ECLI:NL:RBDHA:2020:11072
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 oktober 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1998 in Eritrea. De officier van justitie had op 5 oktober 2020 een verzoekschrift ingediend voor een zorgmachtiging van zes maanden, gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op dezelfde datum gehouden, waarbij de betrokkene en verschillende zorgprofessionals telefonisch zijn gehoord vanwege de coronamaatregelen.
De betrokkene vertoont tekenen van een psychische stoornis, specifiek schizofrenie, en leeft in een sociaal isolement. Hij heeft geen toegang tot passende zorg op vrijwillige basis en weigert medicatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een ernstige psychische aandoening die leidt tot levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank oordeelt dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren.
De rechtbank verleent de zorgmachtiging en bepaalt dat deze geldt tot en met 21 april 2021. De beschikking is gegeven door mr. H. Wien, rechter, en is vastgesteld op 3 november 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.