ECLI:NL:RBDHA:2020:11518

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2020
Publicatiedatum
13 november 2020
Zaaknummer
AWB-19_6525
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor pleegkind in het kader van gezinshereniging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Iraanse vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar tante, die als referente fungeert, te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen omdat niet voldoende was aangetoond dat eiseres feitelijk tot het gezin van referente behoorde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van eiseres en haar biologische ouders is aangetoond, evenals de voogdij van referente. Echter, de rechtbank oordeelde dat de feitelijke gezinsband niet was bewezen, omdat er onvoldoende documenten en verklaringen waren die de financiële afhankelijkheid en de betrokkenheid van de biologische moeder bij de opvoeding van eiseres onderbouwden. Eiseres en referente hadden tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de situatie, wat de rechtbank als onvoldoende beschouwde om de aanvraag te honoreren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de aanvraag door de staatssecretaris.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/6525
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 12 november 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. M.L. van Riel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.M. Sidler).

Procesverloop

Bij besluit van 16 februari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel “nareis” afgewezen.
Bij besluit van 1 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 4 maart 2020 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2020. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verder waren aanwezig [referente] , en de tolk [tolk] .

Overwegingen

1. De rechtbank betrekt bij de beoordeling het volgende. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en is van Iraanse nationaliteit. Eiseres beoogt verblijf bij haar tante [referente] (referente), haar gestelde pleegmoeder. Op 21 december 2017 heeft referente daarom een aanvraag ingediend om afgifte van een mvv voor gezinshereniging in het kader van nareis.
1.1
Vast staat dat de identiteit van eiseres, de identiteit van haar biologische ouders en de familierechtelijke relatie tussen eiseres en ook haar biologische ouders is aangetoond met documenten. Ook is het overlijden van de biologische vader van eiseres aangetoond en is een voogdijverklaring overgelegd waarin is vermeld dat referente de voogd van eiseres is.
1.2
Referente is in bezwaar gehoord op 19 april 2019. Eiseres is in bezwaar gehoord op 24 april 2019.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen omdat niet is aangetoond dat eiseres feitelijk behoort tot het gezin van referente. Op grond van paragraaf C2/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) moet referente aantonen dat eiseres vóór de binnenkomst van referente feitelijk tot haar gezin behoorde en dat die feitelijke gezinsband niet verbroken is. Verweerder stelt dat niet met documenten is aangetoond dat de biologische moeder van eiseres wordt vermist. Ook heeft referente summier verklaard over de reden van haar vertrek. Verder komen de verklaringen over de vermissing van de biologische moeder van eiseres niet overeen met de verklaringen die referente aflegde tijdens haar asielprocedure, namelijk dat de moeder van eiseres bij een strafzaak vanwege het overlijden van de vader van eiseres aanwezig was. Daarmee kan verweerder de reden van de pleegsituatie, en daarmee samenhangend de mate van betrokkenheid van de biologische moeder van eiseres bij haar opvoeding, niet vaststellen. Daarnaast zijn geen documenten overgelegd om de financiële afhankelijkheid tussen eiseres en referente aan te tonen en hebben zij hierover tegenstrijdig verklaard. Ook hebben eiseres en referente niet consistent verklaard over de vraag of referente aan eiseres heeft verteld dat zij is bekeerd tot het christendom. En zelfs indien de voogdijverklaring echt zou zijn, zegt dit slechts iets over de juridische familierechtelijke relatie. Verweerder komt tot de conclusie dat geen sprake is van een feitelijke gezinsband.
3. Eiseres is van mening dat wel sprake is van een feitelijke en juridische gezinsband. Zij onderbouwt dit als volgt.
3.1
Referente heeft een uitgebreide verklaring gegeven om de tegenstrijdigheid ten aanzien van de aanwezigheid van de biologische moeder van eiseres tijdens de rechtszaak uit de weg te nemen. Juridisch is het niet mogelijk dat de moeder van eiseres bij de zitting aanwezig was omdat, als het gaat om een procedure tot vergelding, alleen de ouders van de overleden persoon en de kinderen van de overleden persoon zo’n procedure kunnen instellen.
3.2
Eiseres voert ook aan dat verweerder onvoldoende gewicht heeft gehecht aan de originele voogdijverklaring. De rechtbank heeft alvorens die verklaring werd opgemaakt, eerst onderzocht of de moeder van eiseres vermist was en daarna is de voogdij over eiseres op referente overgegaan. Dat referente niet heeft kunnen aantonen wat de reden is van opname van eiseres in het gezin en evenmin of de moeder van eiseres nog in staat is om voor eiseres te zorgen, is geen reden om niet van de juridische pleegsituatie uit te gaan en een mvv aan een pleegkind te weigeren. Bovendien hebben eiseres en referente eenduidig verklaard over de woon- zorg- en leefsituatie van eiseres.
3.2.1
