ECLI:NL:RBDHA:2020:11843

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2020
Publicatiedatum
20 november 2020
Zaaknummer
09/852127-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering in dienstbetrekking door kasbeheerder bij Stichting Ipse de Bruggen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 november 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als kasbeheerder bij Stichting Ipse de Bruggen werkzaam was. De verdachte werd beschuldigd van verduistering in dienstbetrekking van een totaalbedrag van € 6.453,56. De verduistering vond plaats in de periode van januari 2011 tot medio 2014, waarbij de verdachte privé-uitgaven deed met de bankpas van de stichting en deze als uitgaven voor cliënten boekte. De rechtbank oordeelde dat, gezien de overschrijding van de redelijke termijn met meer dan vier jaar, een onvoorwaardelijke straf niet meer op zijn plaats was. De rechtbank legde een geheel voorwaardelijke taakstraf van 90 uren op en wees de vordering van de stichting tot schadevergoeding van € 16.453,56 toe. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking, waarbij zij de controle had over de kas en de ingeboekte uitgaven. De verdachte had gedurende een lange periode geld verduisterd, wat leidde tot ernstige financiële schade voor de stichting en haar cliënten. De rechtbank hield rekening met de kwetsbaarheid van de cliënten en de lange pleegperiode van het feit.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/852127-14
Datum uitspraak: 24 november 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 1985, te [geboorteplaats],
[adres 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 27 september 2017 (pro forma), 28 september 2020 (pro forma) en 10 november 2020 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Sleeswijk Visser en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. J.M. van der Linden naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 27 september 2017 – ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks de periode van 01 augustus 2011 tot en met 04 april 2014 te Alphen aan den Rijn en/of Zwammerdam en/of elders in Nederland, opzettelijk (telkens) een hoeveelheid geld (van in totaal circa 6.199,78 euro), althans één of meer geldbedrag(en), bestaande uit
- privéaankopen bij (onder meer) (een) tankstation(s) en/of (een) kledingwinkel(s) en/of supermarkt(en) en/of (een) drogisterij(en) en/of
- ( een) geldbedrag(en) uit de kas, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [naam stichting] en/of een of meerdere cliënt(en) welke woonachtig was/waren op de locatie (van die stichting) waar verdachte (in die periode) werkzaam was, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van/als persoonlijk begeleider en/of kasbeheerder, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Aanleiding
Naar aanleiding van geconstateerde onregelmatigheden in de kasadministratie bij [naam stichting], locatie Zwammerdam, heeft [naam stichting] onderzoek laten verrichten door [naam bedrijfsrecherchebureau]. Op 19 mei 2014 is door de advocaat van [naam stichting] aangifte gedaan van (onder andere) verduistering in dienstbetrekking, gepleegd in de periode van 1 januari 2011 tot en met 4 april 2014 door de verdachte, voormalig medewerkster van locatie Zwammerdam. [2]
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking en zo ja, wat de omvang van die verduistering is geweest.
De rechtbank zet onderstaand eerst uiteen hoe de dagelijkse gang van zaken bij [naam stichting], locatie Zwammerdam, eruit zag waar het de kasadministratie betrof. Daarna gaat zij in op het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] en zal zij ingaan op de verschillende getuigenverklaringen die bij de rechter-commissaris zijn afgelegd. Vervolgens zal de rechtbank haar bewijsoverwegingen bespreken en tot een conclusie komen.
Gang van zaken
De verdachte was groepsbegeleider en kasbeheerder van een groepswoning, waarbij het kasgeld werd gebruikt voor afdelings- en cliëntuitgaven. De kasbeheerder kon bij de centrale kas een aanvraagbon indienen voor het verkrijgen van contant geld. Bij de invoering van een nieuw systeem werden ook twee bankpassen beschikbaar gesteld, waarmee geld opgenomen kon worden, onder andere bij de bankautomaat op het terrein van de locatie Zwammerdam.
De functie van de kasbeheerder was om al het contant verkregen geld, alsmede alle uitgaven (contant en per pin) in te boeken in de digitale kasadministratie van de groepswoning. De uitgaven konden, onder andere, op naam van een specifieke cliënt geboekt worden. Voor de dagelijkse uitgaven (van de cliënten) van de groepswoning was er een dagelijkse kas waar de afdelingsmedewerkers van de groepswoning toegang toe hadden. Daarnaast kon een voorschot worden gevraagd bij de kasbeheerder van de afdeling, die dan het geld beschikbaar stelde Bij een kasuitgave voor een cliënt of voor de afdeling diende de medewerker ter verantwoording een kassabon te overleggen. [3]
Onderzoek [naam bedrijfsrecherchebureau] [4]
[naam bedrijfsrecherchebureau] heeft op grond van het door haar uitgevoerde administratieonderzoek en gesprekken met medewerkers geconcludeerd dat de verdachte onrechtmatige boekingen heeft verricht, door middel van het opnemen van dubbele boekingen in de kasadministratie en door het doen van privéaankopen met de bankpassen van de groepswoning.
