ECLI:NL:RBDHA:2020:11658
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van toestemming voor het realiseren van een uitrit op eigen terrein in verband met verlies van openbare parkeerplaatsen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Delft. De eiser had een verzoek ingediend om een uitrit naar de openbare weg te realiseren, zodat hij op eigen terrein kon parkeren. Dit verzoek werd door de gemeente afgewezen, omdat de aanleg van de uitrit zou leiden tot het verlies van een openbare parkeerplaats in een straat met hoge parkeerdruk. De eiser stelde dat er geen parkeerplek verloren zou gaan en dat de parkeerdruk zou afnemen als hij op eigen terrein parkeerde. Hij voerde ook aan dat de gemeente in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelde, omdat bij andere woningen in de straat wel toestemming was verleend voor het realiseren van een uitrit.
De rechtbank oordeelde dat de gemeente terecht had geweigerd om de uitrit toe te staan. De rechtbank stelde vast dat de gemeentelijke verordening (APV) een meldingsplicht voor het aanleggen van een uitrit bevatte en dat de gemeente beoordelingsruimte had bij het toepassen van de weigeringsgronden. De rechtbank concludeerde dat de gemeente in redelijkheid had kunnen besluiten dat de aanleg van de uitrit zonder noodzaak ten koste zou gaan van een openbare parkeerplaats. De rechtbank verwierp de argumenten van de eiser en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukte dat de bescherming van openbare parkeerplaatsen een belangrijk belang is dat door de APV wordt gediend.