ECLI:NL:RBDHA:2020:11377

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
11 november 2020
Zaaknummer
AWB 20/2436
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning in het kader van au-pairbeleid en procesbelang bij wijziging verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de intrekking van de verblijfsvergunning van eiseres, een Vietnamese au pair. Eiseres had een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'uitwisseling', geldig tot 27 maart 2019. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 27 februari 2020 het bezwaar van eiseres tegen de intrekking van haar verblijfsvergunning kennelijk ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 8 oktober 2020 heeft eiseres zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. N.H.T. Jansen.

De rechtbank heeft overwogen dat eiseres niet in wezenlijke mate kennis heeft gemaakt met de Nederlandse samenleving en cultuur, wat een voorwaarde is voor de verblijfsvergunning onder de beperking 'uitwisseling'. Eiseres heeft betoogd dat zij wel degelijk procesbelang heeft, omdat een vernietiging van de intrekking zou kunnen leiden tot een eerdere ingangsdatum van een nieuwe verblijfsvergunning als familie- en gezinslid. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres procesbelang heeft en het beroep inhoudelijk zal behandelen.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft overwogen dat eiseres niet heeft voldaan aan de voorwaarden van de verblijfsvergunning. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/2436

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D. Schaap),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigden: mr. E. Izaks en mr. N.H.T. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 27 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de intrekking van haar verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.H.T. Jansen.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1996 en bezit de Vietnamese nationaliteit. Zij is met ingang van 27 maart 2018 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘uitwisseling’, geldig tot 27 maart 2019 (hierna: de verblijfsvergunning). Eiseres is als au pair woonachtig geweest bij een gezin in IJsselstein.
2. Met ingang van 3 november 2018 heeft eiseres zich in de Basisregistratie Personen ingeschreven op het adres van [Naam 2] te Zevenbergen. Op 9 november 2018 heeft eiseres een aanvraag ingediend om de beperking van haar verblijfsvergunning te wijzigen in ‘verblijf als familie en gezinslid bij de heer [Naam 2]’. Op 15 november 2018 is eiseres afgemeld als au pair door haar erkend referent.
3. Op 10 januari 2019 heeft verweerder gehoren afgenomen met eiseres en de heer [Naam 2] afzonderlijk. Vervolgens heeft verweerder op 9 april 2019 het voornemen geuit om de verblijfsvergunning van eiseres in te trekken. Eiseres heeft bij brief van 14 april 2019 hierop gereageerd.
4. Bij besluit van 3 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning van eiseres ingetrokken met terugwerkende kracht tot 27 maart 2018. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres nooit heeft voldaan aan de voorwaarden die gelden bij de beperking ‘uitwisseling’. [1]
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard. Op wat eiseres daartegen aanvoert wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt
Ontvankelijkheid
6. Bij brief van 6 oktober 2020 heeft verweerder aan de rechtbank meegedeeld dat met ingang van 25 augustus 2020 is vastgesteld dat eiseres een verblijfsrecht heeft zoals bedoeld in het arrest
Chavez-Vilchez. [2] Eiseres is namelijk ouder geworden van een Nederlands kind dat wordt verzorgd door haar en de heer [Naam 2] en dat van haar afhankelijk is. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres daarom geen belang meer heeft bij het voeren van deze procedure.
7. Procesbelang is aanwezig als de appellant met het voeren van een procedure in een gunstiger positie kan geraken. In het kader van de aanvraag van eiseres tot wijziging van de beperking van haar verblijfsvergunning is tegengeworpen dat zij niet in het bezit is van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf aangezien haar verblijfsvergunning is ingetrokken. Een vernietiging van de intrekking zou ertoe leiden dat deze tegenwerping geen stand kan houden. Als eiseres vervolgens alsnog verblijfsrecht als familie en gezinslid zou krijgen, dan zou dit een eerdere ingangsdatum hebben dan haar verblijfsrecht op grond van het arrest
Chavez-Vilchez. Volgens eiseres brengt dit haar in een gunstigere positie, omdat zij daardoor eerder in aanmerking komt voor naturalisatie.
8. De uitspraak [3] waarnaar verweerder in dit kader heeft verwezen, kan hem niet baten. Deze uitspraak is namelijk gebaseerd op eerdere uitspraken uit 2010 en 2013. De meest recente stand van de jurisprudentie luidt echter dat in geschillen over een verblijfsvergunning regulier terwijl de vreemdeling reeds rechtmatig verblijf heeft procesbelang in beginsel gegeven is als de te verlenen verblijfsvergunning een eerdere ingangsdatum heeft. [4]
9. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiseres procesbelang heeft bij het voeren van deze procedure. De rechtbank zal het beroep inhoudelijk behandelen.