Volgens [naam bedrijfsrecherchebureau] werden veel van de aankopen gedaan met bankpas 2, waarvan de collega’s van de verdachte aan [naam bedrijfsrecherchebureau] hebben verklaard dat de verdachte deze pas continu, zelfs tijdens (ziekte-)verlof onder zich had.
Met deze pas zijn aankopen gedaan bij winkels als Shoeby [5] , Score [6] , Flyer [7] , DA, Orange Welness Club en Ici Paris XL waarbij telkens een klantenkaart werd gebruikt op naam van de verdachte of op naam van de broer van de verdachte. Meerdere collega’s van de verdachte hebben verklaard dat er geen producten afkomstig van deze winkels bij de cliënten terechtkwamen. Ook viel op dat de aankoop van dameskleding en damesparfum, gekocht met de klantenkaart van de verdachte, in de kasadministratie werd geboekt op mannelijke cliënten die bij [naam stichting] verbleven. [8] Opmerkelijk was daarnaast dat meerdere van deze (privé)aankopen zijn gedaan op dagen dat de verdachte met vakantie- of ziekteverlof was. [9]
[naam bedrijfsrecherchebureau] heeft in de kasadministratie meerdere facturen en bonnen aangetroffen van bol.com, CD-romland, Score, Flyer, Game Mania en Ici Paris XL op naam van [broer verdachte] de broer van de verdachte, en [ex- partner] van de verdachte. Volgens de collega’s van de verdachte zijn goederen uit die winkels ook niet bij de cliënten terechtgekomen. [10]
In de kasadministratie zijn verder 101 kassabonnen aangetroffen van supermarkten Ten Brink en Albert Heijn. Deze bonnen zijn betaald met bankpas 2 en door de verdachte geboekt als algemene woonuitgaven. Uit de gesprekken met de collega’s van de verdachte is gebleken dat de levensmiddelen altijd online werden besteld bij de bezorgdienst van Albert Heijn en nauwelijks producten werden gekocht bij fysieke supermarkten. [11]
Daarnaast zijn bonnen aangetroffen van benzinestations, waarbij naast brandstof ook Red Bull en Marlboro sigaretten werden gekocht. [12] De collega’s van de verdachte hebben verklaard dat het niet is toegestaan brandstofbonnen te boeken als cliëntuitgaven, omdat er een andere manier van declareren geldt voor reiskosten van medewerkers en cliënten geen Red Bull drinken, terwijl de verdachte dat wel drinkt. [13]
De verdachte heeft tegenover de onderzoekers van [naam bedrijfsrecherchebureau] op 4 april 2014 een verklaring afgelegd, inhoudende dat zij:
  • ongeveer vijftien keer een kassabon dubbel heeft ingeboekt. Zij boekte één kassabon op twee cliënten, kopieerde de kassabon of nam geen bon in de administratie op. Het geld wat hierdoor vrij kwam, variërend van € 30,- tot € 50,- per keer, gebruikte de verdachte voor privédoeleinden;
  • gemiddeld één a twee keer per maand geld leende uit de kas en zij niet altijd het geld weer teruglegde in de kas. Op die momenten boekte zij een bon dubbel in;
  • een aantal bonnen voor zakgeld heeft uitgeschreven, terwijl zij geen zakgeld aan de cliënt had verstrekt. Zij wist niet meer hoeveel geld zij hiermee had weggenomen;
  • gemiddeld € 70,- per maand van cliënten heeft weggenomen.
Van dit gesprek is een gespreksverslag gemaakt, dat door de verdachte is ondertekend. Voorafgaand aan de ondertekening is de samenvatting van dit gesprek aan de verdachte voorgehouden en door haar bevestigd. Hierbij waren ook [naam 1] en [naam 2] aanwezig, respectievelijk werkzaam als manager en HRM medewerker bij [naam stichting]. [14] Enige tijd daarna heeft zij in de woning tegen haar leidinggevende [naam 3], locatiemanager van locatie Zwammerdam, [naam 1] en een collega gezegd dat zij “van de jongens had gepikt”. [15]
Zowel in de brief van 10 april 2014 van de advocaat van de verdachte als in het latere politieverhoor heeft de verdachte verklaard dat haar verklaring bij [naam bedrijfsrecherchebureau] onder druk was afgelegd en dat deze verklaring niet de waarheid was. Er zou tegen haar gezegd zijn dat, als zij niet mee zou werken, de zaak naar de rechter zou gaan en zij voor alle kosten zou moeten opdraaien. Ook zou zij het gespreksverslag van [naam bedrijfsrecherchebureau] onder druk hebben ondertekend
Verklaringen collega’s en onderzoekers
[getuige 1], locatiemanager, en [getuige 2] en [getuige 3], waarnemend locatiemanagers, hebben verklaard nooit toestemming te hebben gegeven voor dubbele boekingen of handgeschreven bonnen om kastekorten te dekken.
Verder heeft [getuige 1] verklaard dat cliënten geen Red Bull dronken, maar de verdachte wel. Boodschappen werden besteld bij Albert Heijn en werden zeker niet bij supermarkt Ten Brink gehaald. Op sommige kassabonnen staan aspirines, terwijl alle medicijnen, zelfs aspirines, via de medische dienst werden verstrekt.
