ECLI:NL:RBDHA:2020:11663

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
20-5127
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor herinrichting begraafplaats

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 november 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, Stichting Terebinth voor funerair erfgoed, had bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die was verleend aan de vergunninghouder voor het herinrichten van een begraafplaats op het perceel Dijkweg nabij nummer 2 te Naaldwijk. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld zonder zitting, op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vergunninghouder heeft aangegeven de werkzaamheden te zullen uitstellen totdat er een beslissing op het bezwaar is genomen. Dit leidde tot de conclusie dat er geen sprake was van een spoedeisend belang, zoals vereist voor het treffen van een voorlopige voorziening volgens artikel 8:81 van de Awb. Verzoekster had in haar reactie aangegeven dat er een risico bestond dat de vergunninghouder onverwijld aan de werkzaamheden zou beginnen, maar de voorzieningenrechter heeft de schriftelijke verklaring van de vergunninghouder in aanmerking genomen, waarin werd bevestigd dat er geen gebruik zou worden gemaakt van de omgevingsvergunning totdat de gemeente Westland een beslissing op het bezwaar had genomen.

Op basis van deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5127

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 november 2020 in de zaak tussen

Terebinth, Stichting voor funerair erfgoed, te Leiden, verzoekster,

en

het college van burgemeester en Wethouders van Westland, verweerder(gemachtigde: mr. B. Aboud).

Procesverloop

Bij besluit van 23 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het herinrichten van een begraafplaats op het perceel Dijkweg nabij nummer 2 te Naaldwijk.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 26 augustus 2020 heeft verweerder laten weten dat vergunninghouder met het uitvoeren van de werkzaamheden zal wachten totdat op het bezwaar is beslist. De griffier heeft vervolgens verzoekster gevraagd of zij bereid is om het verzoek in te trekken.
Verzoekster heeft bij brief van 31 augustus 2020 aangegeven het verzoek te handhaven.
Verweerder heeft bij brief van 5 oktober 2020 een nadere reactie ingediend.

Overwegingen

1.1
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
1.2
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Verweerder heeft in zijn emailbericht van 26 augustus 2020 vermeld dat vergunninghouder in afwachting van de beslissing op bezwaar geen gebruik zal maken van de verleende omgevingsvergunning.
2.1
Verzoekster heeft in haar reactie van 31 augustus 2020 aangegeven dat het risico dat vergunninghouder onverwijld aan het werk gaat blijft bestaan.
2.2
Bij brief van 5 oktober 2020 heeft verweerder een schriftelijke verklaring van vergunninghouder in het geding gebracht waarin is toegezegd dat niet zal worden gestart met de werkzaamheden totdat de gemeente Westland de beslissing op bezwaar heeft genomen.
3.1
Gelet op deze verklaring van vergunninghouder gaat de voorzieningenrechter er van uit dat vergunninghouder geen gebruik zal maken van de verleende omgevingsvergunning totdat verweerder op het door verzoekster ingediende bezwaarschrift heeft beslist.
3.2
De conclusie is dat er geen spoedeisend belang is dat een voorlopige voorziening nodig maakt. De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom afwijzen.
3.3
Indien verzoekster concrete aanwijzingen heeft dat vergunninghouder zijn toezegging niet nakomt en toch van plan is om alvast van de omgevingsvergunning gebruik te maken, dan kan zij eventueel opnieuw een verzoek om voorlopige voorziening indienen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
19 november 2020.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.