Beperking ‘uitwisseling’
10. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat zij nooit heeft voldaan aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning is verleend.
11. Verweerder heeft zich ten dele gebaseerd op de indruk dat eiseres misbruik heeft gemaakt van het au pair-beleid en de indruk dat zij een schijnrelatie is aangegaan om verblijfsrecht in Nederland te verkrijgen. Omdat het bestreden besluit een belastend besluit is, ligt het echter geheel op de weg van verweerder om aannemelijk te maken dat eiseres nooit aan de voorwaarden van de verblijfsvergunning heeft voldaan. De rechtbank ziet dan ook niet in welke betekenis de scherpe formuleringen in het bestreden besluit en de opmerkingen over die indrukken ter zitting zouden kunnen hebben in het licht van deze verdeling van de bewijslast. De rechtbank zal daaraan dan ook verder voorbijgaan als het gaat om de periode dat eiseres de verblijfsvergunning als au pair had, maar merkt over de relatie nog wel op dat ook verweerder inmiddels kennelijk de geboorte van een kind daaruit ziet als een omstandigheid die in de weg staat aan meergenoemde indrukken.
12. Verder heeft verweerder overwogen dat het uitgangspunt bij het verlenen van de verblijfsvergunning onder de beperking ‘uitwisseling’ is dat de houder kennis maakt met de Nederlandse samenleving en cultuur. Volgens verweerder heeft eiseres in Nederland echter slechts als au pair (huishoudelijk) werk verricht en mogelijk enkele uitstapjes gemaakt die niet voldoende zijn om kennis te kunnen maken met de Nederlandse samenleving en cultuur.
13. Volgens eiseres is het bestreden besluit niet inzichtelijk voor zover daarin enerzijds is overwogen dat de au pair in gezinnen lichte huishoudelijke werkzaamheden verricht en anderzijds dat de au pair geen arbeid in de zin van de Wav [5] mag verrichten. Naar het oordeel van de rechtbank is dit met het verweerschrift voldoende opgehelderd. Daarin is namelijk gewezen op artikel 1j van het BuWav. [6] Op grond van dat artikel zijn au pairs voor maximaal één jaar uitgezonderd van het verbod in artikel 2 van de Wav om vreemdelingen arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning voor werkzaamheden.
14. Bovendien stelt eiseres dat uit de wet en het beleid niet blijkt dat kennismaken met de Nederlandse samenleving en cultuur het primaire doel van de verblijfsvergunning is. Volgens eiseres richten de vereisten dat er een uitwisselingsprogramma moet zijn en dat daarin de wijze van kennismaking met de Nederlandse samenleving en cultuur moet zijn opgenomen zich tot de erkende referent en niet tot de vreemdeling. De rechtbank volgt eiseres niet in deze stelling. Artikel 3.43, eerste lid, aanhef en onder a, van het Vb [7] spreekt namelijk van “de vreemdeling die wil verblijven in het kader van een uitwisselingsprogramma” en artikel 3.24, derde lid, aanhef en onder a, van het VV [8] spreekt van “de wijze waarop de vreemdeling kennis maakt met de Nederlandse samenleving en cultuur”. Daarnaast is in B2/2.2 Vc [9] letterlijk neergelegd dat het verblijf primair een cultureel karakter heeft.
15. Eiseres betwist in beroep niet dat zij volgens haar verklaringen tijdens het gehoor van 10 januari 2019 vooral naar Nederland is gekomen om werkzaamheden te verrichten in het gastgezin te IJsselstein. Eiseres betwist ook niet dat uit de in bezwaar overgelegde foto’s van uitstapjes in Nederland niet blijkt dat deze tijdens de periode van geldigheid van de verblijfsvergunning zijn genomen en dat uit deze foto’s niet kan worden opgemaakt dat zij in wezenlijke mate kennis heeft gemaakt met de Nederlandse samenleving en cultuur. De enkele omstandigheid dat er bij de aanvraag een uitwisselingsprogramma is overgelegd, onderbouwt niet dat daaraan ook daadwerkelijk invulling is gegeven. De enkele omstandigheid dat op het aan eiseres uitgereikte verblijfsdocument niet is vermeld dat het niet kennismaken met de Nederlandse samenleving en cultuur gevolgen kan hebben voor het verblijfsrecht, is niet redengevend om niet te kunnen overgaan tot intrekking.
Conclusie
16. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder terecht de verblijfsvergunning van eiseres heeft ingetrokken met terugwerkende kracht tot 27 maart 2018 omdat zij niet heeft voldaan aan de voorwaarden die gelden bij de beperking ‘uitwisseling’.
17. Het beroep is ongegrond.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2020.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Artikel 19, gelezen in samenhang met artikel 18, eerste lid, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Hof van Justitie van de Europese Unie, 10 mei 2017 (ECLI:EU:C:2017:354).
3.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, 23 september 2020 (ECLI:NL:RBLIM:2020:7159).
4.Bijvoorbeeld: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 9 mei 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1611).
5.Wet arbeid vreemdelingen.
6.Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen.
7.Vreemdelingenbesluit 2000.
8.Voorschrift Vreemdelingen 2000.
9.Vreemdelingencirculaire 2000.