[getuige 2] heeft verklaard dat kleding van Shoeby niet past bij het niveau van de cliënten en dat reiskosten werden gedeclareerd, maar niet door middel van benzinebonnen. Ook [getuige 4] heeft verklaard dat de cliënten geen Red Bull dronken en geen kleding van Shoeby droegen. [16]
[getuige 5] en [getuige 6], onderzoekers van [naam bedrijfsrecherchebureau], hebben verklaard dat zij de verdachte voorafgaand aan het gesprek hebben medegedeeld dat het gesprek vrijwillig was en de verdachte niet verplicht was om mee te werken. Er is door hen niet gezegd dat de verdachte moest meewerken, omdat dit anders aan haar werkgever gerapporteerd zou worden en ook is door hen niet gedreigd met een gang naar de rechter of kosten die de verdachte zou moeten maken. De verdachte werkte volgens de onderzoekers uit zichzelf mee en vrij snel was het hoge woord eruit. [17] Enige tijd na dit gesprek met de onderzoekers van [naam bedrijfsrecherchebureau] heeft zij ook tegen haar leidinggevende [naam 3] gezegd dat zij “van de jongens had gepikt”. [18]
[getuige 7] heeft als medewerkster van de financiële administratie samengewerkt met de verdachte. Zij merkte vreemde en opvallende declaraties op naam van de verdachte op. [getuige 7] heeft verklaard dat de verdachte lange tijd, maar in ieder geval geheel 2013, de enige kasbeheerder was. Wat [getuige 7] opviel waren:
  • de grote hoeveelheid handgeschreven bonnen in het handschrift van de verdachte met opvallend hele of ronde bedragen;
  • een kasboeking op naam van een cliënt bij een benzinestation tegenover de sportschool van de verdachte, waarop ook sigaretten en Red Bull stonden. Uit navraag bij de persoonlijk begeleider van de cliënt op wiens naam deze uitgaven waren geboekt, bleek dat hij geen Red Bull dronk en dat merk sigaretten niet rookte;
  • door de verdachte een kasvoorschot van € 1.250,- was aangevraagd en opgehaald, maar dit nooit in het digitale systeem is geboekt;
  • een bon van Media Markt van een radio van € 400,-, die geboekt was op naam van een cliënt, terwijl uit navraag bleek dat de radio voor hooguit € 25,- bij de Kijkshop was aangeschaft;
  • een bon van een wandklok, die geboekt was op naam van een cliënt voor een bedrag van € 496,95, terwijl er een bon was van € 49,95. Er was geen kasoverschot, dus blijkbaar is dit geld uit de fysieke kas gehaald;
  • bonnen die dubbel waren ingeboekt.
[getuige 8], voormalig kasbeheerder, heeft verklaard dat het voornamelijk de verdachte was die de verantwoording in het digitale kassysteem deed en dat niemand op naam van een ander in het digitale kassysteem werkte. Niemand had de inlognaam of het wachtwoord van een ander. Verder heeft zij verklaard dat het maar zelden voorkomt dat er geen bon is van een aankoop en alleen in zeldzame gevallen handmatig een (roze) bon wordt ingevuld. [20]
Verduistering in dienstbetrekking?
Vast staat dat in de kasadministratie van [naam stichting], locatie Zwammerdam, onregelmatigheden zijn aangetroffen. De rechtbank stelt voorop dat de verdachte degene was die de controle uitoefende over de kas en de ingeboekte uitgaven en dat zij degene was die langere tijd, maar in ieder geval geheel 2013, de enige kasbeheerder was. Dit blijkt voldoende uit de verklaringen van collega’s [getuige 8] en [getuige 7].
Verklaringen verdachte
De verdachte heeft in eerste instantie gedetailleerd bekend dat zij geld uit de kas had weggenomen. Niet alleen ten overstaan van de onderzoekers van [naam bedrijfsrecherchebureau], maar ook aan drie van haar collega’s. Het gespreksverslag van [naam bedrijfsrecherchebureau] waarin deze bekentenis staat, heeft zij, na mondeling bevestigd te hebben in het bijzijn van twee collega’s dat de inhoud klopte, ondertekend. In deze verklaring heeft de verdachte specifiek aangegeven hoe vaak zij bonnen dubbel inboekte, geld leende uit de kas en het niet teruglegde, zakgeld boekte op naam van de cliënten, maar dit niet aan hen uitkeerde en handgeschreven, fictieve bonnen opmaakte. Ook heeft zij aangegeven om welke bedragen dit telkens ging.
De rechtbank is van oordeel dat zowel uit de verklaringen van de onderzoekers zelf, maar ook uit het gespreksverslag en de verklaringen van de collega’s van de verdachte die bij de afronding van het gesprek zijn geweest, geconcludeerd kan worden dat er geen druk op de verdachte is uitgeoefend om een bekennende verklaring af te leggen. Naar het oordeel van de rechtbank is deze verklaring dan ook in vrijheid afgelegd en kan bewijswaarde aan deze verklaring worden ontleend.
