ECLI:NL:RBDHA:2020:11738
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- O.M. Harms
- D.W.A. van Weert
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende bijstandsuitkering
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 november 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S. van der Eijk, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Dit besluit was genomen op 15 juli 2020 en de bijstandsuitkering was per 1 juni 2020 ingetrokken. Eerder, op 27 augustus 2020, had de voorzieningenrechter een vergelijkbaar verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker diende op 9 oktober 2020 opnieuw een verzoek in, wat leidde tot de onderhavige procedure.
De zitting vond plaats op 3 november 2020 via een telefonische beeldverbinding, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De voorzieningenrechter overwoog dat er geen ernstige onvolkomenheden waren in de eerdere uitspraak en dat er geen belangrijke wijzigingen van relevante feiten en omstandigheden waren opgetreden sinds de eerdere afwijzing. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening moest worden afgewezen, omdat de omstandigheden niet zodanig waren veranderd dat een heroverweging van de eerdere beslissing gerechtvaardigd was.
De voorzieningenrechter wees het verzoek af en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.