ECLI:NL:RBDHA:2020:11486
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Beslistermijn in asielprocedure en verzet tegen termijnstelling
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzet van een Syrische asielaanvrager tegen de termijnstelling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De asielaanvrager, aangeduid als [opposant], had op 23 september 2019 een aanvraag ingediend, maar er was geen tijdig besluit genomen. De rechtbank had eerder, op 31 augustus 2020, het beroep van [opposant] gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om alsnog binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen.
In het verzet stelde [opposant] dat de door de rechtbank opgelegde beslistermijn van 8+8 weken niet van toepassing was, omdat zijn zaak onder de werkwijze van de Taskforce viel, die andere termijnen hanteert. De rechtbank oordeelde echter dat de eerder vastgestelde termijn van 8+8 weken terecht was, omdat er nog geen aanvang was gemaakt met de procedure. De rechtbank volgde [opposant] niet in zijn verzoek om af te wijken van het 8+8 wekenmodel en oordeelde dat er geen nieuwe of andere aanknopingspunten waren die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de eerdere buitenzittingsuitspraak in stand bleef. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.P. de Valk, rechter, in aanwezigheid van N.E. Joacim, griffier, en werd openbaar gemaakt op 10 november 2020.