ECLI:NL:RBDHA:2020:11097

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
NL20.17516 en NL20.17518
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen en de verantwoordelijkheid van Kroatië onder de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 4 november 2020, zijn twee asielaanvragen van eisers behandeld. De eisers, een gezin met minderjarige kinderen, hebben asiel aangevraagd in Nederland, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvragen niet in behandeling genomen. De reden hiervoor is dat Kroatië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoeren dat Kroatië niet kan worden vertrouwd om hun aanvragen op een eerlijke manier te behandelen. Ze verwijzen naar verschillende rapporten en publicaties die wijzen op geweld en schendingen van mensenrechten in Kroatië, en stellen dat zij als kwetsbaar gezin extra bescherming nodig hebben.

Tijdens de zitting op 22 oktober 2020, die via videoverbinding plaatsvond, hebben eisers hun zorgen geuit over de situatie in Kroatië en de behandeling van asielzoekers daar. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd om aan te tonen dat Kroatië zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Kroatische autoriteiten hebben gegarandeerd dat de asielverzoeken van eisers inhoudelijk zullen worden behandeld in overeenstemming met de Europese asielrichtlijnen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris niet onterecht heeft aangenomen dat Kroatië de verantwoordelijkheid voor de asielaanvragen van eisers op zich neemt.

De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.17516 en NL20.17518

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam] V-nummer: [V-nummer] , eiser

[naam], V-nummer: [V-nummer] , eiseres
hierna gezamenlijk: eisers
mede namens hun minderjarige kinderen:
[naam], V-nummer: [V-nummer]
[naam] ,V-nummer: [V-nummer]
[naam] ,V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. K. Mohasselzadeh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