De rechtbank overweegt dat de ontkennende verklaring die de verdachte later heeft afgelegd per brief aan de onderzoekers en bij de politie, anders dan haar bekennende verklaring, van algemene aard is. De verdachte heeft bij de politie gezegd dat zij iedere bon zou kunnen verklaren, maar heeft dit nimmer gedaan. Haar verklaring dat zij met toestemming van leidinggevenden bonnen dubbel inboekte, wordt tegengesproken door drie (waarnemend) locatiemanagers. Ook ter terechtzitting heeft de verdachte op geen enkele zaaksinhoudelijke vraag van de rechtbank antwoord willen geven, terwijl – zoals de verdachte ook ter terechtzitting is voorgehouden – er stukken in het dossier zitten die schreeuwen om een verklaring.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het uiterst aannemelijk is dat de verklaring die de verdachte in eerste instantie heeft afgelegd, mondeling heeft bevestigd en heeft ondertekend, de verklaring is die op de waarheid berust.
Bezit bankpas
Veel van de opvallende uitgaven zijn betaald met bankpas 2. Verschillende collega’s van de verdachte hebben verklaard dat de verdachte bankpas 2 altijd onder zich had, zelfs ten tijde van ziekte of verlof. Als andere werknemers iets met een bankpas van [naam stichting] moesten betalen, kregen zij van de verdachte altijd de bankpas met nummer 3 mee. Uit deze verklaringen en de uitgaven die met bankpas met nummer 2 zijn gedaan in verlofperiodes van de verdachte blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte deze bankpas inderdaad doorgaans onder zich had, zelfs ten tijde van verlof of ziekte.
Aankopen
Verschillende collega’s van de verdachte zijn geconfronteerd met de aankopen die op naam van verschillende cliënten zijn geboekt. Deze collega’s hebben verklaard dat veel van deze producten, zoals aankopen bij onder andere Shoeby, Score, Flyer, Rituals en benzinestations geen producten zijn die door de cliënten gebruikt worden en die ze ook overigens niet bij de cliënten hebben aangetroffen.
Verder zijn er goederen die wel voor en/of door de cliënten zijn aangeschaft, zoals een klok en een radio van een paar tientjes, in de kasadministratie voor honderden euro’s geboekt, zonder dat daarbij een kasoverschot is ontstaan. Dit is een zeer duidelijke aanwijzing dat het vrijgekomen geld als gevolg van dergelijke boekingen is weggenomen.
Omdat de verdachte degene was die de controle had over de kas en de bankpassen, degene was die deze kasoverschotten veroorzaakte en dus ook de enige was die van die kasoverschotten wist, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte degene is geweest die zich deze gelden (telkens) heeft toegeëigend en aankopen heeft gedaan met bankpas 2.
Gelet op al het bovenstaande, in onderlinge samenhang gelezen, kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte in de ten laste gelegde periode op verschillende momenten en verschillende manieren geld, wat zij onder zich had uit hoofde van haar dienstbetrekking, heeft verduisterd.
Omvang van de verduistering
[naam bedrijfsrecherchebureau] heeft onderzoek gedaan naar honderden bonnen. [naam bedrijfsrecherchebureau] is op basis van haar onderzoek tot een totaalbedrag gekomen van € 20.391,63 dat de verdachte verduisterd zou hebben. Er zijn veel bonnen in de kasadministratie ingeboekt waarvan het niet aannemelijk is dat de aangeschafte goederen daadwerkelijk bestemd waren voor cliënten, maar van een aantal goederen kan ook niet worden uitgesloten dat deze wel bij cliënten terecht zijn gekomen. De rechtbank zal bij haar berekening – net als de officier van justitie – alleen de bedragen meenemen waarover geen twijfel bestaat dat deze onderdeel uitmaken van de verduistering: de bedragen in de bijlage van de tenlastelegging. De rechtbank merkt hierbij wel op dat zij niet uitsluit dat het daadwerkelijk verduisterde bedrag veel groter is.
Shoeby, een bedrag van € 1.406,80
In de kasadministratie zijn meerdere dubbel geboekte kassa- en (pin)bonnen aangetroffen. In meerdere gevallen was zowel de kassabon als de pinbon geboekt. Dit waren nagenoeg allemaal bonnen van Shoeby, waarbij aankopen zijn gedaan met de klantenkaart van de verdachte en de bonnen door haar zijn ingeboekt op naam van verschillende cliënten. Het dubbel geboekte bedrag is € 849,35.
Ook is gebleken dat bonnen van aankopen bij Shoeby van vrouwenkleding, aangekocht met de klantenkaart van de verdachte op 19 juli 2013, 24 december 2013 en 24 februari 2014, door de verdachte werden ingeboekt op mannelijke cliënten voor een totaalbedrag van € 202,65. Daarnaast zijn er door de verdachte aankopen gedaan bij Shoeby tijdens haar ziekteverlof op 22 maart 2013, 22 mei 2013, 29 augustus 2013 en 9 oktober 2013 voor een bedrag van € 354,80, welke uitgaven ook zijn geboekt op naam van cliënten.
Meerdere getuigen hebben verklaard dat voor de cliënten geen aankopen werden gedaan bij Shoeby en dat deze aankopen ook daadwerkelijk niet bij de cliënten op wiens naam de uitgaven zijn geboekt, terecht zijn gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook worden vastgesteld dat de verdachte deze geldbedragen heeft verduisterd. [21]
Flyer, een bedrag van € 877,70
Er zijn drie bonnen aangetroffen van kledingaankopen op 15 november 2012, 30 oktober 2013 en 15 november 2013 bij Flyer met een totaalbedrag van € 877,70. Deze bonnen zijn geregistreerd onder het klantnummer van de broer van de verdachte. [22]
Uit gesprekken met de collega’s van de verdachte werd duidelijk dat de cliënt op wiens naam deze aankopen door de verdachte geboekt waren, geen dure jassen draagt en vanwege zijn omvang ook geen kleding in reguliere kledingzaken kan kopen. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook worden vastgesteld dat de verdachte deze geldbedragen heeft verduisterd.
Score, een bedrag van € 662,60
Er zijn bonnen aangetroffen van kledingaankopen bij Score op 7 september 2011, 20 december 2012, 5 februari 2013 en 8 augustus 2013, allemaal betaald met bankpas 2, met een totaalbedrag van € 662,60. De kleding is gekocht op het klantnummer van de verdachte en het klantnummer van haar broer. Meerdere aankopen zijn gedaan tijdens ziekte of verlof van de verdachte en zijn door de verdachte ingeboekt op naam van cliënten. [23] Naar het oordeel van de rechtbank kan onder genoemde omstandigheden worden vastgesteld dat deze goederen niet ten goede van de cliënten is gekomen en de verdachte deze geldbedragen dus heeft verduisterd.
Aankopen op dezelfde dag, een bedrag van € 155,08
Van de hierboven genoemde data stelt de rechtbank vast dat de verdachte op die dagen privéuitgaven heeft gedaan, die zij later geboekt heeft op naam van cliënten. Er is in de administratie een aantal bonnen aangetroffen, waarvan vast staat dat op diezelfde dag met dezelfde pinpas is gepind en ook deze uitgaven door de verdachte op naam van cliënten zijn geboekt. De rechtbank is van oordeel dat zodoende ook van deze bedragen vastgesteld kan worden dat de verdachte deze heeft verduisterd. Dit gaat om de volgende bedragen:
20 december 2012: aankopen Rituals € 33,50
5 februari 2013: aankopen Rituals € 56,68
22 mei 2013: aankopen DA € 17,29
19 juli 2013: aankopen Ten Brink € 26,86 en BP € 20,75
Totaal: € 155,08.
Aankopen tijdens ziekte of verlof
- Met bankpasnummer 2 een bedrag van € 1.915,63
Er zijn meerdere kassabonnen aangetroffen van aankopen met bankpas 2 tijdens ziekte- of verlofdagen van de verdachte. Van 20 december 2012, 5 februari 2013 en 8 augustus 2013 heeft de rechtbank hierboven vastgesteld dat de verdachte op die dagen de beschikking had over bankpas 2. Aangezien als vaststaand wordt aangenomen dat de verdachte op die dagen bankpas 2 in bezit had, terwijl die dagen binnen haar verlofperioden vielen, is het zeer aannemelijk dat zij de pas gedurende haar gehele verlof bij zich had en de rechtbank gaat hier dan ook van uit. Het gaat om de volgende perioden:
  • Ziekteverlof van 11 december 2012 tot en met 4 januari 2013
  • Verlof van 1 februari 2013 tot en met 10 februari 2013
  • Verlof van 3 augustus 2013 tot en met 8 september 2013.
In die perioden zijn de volgende aankopen gedaan met bankpasnummer 2:
11 december 2012: DA Drogisterij € 62,89
13 december 2012: DA Drogisterij € 8,74
18 december 2012: DA Drogisterij € 16,68
1 februari 2013: DA Drogisterij € 64,21 [24]
11 december 2012: Total Alphen € 17,79
4 januari 2013: Total Alphen € 136,30
8 augustus 2013: BP Alphen € 27,75
12 augustus 2013: Shell Alphen € 44,09
22 augustus 2013: BP Alphen € 19,29
2 september 2013: Shell Alphen € 36,43
4 september 2013: BP Alphen € 42,71 [25]
20 december 2012: Rituals € 33,50 (al meegenomen in post
aankopen dezelfde dag)
31 december 2012: V&D € 97,48
3 januari 2013: Rituals € 84,75
5 februari 2013: Rituals € 58,68 (al meegenomen in post
aankopen dezelfde dag)
5 september 2013: Rituals € 111,00
5 september 2013: Rituals € 18,50 [26]
13 december 2012: Marskramer € 4,99
14 december 2012: Marskramer € 16,98
20 december 2012: € 29,99
20 december 2012: Hunkemöller € 76,96
31 december 2012: Hema € 74,75
5 augustus 2013: Digros € 42,40
5 augustus 2013: Intratuin € 96,63
5 augustus 2013: Gamma € 13,70
7 augustus 2013: Ten Brink € 28,87
8 augustus 2013: Aktiesport € 79,99
8 augustus 2013: Intersport € 82,98
12 augustus 2013: Ten Brink € 50,42
13 augustus 2013: Karwei € 42,10
19 augustus 2013: Ten Brink € 29,58
22 augustus 2013: DA Drogisterij € 26,84
22 augustus 2013: Albert Heijn € 43,48
22 augustus 2013: Marskramer € 54,99
27 augustus 2013: Primera € 41,00
29 augustus 2013: Zuivelland € 6,85
29 augustus 2013: Albert Heijn € 12,48
29 augustus 2013: DA Drogisterij € 13,95
29 augustus 2013: Marskramer € 27,99
30 augustus 2013: Hunkemöller € 52,49
30 augustus 2013: Xenos € 14,45
31 augustus 2013: Kruidvat € 46,29
6 september 2013: Action € 20,30 [27]
18 december 2012: Ten Brink € 21,26
5 september 2013: Ten Brink € 42,56
4 januari 2013: Albert Heijn € 17,44
2 september 2013: Albert Heijn € 14,31 [28]
Totaalbedrag: € 1.915,63
De verdachte heeft deze aankopen gedaan tijdens langere perioden van verlof. De rechtbank acht het dan ook niet aannemelijk dat deze aankopen ten goede zijn gekomen van de cliënten op wiens naam deze aankopen zijn geboekt. De verdachte heeft deze geldbedragen dan ook verduisterd.
- Met bankpas 4001, een bedrag van € 469,32
Tijdens de verlofperiode van de verdachte van 20 augustus 2011 tot en met 12 september 2011 zijn met een bankpas eindigend op -4001, vermoedelijk toebehorende aan de ex-partner van de verdachte, drie aankopen gedaan. De eerste aankoop was op 20 augustus 2011 bij Drogisterij [adres 2] te Leimuiden voor een bedrag van € 25,17. De tweede aankoop was op 22 augustus 2011 bij de Etos voor een bedrag van € 21,62. De derde aankoop was op 22 augustus 2011 bij [naam boekhandel] te Alphen aan den Rijn voor een bedrag van € 12,50. Alle drie de bonnen zijn geboekt op naam van cliënten. [29]
Tijdens de verlofperiode van de verdachte van 3 augustus 2013 tot en met 8 september 2013 zijn bovendien met diezelfde bankpas eindigend op -4001, twee aankopen gedaan. De ene aankoop betreft een IPad mini van € 305,05 op 12 augustus 2013, waarbij de tekst IPad mini op de bon is doorgestreept en is geschreven: “retourbon gekocht Samsung TV VE 55 F 7000 wegens storing in de winkel kon ik wel ruilen maar geen retour bon krijgen daarom zo gedaan”. De andere aankoop betreft de aanschaf van een HDMI-kabel van € 104,98 op 3 september 2013. [30]
Deze aankopen, met een totaalbedrag van € 469,32, zijn door de verdachte op naam van verschillende cliënten geboekt. Het is zeer onwaarschijnlijk dat de ex-partner van de verdachte aankopen deed voor de cliënten van [naam stichting] en het feit dat deze aankopen zijn gedaan aan het begin van een langdurige verlofperiode van de verdachte en dat één van de bonnen is doorgekrast en herschreven door de verdachte, maakt dit nog ongeloofwaardiger. Bovendien heeft de verdachte zelf niets willen verklaren over deze aankopen of hierover enige uitleg gegeven. De rechtbank acht het dan ook niet aannemelijk dat deze goederen ten goede zijn gekomen aan de cliënten van [naam stichting] en is van oordeel dat de verdachte deze geldbedragen heeft verduisterd.
Brandstof en aankopen benzinestations, een bedrag van € 966,43
Er zijn verschillende bonnen met betrekking tot brandstof die zijn betaald met bankpas 2 met een totaalbedrag van (€ 1.311,54 [31] - € 345,11 (het bedrag dat hierboven al is meegenomen) =) € 966,43. Het is niet aannemelijk dat een ander dan de verdachte gebruik maakte van bankpas 2 om te tanken en deze bonnen dan ook declareerde, omdat er een andere wijze van declaratie van reiskosten gold en dergelijke kosten nooit via de kas verrekend werden. Daarnaast is bij een aantal transacties vastgesteld dat deze door de verdachte zijn gedaan tijdens een periode van (langdurig) verlof en dat op deze bonnen ook goederen als Red Bull en Marlboro sigaretten staan vermeld. Dit zijn goederen waarvan de collega’s van de verdachte zeggen dat cliënten deze goederen niet gebruiken, maar dat het goederen zijn die de verdachte wel gebruikte. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook worden vastgesteld dat de verdachte deze bedragen heeft verduisterd.
Eindconclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking voor een totaalbedrag van € 6.453,56.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
zij
inde periode van 01 augustus 2011 tot en met 04 april 2014 te Alphen aan den Rijn en/of Zwammerdam en/of elders in Nederland, opzettelijk (telkens) een hoeveelheid geld, bestaande uit
- privéaankopen bij onder meer tankstations en kledingwinkels en supermarkten en drogisterijen en
- geldbedragen uit de kas
toebehorendeaan [naam stichting] en/of cliënten welke woonachtig waren op de locatie van die stichting waar verdachte in die periode werkzaam was, en welke goederen verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking als persoonlijk begeleider en kasbeheerder onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte schuldig wordt verklaard, maar aan haar geen straf wordt opgelegd vanwege het lange tijdsverloop.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich gedurende ruim drie jaren schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking van ruim € 6.000,-. Dit geld had zij uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking bij [naam stichting] onder zich. De verdachte is berekenend te werk gegaan, onder meer door haar aankopen verspreid te boeken over de verschillende cliënten en ervoor zorg te dragen dat er geen kastekorten ontstonden. Daarnaast stelde de verdachte zich jegens haar collega’s bijzonder streng en controlerend op, waar het het tijdig inleveren van de bonnen en uitgave van geld aanging, terwijl de verdachte juist degene was die al die tijd geld verduisterde. Door zo te handelen heeft zij het vertrouwen dat in haar als werknemer en in het bijzonder als kasbeheerder mocht worden gesteld, ernstig beschaamd en haar werkgever en diens cliënten financieel benadeeld.
Ten nadele van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de lange pleegperiode, het benadelingsbedrag, de bijzondere kwetsbaarheid van de cliënten van [naam stichting].
De verdachte is jarenlang met bankpas 2 omgesprongen alsof het haar eigen bankpas betrof, waar zij soms zelfs op dagelijkse basis privéaankopen mee deed. De bonnen in het dossier laten het gemak zien waarmee de verdachte met het geld van cliënten haar dagelijkse boodschappen deed, luxeproducten voor zichzelf en anderen aanschafte en zo het geld van de cliënten als een extra toelage bovenop haar eigen inkomen leek te beschouwen.
De cliënten die op de woongroep in Zwammerdam wonen, betreffen mensen met een verstandelijke beperking of meervoudige handicap. Juist deze groep mensen, die niet bij machte zijn om zelfstandig met geld om te gaan en in het dagelijks leven in grote mate afhankelijk zijn van hun verzorgers en begeleiders, zou bij uitstek moeten kunnen vertrouwen op de integriteit van hun verzorgers en begeleiders. Met haar handelen heeft de verdachte ook het vertrouwen van curatoren en familieleden van die cliënten ernstig geschaad.
Verder neemt de rechtbank het de verdachte kwalijk dat zij ter terechtzitting geen enkele openheid van zaken heeft gegeven – waar zij eerder bij de politie aangaf overal een verklaring voor te hebben – en geen verantwoordelijkheid voor haar handelen heeft genomen. Het zou de verdachte hebben gesierd als zij tekst en uitleg zou hebben gegeven.
Uit het strafblad betreffende de verdachte van 15 oktober 2020 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank houdt ten gunste van de verdachte rekening met een overschrijding van de redelijke termijn, zoals genoemd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Uitgangspunt is dat de behandeling van een strafzaak dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Van bijzondere omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf, die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. De termijn is in dit geval gaan lopen op de dag waarop de verdachte door de politie is gehoord over het ten laste gelegde feit, te weten op 3 juli 2014. Dit houdt in dat sprake is van een overschrijding van ruim vier jaren.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op deze forse overschrijding van de redelijke termijn, het opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of werkstraf van aanzienlijke duur, welke straffen gebruikelijk zijn bij een feit als verduistering in dienstbetrekking met een omvang als thans bewezen, niet meer passend is. Echter, mede gelet op het feit dat de verdachte weigerde om openheid van zaken te geven, vindt de rechtbank een schuldigverklaring zonder oplegging van straf, zoals gevorderd door de officier van justitie, zeker geen recht doen aan de aard en ernst van het feit. De rechtbank ziet in de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn aanleiding een taakstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Deze voorwaardelijke straf dient ook als stok achter de deur om te voorkomen dat de verdachte opnieuw dit soort feiten pleegt.
Alles overwegende acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke taakstraf van 90 uren, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.

7.De vordering van de benadeelde partij

[naam stichting] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 62.425,56, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Daarnaast is een bedrag van € 1.395,45 aan proceskosten gevorderd. De advocaat van de benadeelde partij heeft de vordering op dat punt ter terechtzitting verhoogd met 2 punten, gewaardeerd volgens het liquidatietarief.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten die de benadeelde partij gemaakt heeft voor het onderzoek door Hoffman gedeeltelijk moeten worden toegewezen tot een bedrag van € 10.000,- en dat de post ‘schade cliënten’ moet worden toegewezen tot het bedrag als genoemd in de tenlastelegging, te weten € 6.199,78. De proceskosten moeten gedeeltelijk worden toegewezen tot een bedrag van € 1.395,45.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Schadepost “kosten onderzoek [naam bedrijfsrecherchebureau]”
De kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt door [naam bedrijfsrecherchebureau] in te schakelen om onderzoek te verrichten naar mogelijke misstanden binnen haar organisatie, beschouwt de rechtbank als kosten die zijn gemaakt ter vaststelling van de schade en de aansprakelijkheid ex artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek en daarmee als schade die de benadeelde partij rechtstreeks heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank dient te beoordelen of de beslissing tot het maken van deze kosten redelijk is geweest, alsmede of de hoogte van de kosten redelijk is. De rechtbank acht het in de gegeven omstandigheden redelijk dat de benadeelde partij [naam bedrijfsrecherchebureau] heeft ingeschakeld en daarom kosten heeft gemaakt. Wat betreft de hoogte van de kosten is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat een bedrag ter hoogte van € 10.000,00 in ieder geval naar redelijkheid en billijkheid toewijsbaar is. Met betrekking tot het overige deel van deze schadepost zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Voor deze post geldt dat uitgebreid nader onderzoek naar de causaliteit en omvang van de gestelde schade noodzakelijk is, ook al omdat de rechtbank ter terechtzitting van de raadsman van de benadeelde partij heeft vernomen dat in de betreffende periode [naam bedrijfsrecherchebureau] ook onderzoek heeft gedaan naar andere financiële onregelmatigheden binnen de grote organisatie van de benadeelde partij, hetgeen een onevenredige belasting van de strafzaak zou betekenen.
