ECLI:NL:RBDHA:2020:11487

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2020
Publicatiedatum
13 november 2020
Zaaknummer
NL20.17673
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzorgvuldige uitnodiging voor gehoor in asielprocedure met betrekking tot Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een eiser van Pakistaanse nationaliteit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Italië als verantwoordelijke lidstaat werd aangemerkt op basis van de Dublinverordening. Eiser had zijn aanvraag ingediend op 2 augustus 2020 en was op 14 september 2020 door de Nederlandse autoriteiten uitgenodigd om te worden gehoord over zijn bezwaren tegen de overdracht aan Italië. Echter, eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen op de zittingen, wat leidde tot de conclusie dat de uitnodigingen niet zorgvuldig waren afgehandeld.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet voldoende had gezorgd voor een zorgvuldige procedure, vooral gezien de aanpassingen die waren gemaakt in verband met COVID-19. De rechtbank benadrukte dat eiser niet adequaat op de hoogte was gesteld van de uitnodigingen, aangezien deze alleen via een postlijst werden verstrekt, en dat de staatssecretaris niet had kunnen besluiten om het persoonlijk onderhoud achterwege te laten. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en oordeelde dat eiser alsnog op de juiste wijze moest worden uitgenodigd voor een gehoor. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 525.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in asielprocedures en het recht van de vreemdeling om gehoord te worden, zoals vastgelegd in de Dublinverordening en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, met inachtneming van deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.17673

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. van Duren).

Procesverloop

Bij besluit van 29 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.17674, plaatsgevonden te Breda op 5 november 2020. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Pakistaanse nationaliteit en geboren op [geboortedatum 1]. Hij heeft op 2 augustus 2020 een asielaanvraag ingediend.
2. Op 14 september 2020 heeft verweerder de Italiaanse autoriteiten gevraagd eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening. [1] Italië heeft dat verzoek op 28 september 2020 geaccepteerd.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw [2] niet in behandeling genomen omdat Italië daarvoor verantwoordelijk wordt geacht.
3. Eiser meent dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is tot stand gekomen, nu verweerder hem ten onrechte niet heeft gehoord over zijn bezwaren tegen een eventuele overdracht aan Italië. Eiser verwijst naar het belang om te worden gehoord als genoemd in artikel 41 van het Handvest. [3]
4. Verweerder heeft in zijn verweerschrift van 3 november 2020 en ter zitting toegelicht hoe op een AZC [4] de post wordt verwerkt. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit onjuist is op het punt dat vreemdelingen hun post ontvangen tijdens de verplichte melding. Voor de COVID-19 maatregelen werd de post persoonlijk gebracht, maar sinds de maatregelen wordt gewerkt met een zogenoemde postlijst. Op de postlijst staan het kamernummer en de initialen vermeld, wanneer er post is kan de vreemdeling deze bij de receptie ophalen en tekenen voor ontvangst. De vreemdelingen wordt er bij inhuizing op gewezen dat zij dagelijks de postlijst moeten raadplegen. In het geval dat een uitnodiging niet wordt opgehaald wordt dit via de e-mail en via het systeem van verweerder (smartflow) aan de gehoormedewerkers teruggekoppeld. In dit geval heeft eiser tweemaal op de postlijst gestaan, maar heeft hij de uitnodigingen niet opgehaald.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. Vooropgesteld moet worden dat in artikel 30, tweede lid, van de Vw staat dat de vreemdeling wordt gehoord over zijn eventuele bezwaren tegen overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat. Het persoonlijk onderhoud is verder uitgewerkt in artikel 5 van de Dublinverordening. Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Dublinverordening voert de lidstaat die met het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat is belast een persoonlijk onderhoud met de verzoeker, om de verantwoordelijke lidstaat gemakkelijker te kunnen bepalen. Het onderhoud biedt de verzoeker tevens de mogelijkheid de overeenkomstig artikel 4 aan hem verstrekte informatie juist te begrijpen. Op grond van het tweede lid kan het persoonlijk onderhoud achterwege blijven indien de verzoeker a) is ondergedoken of b) na het ontvangen van de in artikel 4 bedoelde informatie reeds op een andere wijze de informatie heeft verstrekt die relevant is voor het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat. De lidstaten die het onderhoud achterwege laten moeten de verzoeker wel de gelegenheid bieden om alle verdere informatie te verstrekken die relevant is om op correcte wijze de verantwoordelijke lidstaat te bepalen voordat een besluit tot overdracht wordt genomen. [5] Bij de beoordeling van het belang van het horen in Dublinzaken komt betekenis toe aan artikel 41 van het Handvest. In het eerste lid is bepaald dat eenieder er recht op heeft dat zijn zaken onpartijdig, billijk en binnen een redelijke termijn door de instellingen en organen van de Unie worden behandeld. In het tweede lid, eerste streepje, staat dat dit recht met name behelst het recht van eenieder te worden gehoord voordat jegens hem een voor hem nadelige individuele maatregel wordt genomen,
6. Uit het dossier blijkt dat eiser door verweerder bij brieven van 4 en 8 augustus 2020 is uitgenodigd voor een gehoor op 7 en 12 augustus 2020. Uit de toelichting van verweerder blijkt dat eiser allebei deze uitnodigingen niet heeft opgehaald en zonder mededeling aan verweerder niet op de gehoren is verschenen.
7. De rechtbank begrijpt dat verweerder zijn handelwijze naar aanleiding van COVID-19 heeft moeten aanpassen. Dit moet echter wel met de juiste zorgvuldigheid gebeuren en voldoende zekerheid bieden dat de vreemdeling tijdig en deugdelijk op de hoogte wordt gesteld van datum en tijdstip van een gehoor. Nu met de nieuwe werkwijze alleen wordt gewerkt met een postlijst en de vreemdelingen dit alleen bij binnenkomst wordt verteld, is de rechtbank van oordeel dat verweerder er niet zonder meer van heeft mogen uitgaan dat eiser ervan op de hoogte was dat er post voor hem was.
8. De rechtbank is van oordeel, gelet op de onder 5 genoemde wetgeving, dat verweerder op basis van de geschetste nieuwe werkwijze niet heeft kunnen besluiten om het persoonlijk onderhoud achterwege te laten. De uitzonderingen van artikel 5, tweede lid, Dublinverordening zijn niet van toepassing. Anders dan in het bestreden besluit is vermeld, kan niet worden gezegd dat eiser niet in zijn belangen is geschaad omdat hij de gelegenheid heeft gekregen een (schriftelijke) zienswijze in te dienen. Het horen biedt immers ook de gelegenheid aan de vreemdeling om vragen te stellen over de toepassing van de Dublinverordening en kan hij informatie geven over de aanwezigheid van familieleden, gezinsleden of andere familierelaties in de lidstaten. [6] De handelwijze van verweerder is dan ook als onzorgvuldig aan te merken.
9. Het beroep is gegrond. Eiser hoort alsnog deugdelijk te worden uitgenodigd voor een gehoor. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 525 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor van 1).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser van € 525 (vijfhonderdvijfentwintig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.X. Scholten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
4.Asielzoekerscentrum.
5.in vergelijkbare zin: de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 25 november 2019 (
6.Zie hiervoor: punt 18 van de preambule van de Dublinverordening.