ECLI:NL:RBDHA:2020:11780
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag kort verblijf door COVID-19 maatregelen en volksgezondheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Filipijnse nationaliteit, en de minister van Buitenlandse Zaken. Eiseres had op 3 februari 2020 een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf om haar vriend in Nederland te bezoeken. De aanvraag werd op 5 februari 2020 afgewezen, omdat de minister van Buitenlandse Zaken vond dat het doel en de omstandigheden van het verblijf onvoldoende waren aangetoond. Eiseres ging in beroep tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd op 20 mei 2020 kennelijk ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de afwijzing van de visumaanvraag terecht was, gezien de tijdelijke beperkingen die golden vanwege de COVID-19-pandemie. De rechtbank benadrukte dat de minister bevoegd was om de aanvraag af te wijzen op basis van een algemeen gevaar voor de volksgezondheid, zonder dat er een individuele bedreiging door eiseres hoefde te worden aangetoond. De rechtbank verwees naar relevante wetgeving en jurisprudentie, waaronder de Visumcode en de Schengengrenscode, en concludeerde dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen. Eiseres had geen recht op een hoorzitting, omdat de gronden van het bezwaar niet tot een andersluidend besluit konden leiden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.