ECLI:NL:RBDHA:2020:11735
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- O.M. Harms
- D.W.A. van Weert
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bij aanvraag bijzondere bijstand
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 november 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Bakker, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvragen voor bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, vertegenwoordigd door mr. E.H. Buizert. De aanvragen betroffen bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting, de eerste maand huur en een waarborgsom, welke alle op 22 september 2020 waren afgewezen.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij in zijn huidige huurwoning last heeft van ongedierte en hij een nieuwe woning heeft gevonden waarvoor hij de eerste maand huur en de borg moet voldoen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een acute financiële noodsituatie die een spoedeisend belang rechtvaardigt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker nog steeds over zijn huidige huurwoning beschikt en dat de overgelegde offerte voor ongediertebestrijding onvoldoende bewijs levert voor de onbewoonbaarheid van de woning.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.