In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de beëindiging van een Ziektewet (ZW) uitkering. Eiseres, die voorheen als administratief medewerker werkte, was sinds 18 september 2017 arbeidsongeschikt en ontving een ZW-uitkering. De uitkering werd beëindigd per 1 maart 2019, na een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat eiseres in staat was om meer dan 65% van haar loon te verdienen. Eiseres betoogde dat het bestreden besluit onzorgvuldig was voorbereid, omdat zij niet door een verzekeringsarts was gezien. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts b&b de medische beoordeling zorgvuldig had uitgevoerd en dat de rapporten aan de vereisten voldeden. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische grondslag van het besluit en dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.