Ter zitting heeft referente toegelicht dat de voogdij na het overlijden van de vader van eiseres in 2011 is overgegaan op haar vader. Na diens overlijden in 2014 heeft zij in 2016 de voogdij over eiseres gekregen.
3.3
Ook is aangevoerd dat referente summier heeft verklaard over de vermissing van de biologische moeder van eiseres omdat zij niet op de hoogte werd gesteld van de inhoud van de problemen van de moeder en alleen wist dat er problemen waren. Zij bemoeide zich niet met het privéleven van haar broer.
3.4
Verder heeft eiseres verklaard in haar gehoor van 24 juli 2019 dat referente haar geld stuurde, terwijl referente tijdens haar hoorzitting van 19 april 2019 verklaarde van niet. Eiseres weet echter niet hoe het zit. Referente had met haar zus afgesproken dat zij zolang financieel voor eiseres zou zorgen, en dat referente haar later zou gaan betalen. Sinds september 2019 stuurt zij daadwerkelijk geld naar Iran.
3.5
Ten aanzien van de tegenstrijdige verklaringen over de bekering van referente heeft referente verklaard dat eiseres in haar gehoor niets over de religie van referente durfde te zeggen uit angst voor de Iraanse autoriteiten. Zij was bang dat die iets zouden horen van wat zij in het interview op de Nederlandse ambassade te Teheran vertelde. Ter zitting heeft referente gesteld dat eiseres bij het gehoor erg gespannen was en zich onder druk voelde staan.
4. In paragraaf C2/4.1 van de Vc is bepaald dat de referent in Nederland moet aantonen dat zijn pleegkind voor de binnenkomst van de referent in Nederland feitelijk tot zijn gezin heeft behoord en dat die feitelijke gezinsband niet is verbroken. Dit moet worden onderbouwd en aannemelijk worden gemaakt met documenten, dan wel, indien dit niet kan, met aanvullende gegevens en/of plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen. Bij de beoordeling of het pleegkind feitelijk deel uitmaakt van het gezin van de referent, wordt onder meer betrokken:
- de duur en de reden van de opname van het pleegkind in het gezin van de referent;
- de (financiële) afhankelijkheid van het pleegkind van referent;
- in hoeverre de biologische ouders van het pleegkind in staat zijn voor het pleegkind te zorgen en, als dit aan de orde is, in hoeverre zij betrokken zijn gebleven bij de opvoeding van het pleegkind;
- of de referent de voogdij over het pleegkind heeft gekregen.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht, en voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij feitelijk behoort tot het gezin van referente.
5.1
Verweerder heeft daarbij kenbaar betrokken dat eiseres een voogdijverklaring heeft overgelegd, waarmee de juridische familierelatie is onderbouwd. Ook heeft verweerder betrokken dat eiseres en referente eenduidige verklaringen hebben afgelegd omtrent haar woon- zorg- en leefsituatie. Verweerder hecht hieraan echter niet de waarde die eiseres daaraan hecht. Eiseres heeft immers sinds haar derde jaar met haar vader, haar tantes en grootouders samengewoond. Het samenwonen in de rol van tante en nichtje betekent echter niet automatisch dat er ook een pleegsituatie ontstaat en eiseres tot het gezin van referente behoort. Referente is in december 2016 gehuwd en verhuisd. Vervolgens is zij in 2017 naar Nederland gevlucht. Verder heeft verweerder, naar het oordeel van de rechtbank terecht, meegewogen dat eiseres niet met documenten of door middel van verklaringen aannemelijk heeft gemaakt dat haar biologische moeder niet in staat is voor haar te zorgen, wat de reden van opname van eiseres in het gezin van referent is en in hoeverre zij is betrokken gebleven bij haar opvoeding. Mogelijk is de biologische moeder van eiseres inderdaad vermist en is er inderdaad geen contact, maar eiseres noch referente heeft dit op enige wijze met stukken onderbouwd. Evenmin is onderbouwd dat en welk onderzoek de Iraanse rechtbank heeft verricht in de voogdijzaak. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder de tegenstrijdige verklaringen over de aanwezigheid van de biologische moeder in de strafzaak over de dood van de vader van eiseres heeft mogen tegenwerpen. De verklaring van referente dat de biologische moeder niet aanwezig was, en dat dit juridisch ook niet kan, is op geen enkele wijze onderbouwd. Daarmee heeft zij de tegenstrijdigheid met haar verklaring in het nader gehoor niet weggenomen. Tot slot heeft verweerder terecht betrokken dat er geen betalingsbewijzen of stukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat eiseres financieel afhankelijk is van referente. De eerste overmakingen dateren van na het bestreden besluit.
5.2
Voor zover referente stelt dat de tegenstrijdigheden in de gehoren in bezwaar zijn ontstaan omdat eiseres zenuwachtig was, onder druk stond en zij in Teheran niet vrijuit durfde te spreken over de bekering van haar tante/pleegmoeder overweegt de rechtbank dat ook dit niet is onderbouwd en dit niet blijkt uit het verslag. Dat eiseres zenuwachtig zou zijn is goed voorstelbaar, maar de vragen die haar zijn gesteld acht de rechtbank niet onredelijk of onduidelijk. Ook zijn haar antwoorden niet onduidelijk. Verweerder heeft de tegenstrijdigheden daarom ook mogen betrekken in haar beoordeling.
6. Nu de feitelijke gezinsband tussen referente en eiseres niet is onderbouwd met documenten en/of plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen, heeft verweerder de aanvraag terecht afgewezen en het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het beroep is daarom ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 november 2020.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel