1.3Eiser heeft op 10 augustus 2015 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op grond van de Coulanceregeling (Stct. 2015, nr. 6329). Daarin heeft hij vermeld dat hij in de periode 1978 - 2005 op de locaties Apeldoorn – Schiphol – Blomberg – Breda in de functie van wachtmeester bij de Kmar is blootgesteld aan chroom VI. De bij hem vastgestelde aandoening weke delen kanker brengt eiser in verband met blootstelling aan chroom VI.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat de aandoening leiomyosarcoom niet is opgenomen in (bijlage II bij) de Coulanceregeling.
3. Eiser heeft in bezwaar aangevoerd dat hij sedert 2007 in het CMH te Utrecht in behandeling is geweest voor astmatische klachten. Hiervoor is Budesonide voorgeschreven. Indien hij dit medicijn niet gebruikt wordt hij kortademig. Sedert 2007 gebruikt eiser Nasonex om overmatig neusslijm te verminderen. Bij niet gebruik treedt regelmatig ’s nachts een verstoring van de ademhaling op. Deze aandoeningen brengt eiser ook in verband met blootstelling aan chroom VI houdende stoffen.
4. Verweerder heeft in bezwaar de medische expertise ingewonnen van
drs. S. Franklin, medisch adviseur/bedrijfsarts van Yellow Factory. Hij heeft op 21 september 2016 een rapport uitgebracht. Uit dit rapport komt het volgende naar voren:
- leiomyosarcoom is een zeldzame aandoening van het gladde spierweefsel waarvan de oorzaak niet bekend is; in de literatuur is geen relatie te vinden met blootstelling aan chroom VI;
- eiser is sedert 2007 bekend bij de longarts met dyspnoe. Uiteindelijk zijn de diagnose astma en bronchiale hyperreactiviteit verworpen (normale longfuncties en histaminetesten). Dit betekent dat er geen diagnose is en dat niet kan worden onderzocht of een relatie bestaat met blootstelling aan chroom VI;
- het is zeer waarschijnlijk dat de chronische neusverstopping/overmatig neusslijm (waarschijnlijk chronische rhinosinusitis) zijn ontstaan twee jaar na de mogelijke blootstelling aan chroom VI. In de literatuur is wel een relatie gevonden tussen allergische rhinosinusitis en blootstelling aan chroom VI, maar de lange latentietijd maakt het onwaarschijnlijk dat de mogelijke rhinosinusitis verband houdt met blootstelling aan chroom VI.
5. Eiser heeft hierop zijn standpunt gehandhaafd en na de hoorzitting heeft verweerder opnieuw informatie ingewonnen van Yellow Factory. Uit de op 10 januari 2017 uitgebrachte reactie van Yellow Factory komt het volgende naar voren:
- naar aanleiding van eisers stelling dat voorstelbaar is dat nog geen onderzoek is gedaan naar het verband tussen leiomyosarcoom en blootstelling aan chroom VI, omdat het gaat om een zeldzame kankersoort, blijft het standpunt gehandhaafd dat in de literatuur geen aanwijzingen zijn te vinden voor een verband tussen leiomyosarcoom en blootstelling aan chroom VI;
- naar aanleiding van de stelling dat eiser wel lijdt aan kortademigheid (dyspnoe), wordt gesteld dat de diagnose astma of bronchiale hyperreactiviteit nooit is bevestigd; de medische stukken wijzen niet op een afwijkende longfunctie in de periode 2007-2014.
6. Eiser heeft bij aanvullende gronden van bezwaar onder meer gesteld dat de diagnose astma weliswaar niet is gesteld, maar dat hij wel klachten ondervindt van kortademigheid. Voorts stelt hij dat hij vóór 2007 al recidiverende rhinosinusitisklachten had.
7. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het besluit gehandhaafd dat eiser niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming als bedoeld in de Coulanceregeling. Volgens verweerder voldoet eiser niet aan de voorwaarden, omdat:
- de aandoeningen waaraan eiser lijdende is niet zijn opgenomen in de bijlage II van de Coulanceregeling;
- eiser niet heeft gewerkt in een functie als omschreven in bijlage I bij de Coulanceregeling;
- met eisers stelling dat hij in de uitoefening van zijn functie in Duitsland heeft moeten schuren en verven, niet aannemelijk is geworden dat hij als werknemer voor Defensie gedurende een periode van minimaal een jaar is blootgesteld aan chroom VI houdende stoffen en daadwerkelijk met chroom VI is gewerkt. Daarmee valt de functie van eiser ook niet onder de in artikel 2.2 van de Coulanceregeling bedoelde functies.
8. Eiser heeft in beroep een deskundigenrapportage van 15 mei 2019 van bedrijfsarts J. Jonker overgelegd. Daarin is het volgende geconcludeerd.
Eiser is bekend met gevoelige luchtwegen. Astma of een bronchiale hyperreactiviteit is bij hem tot nu toe niet vastgesteld. Irritatie van de luchtwegen (longen, neus, neusbijholten), zoals ook bij eiser frequent gedocumenteerd ten tijde van zijn werkzaamheden bij Defensie, zijn bekende acute verschijnselen bij blootstelling aan chroom VI. Ook kunnen chronisch geïrriteerde luchtwegklachten ontstaan, maar daarvan lijkt bij eiser geen sprake. Verder heeft eiser restklachten en beperkingen na operatieve behandeling in 2012 van een leiomyosarcoom aan de linker knie. Een leiomyosarcoom is een zogenaamde weke delen tumor. Dergelijke tumoren zijn relatief vrij zeldzaam, maar desondanks zijn er in de literatuur sterke aanwijzingen voor een causaal verband met blootstelling aan chroom VI, waarbij een incidentie ratio wordt gezien van 1,2. Uit een recente publicatie van Deng e.a. “The Effect of Hexavalent Chromium on the Incidence en Mortality of Huma Cancers: A Metaanalysis Based on Published Epidemiological Cohort Studies” (hierna: het rapport van Deng), gepubliceerd op 4 februari 2019 (www.frontiersin.org) blijkt dat bij blootstelling aan chroom VI er sterke aanwijzingen zijn voor een verhoogd risico op tumoren zoals borstkanker, lymfoom, hersentumor, huidkanker en weke delen tumoren.
Ten aanzien van de door hem uitgeoefende functie stelt eiser in zijn beroepschrift en aanvullend beroepsschrift van 15 mei 2019 het volgende.
In 1978 volgde eiser de rijopleiding in Apeldoorn. Een onderdeel van de opleiding betrof gedurende de eerste vijf maanden het onderhoud verzorgen van gebruikte voertuigen. Hier bij kwam eiser gedurende het verven en schuren in aanmerking met chroom VI.
Van 1984 tot en met 1991 is eiser werkzaam geweest in Blomberg, Duitsland, waar zijn eenheid was gekoppeld aan een onderdeel van de Luchtmacht. Eisers werkzaamheden betroffen het begeleiden van dienstvoertuigen van en naar de werkplaats voor onderhoud en bij oefeningen. Eiser was ingedeeld ter ondersteuning van de motortransporteenheid en moest in die hoedanigheid meerdere uren aanwezig zijn in de werkplaats van het onderdeel waar de voertuigen werden onderhouden. In deze werkplaats werden diverse voertuigen geschuurd en geverfd en dwarrelde het stof van het schuren door de werkplaats. Eiser droeg geen beschermende kleding. De aanwezigheid van eiser in de loods varieerde dagelijks van 15 minuten tot een half uur. Daarnaast werd ook de planning van de week in de loods besproken.
Vanaf 1993 tot en met 2005 is eiser werkzaam geweest in Breda. Daar was eiser werkzaam als motorrijder MTV en kwam hij meerdere keren per maand in de garage van het Pantserwagenpeloton Kmar, waar ook geschuurd en geschilderd werd met chroom VI houdende verf.
9. Verweerder heeft bij brief van 28 juni 2019 in reactie op het rapport van Deng, een rapport van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) van 24 juni 2019 overgelegd. Verweerder heeft zich onder verwijzing naar dit RIVM-rapport op het standpunt gesteld dat de onderzoeksresultaten in het rapport van Deng geen sterke aanwijzing bevatten voor het bestaan van een causaal verband tussen leiomyosarcoom en blootstelling aan chroom VI.
10. Eiser heeft bij brief van 23 december 2019 aangevoerd dat de conclusie in het RIVM-rapport – dat de aanwijzingen voor een causaal verband statistisch niet significant zijn binnen het betrouwbaarheidsinterval – niet betekent dat er geen causaal verband is tussen leiomyosarcoom en de blootstelling aan chroom VI. Met het rapport van Jonker van 15 mei 2019 heeft eiser voldoende aannemelijk gemaakt dat er een voldoende mate van waarschijnlijkheid bestaat dat de blootstelling aan chroom VI de leiomyosarcoom heeft veroorzaakt.
Daarnaast stelt eiser dat hij aan een chronische neusverstopping (allergische rhinitis) lijdt. Hierbij is van belang dat in het informatieblad ‘Wijzigingen Coulanceregeling chroom-6 Defensie’ staat vermeld dat uit het deelonderzoek van het RIVM op de POMS-locaties is gebleken dat er nog twee ziekten veroorzaakt kunnen worden door chroom VI, te weten neusbijholtekanker en chroom VI gerelateerde allergische rhinitis.
11. De rechtbank overweegt als volgt.