Procesverloop

Bij twee afzonderlijke besluiten van 25 september 2020 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen op de grond dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL20.17517 en NL20.17519, plaatsgevonden op 22 oktober 2020 te Breda. Eisers en hun gemachtigde zijn verschenen middels videoverbinding. Eveneens middels videoverbinding is verschenen M. Hussam, tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser en eiseres stellen te zijn geboren op [geboortedatum] respectievelijk [geboortedatum] . Hun minderjarige kinderen stellen te zijn geboren op [geboortedatum] , [geboortedatum] en [geboortedatum] . De nationaliteit van eiser en de kinderen is onbekend. Eiseres stelt de Syrische nationaliteit te bezitten. Zij hebben op 5 juli 2020 asielaanvragen in Nederland ingediend.
2. Verweerder heeft de bestreden besluiten gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [1] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard.
3. Eisers voeren aan dat ten aanzien van Kroatië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijzen zij naar een publicatie van de ECCHR [2] van 26 mei 2020, waarin verwezen wordt naar de vragen die het EHRM [3] op 25 mei 2020 aan Kroatië heeft gesteld in de zaken S.B. tegen Kroatië, A.A. tegen Kroatië en A.B. tegen Kroatië. [4] Daarnaast verwijzen eisers naar de door hen in het aanmeldgehoor beschreven ervaringen in Kroatië en de informatie van InfoKolpa, Medium.com en OSTRO, het bericht van 13 maart 2019 op de website van Amnesty International: ‘EU medeschuldig aan Kroatisch politiegeweld tegen vluchtelingen’ en het daaronder liggende rapport ‘
Pushed to the edge: Violence and abuse against refugees and migrants along the Balkan routes’, artikelen in The Guardian van 22 december 2019 en 12 mei 2020 en het artikel ‘
Croatia Accused of Slurring Watchdogs in Police Violence Dispute’ van 14 mei 2020 op de website 'balkanin-sight.com'. Eisers stellen dat het aannemelijk is dat de informatie uit deze rapportages ook betrekking heeft op Dublinclaimanten. Daarbij verwijzen eisers naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 10 juni 2020 [5] waarin een verklaring van een informant is opgenomen die stelt dat er mensen zijn die met geweld zijn verwijderd naar Bosnië nadat zij een asielaanvraag hadden ingediend in Kroatië. Gelet op de ervaringen van eisers in Kroatië en de vragen die het EHRM aan Kroatië heeft gesteld, stellen eisers de vraag in hoeverre verweerder er zonder nader onderzoek van uit mocht gaan dat de Kroatische autoriteiten de formele verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers ook daadwerkelijk naleven en of eisers een reële mogelijkheid krijgen om zich te beklagen bij de autoriteiten. Eisers zijn gedetineerd geweest in Kroatië en zijn hierdoor ernstig getraumatiseerd geraakt. Zij hebben een document van Emergis overgelegd, waaruit blijkt dat voor het oudste kind van eisers een intake- en adviesgesprek is ingepland. Gelet op de psychische problemen van het kind zijn eisers aan te merken als kwetsbaar gezin. Verweerder heeft daarom ten onrechte geen aanvullende garanties gevraagd aan de Kroatische autoriteiten. Tot slot doen eisers een beroep op de uitspraak van het Hof [6] van 16 juli 2020. [7]
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Kroatië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers. In geschil is of verweerder deze verantwoordelijkheid alsnog aan zich had moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
5. In zijn algemeenheid mag verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uitgaan dat Kroatië zijn internationale verplichtingen zal nakomen. Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat dit in dit geval niet kan.
6. Naar het oordeel van de rechtbank zijn eisers daarin niet geslaagd. Eisers hebben niet nader geconcretiseerd op welke informatie van InfoKolpa, Medium.com en OSTRO zij doelen, zodat een beroep hierop niet kan slagen. De door eisers genoemde publicaties hebben betrekking op
pushbacksen het optreden van de Kroatische politie tegen asielzoekers aan de buitengrens van het land. Dat de bevindingen uit deze publicaties ook hebben te gelden voor eisers als Dublinclaimanten ten aanzien van wie Kroatië de claims expliciet heeft aanvaard, hebben eisers niet aannemelijk gemaakt. De vragen die door het EHRM aan Kroatië zijn gesteld zien niet op Dublinclaimanten, maar op personen die niet de kans zouden hebben gekregen om asiel aan te vragen. Met het claimakkoord hebben de Kroatische autoriteiten gegarandeerd dat de asielverzoeken van eisers inhoudelijk zullen worden behandeld in overeenstemming met de geldende Europese asielrichtlijnen. Van een mogelijke
pushbackzal daarom geen sprake zijn. Ten aanzien van het beroep op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 10 juni 2020 overweegt de rechtbank het volgende. In de genoemde uitspraak heeft verweerder de opdracht gekregen nader onderzoek te verrichten naar de behandeling van Dublinclaimanten in Kroatië. Verweerder heeft daarna nieuwe besluiten genomen waarbij de aanvragen van de vreemdelingen opnieuw niet in behandeling werden genomen. Vervolgens heeft zittingsplaats Rotterdam op 27 augustus 2020 [8] geoordeeld dat de verklaring van de informant onvoldoende is om te onderbouwen dat sprake is van systematische tekortkoming in de asielprocedure voor personen die worden overgedragen in kader van de Dublinverordening.
7. Ook met hun persoonlijke relazen hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat verweerder ten aanzien van Kroatië ten onrechte uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Voor klachten over de eerdere detentie en andere voorkomende problemen dienen eisers zich te wenden tot de Kroatische autoriteiten. Niet is gebleken dat zij eisers niet willen of kunnen helpen, dan wel dat klagen bij de autoriteiten bij voorbaat zinloos is. De niet onderbouwde vrees van eisers dat zij niet in staat zullen worden gesteld om te klagen, is daartoe onvoldoende. De beroepsgrond faalt derhalve.
8. Niet gebleken is dat de psychische gezondheidsproblemen van het oudste kind van eisers het gevolg zijn van hun verblijf in Kroatië. Ook is niet gebleken dat een medische behandeling niet kan plaatsvinden in Kroatië. Op grond van de overgelegde informatie is niet gebleken dat eisers zijn aan te merken als bijzonder kwetsbare vreemdelingen in de zin van het arrest Tarakhel. [9] Verweerder heeft geen aanvullende garanties hoeven vragen aan de Kroatische autoriteiten. Ook hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid uit arrest Jawo [10] is bereikt, zodat verweerder niet op grond van dit arrest om individuele garanties van de Kroatische autoriteiten heeft moeten vragen.
9. Het door eisers aangehaalde arrest van het Hof van 16 juli 2020 ziet op het horen van een vreemdeling voorafgaand aan een niet-ontvankelijkheidsverklaring van de asielaanvraag. Dat is in de zaak van eisers niet aan de orde, zodat het beroep op dit arrest niet slaagt.
10. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening de asielverzoeken van eisers aan zich te trekken.
11. De beroepen zijn ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013
2.European Center for Constitutional and Human Rights
3.Europees Hof voor de Rechten van de Mens
4.Zaaknummers 18810/19, 18856/19 en 23495/19
6.Hof van Justitie van de Europese Unie
7.ECLI:EU:C:2020:579
8.Uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 27 augustus 2020, NL20.14874 en NL20.14876 (niet gepubliceerd)
9.Arrest van het EHRM van 4 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712
10.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218