherming bieden aan vrouwen. Tot slot geeft de gemachtigde van eiseres aan dat, gelet op de getroffen maatregelen in verband met het COVID-19 virus, het gedeelte van het bestreden besluit dat betrekking heeft op het traumatabeleid nog niet uitgebreid met eiseres is besproken, zodat later op dit punt zal worden teruggekomen.
5. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
7.1
Verweerder heeft de door eiseres naar voren gebrachte discriminatie als gevolg van haar Fula etniciteit in de beoordeling betrokken, maar heeft geconcludeerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er haar persoonlijk betreffende feiten en omstandigheden bestaan die een gegronde vrees rechtvaardigen. Discriminatie door de autoriteiten en door medeburgers kan leiden tot gegronde vrees voor vervolging indien sprake is van substantiële discriminatie waardoor het leven onhoudbaar is geworden. Volgens het beleid neergelegd in paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 merkt verweerder discriminatie aan als een daad van vervolging, indien de vreemdeling vanwege de discriminatie zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat niet is gebleken dat hier in het geval van eiseres sprake van is. Daarbij is van belang dat eiseres naar school heeft kunnen gaan, op het land heeft kunnen werken en naar het ziekenhuis heeft kunnen gaan toen zij ernstig was verwond. Bovendien heeft verweerder van belang kunnen achten dat eiseres een paspoort heeft kunnen aanvragen en met dit paspoort legaal en probleemloos Gambia is uitgereisd. Eiseres brengt in haar nader gehoor naar voren dat de huidige president voor Fula geen schoolgeld meer betaalt en dat eiseres als Fula verminderd toegang heeft tot de gezondheidszorg in die zin dat zij bij het grote ziekenhuis enkel terecht kan als zij geld betaalt. Uit deze verklaringen komt inderdaad naar voren dat Fula in Gambia te maken hebben met discriminatie, hetgeen door verweerder ook is erkend. Hieruit blijkt echter nog niet dat eiseres persoonlijk dermate ernstig is gediscrimineerd dat haar leven in Gambia onhoudbaar is geworden, nu eiseres wel onderwijs heeft genoten en naar het ziekenhuis kan gaan. De omstandigheid dat eiseres is uitgehuwelijkt en niet zelfstandig haar leven kon leiden, maakt het voorgaande ook niet anders, nu zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanwege haar Fula etniciteit aan de heer Diallo is uitgehuwelijkt.
7.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich tevens niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM loopt bij terugkeer naar Gambia als gevolg van het door haar ondervonden huiselijk geweld. Verweerder verwijst naar het Country Report on Human Rights Practices Gambia uit 2018 van de US State Department en een rapportage van SIGI over Gambia uit 2019, waaruit volgt dat in de Gambiaanse grondwet staat dat vrouwen op gelijke juridische voet staan als mannen, in wetgeving is opgenomen dat verkrachting strafbaar is en hierop bij veroordeling een levenslange gevangenisstraf staat, de regering in 2013 een wet heeft aangenomen die huiselijk geweld strafbaar stelt en bescherming biedt aan slachtoffers van huiselijk geweld en dat de regering in 2010 the Women’s Act heeft aangenomen die de systematische discriminatie van vrouwen in Gambia moet aanpakken. Uit deze algemene landeninformatie volgt dat eiseres in ieder geval in theorie de bescherming van de Gambiaanse autoriteiten kan inroepen tegen huiselijk geweld. Niet in geschil is dat eiseres deze bescherming niet heeft ingeroepen. Eiseres geeft aan dat zij dit niet heeft gedaan, omdat zij bang was gedood te worden. Huiselijk geweld wordt volgens haar in Gambia nog altijd als een familieprobleem gezien, dat binnen de familie moet worden opgelost. De wetgeving waarnaar verweerder verwijst, heeft er volgens eiseres niet toe geleid dat vrouwen die het slachtoffer zijn van huiselijk geweld daadwerkelijk de bescherming van de autoriteiten kunnen inroepen. Uit de bronnen waarnaar eiseres verwijst, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verkrachting en huiselijk geweld wijdverbreide problemen zijn in Gambia en de politie dit over het algemeen als een privéaangelegenheid beschouwt evenals dat vrouwen huiselijk geweld vaak niet melden uit angst of als gevolg van discriminatie of ongelijke machtsverhoudingen, maar uit deze stukken blijkt niet dat het vragen van bescherming tegen huiselijk geweld bij voorbaat kansloos is en dat vrouwen helemaal geen bescherming van de politie kunnen verkrijgen. Om die reden heeft verweerder van eiseres mogen verwachten dat zij alvorens in Nederland asiel aan te vragen de bescherming van de autoriteiten van Gambia had ingeroepen. Nu eiseres dit heeft nagelaten, heeft zij onvoldoende inspanningen verricht om bescherming in haar land van herkomst te verkrijgen en is niet aannemelijk gemaakt dat zij deze bescherming niet kan krijgen.
7.3.
Wat betreft het beroep van eiseres op het traumatabeleid heeft de gemachtigde van eiseres ter zitting aangegeven dat geen verdere informatie over [B] is verkregen en dat is besloten geen aangifte tegen hem te doen, waardoor eiseres de beroepsgronden die op de persoon van [B] zien, laat vallen.
7.4.
Gelet op het voorgaande komt eiseres niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000 en heeft verweerder de aanvraag van eiseres op goede gronden afgewezen als ongegrond.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.