Schadepost “schade cliënten/patiënten [naam stichting]”
Deze schadepost is gebaseerd op het bedrag dat de verdachte volgens Hoffmann zou hebben verduisterd. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte dit hele bedrag ter hoogte van € 13.256,39 heeft verduisterd. De rechtbank heeft bij de bewezenverklaring vastgesteld dat voldoende vaststaat dat de verdachte in ieder geval een bedrag van € 6.453,56 heeft verduisterd en zal deze schadepost tot de hoogte van dit bedrag toewijzen.
Met betrekking tot het overige deel van deze schadepost zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Voor deze post geldt eveneens dat uitgebreid nader onderzoek naar de omvang van de gestelde schade noodzakelijk is, wat een onevenredige belasting van de strafzaak zou betekenen.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 16.453,56. De rechtbank zal daarnaast de gevorderde wettelijke rente toewijzen, aangezien vast is komen te staan dat de schade met ingang van 4 april 2014 is ontstaan.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk ten aanzien van het overige deel van haar vordering, omdat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De (gedeeltelijke) toewijzing van de vordering brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan de datum van deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten op € 1.395,45, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank zal de meer gevorderde proceskosten, de 2 punten gewaardeerd volgens het liquidatietarief, afwijzen, omdat deze kosten in redelijkheid niet voor rekening van de verdachte kunnen komen.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien de verdachte jegens [naam stichting] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 16.453,56, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 4 april 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [naam stichting].

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 321, 322 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
verduistering gepleegd door haar die het goed uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
90 (negentig) UREN;
bepaalt dat die straf, groot
90 (negentig) uren,
nietzal worden ten uitvoer gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
45 (vijfenveertig) DAGEN;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [naam stichting] een bedrag van € 16.453,56, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 4 april 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 1.395,45, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat zij dit deel van de vordering de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 16.453,56 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [naam stichting], vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 4 april 2014 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 115 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.F.R. de Rooij, voorzitter,
mr. V.J. de Haan, rechter,
mr. M. Rigter, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Haalem, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 november 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2014138709, van de politie eenheid Den Haag, district Rijn- en Veenstreek, HLM team opsporing D3, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 16), het aanvullend dossier (doorgenummerd blz. 1 t/m 30) en het proces-verbaal met bevindingen met nummer PL1500-2014128160-4 (doorgenummerd 1 t/m 8) met bijlagen 1 t/m 57.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.
3.Een geschrift, te weten het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] met nummer 21404021, p. 11 en 17.
4.Een geschrift, te weten het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] met nummer 21404021, p. 1-55 met bijlagen.
5.Een geschrift, te weten het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] met nummer 21404021, p. 18-23 met bijlagen 5 tot en met 19.
6.Een geschrift, te weten het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] met nummer 21404021, p. 24-25 met bijlagen 20 en 21.
7.Een geschrift, te weten het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] met nummer 21404021, p. 25-26 met bijlage 22.
8.Een geschrift, te weten het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] met nummer 21404021, p. 7-8.
9.Een geschrift, te weten het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] met nummer 21404021, p. 39-41 met bijlage 36.
10.Een geschrift, te weten het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] met nummer 21404021, p. 8, 27, 28, 34 en 35 met bijlage 25 en 33.
11.Een geschrift, te weten het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] met nummer 21404021, p. 8-9.
12.Een geschrift, te weten het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] met nummer 21404021, p. 8-9 en 35-38 met bijlagen 34-35.
13.Een geschrift, te weten het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] met nummer 21404021, p. 9-10.
14.Een geschrift, te weten het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] met nummer 21404021, p. 11-12 met bijlage 1 en 41.
15.Een geschrift, te weten het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] met nummer 21404021, p. 14 en bijlage 3.
16.Een geschrift, te weten het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] met nummer 21404021, bijlagen 42 tot en met 45.
17.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [getuige 5] en [getuige 6] d.d. 1 oktober 2015.
18.Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [getuige 1] d.d. 1 oktober 2015.
19.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 3-26 van het aanvullend dossier.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 27-30 van het aanvullend dossier.
21.Een geschrift, te weten het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] met nummer 21404021, p. 18-23 met bijlagen 5 tot en met 19.
22.Een geschrift, te weten het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] met nummer 21404021, p. 25-26 met bijlage 22.
23.Een geschrift, te weten het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] met nummer 21404021, p. 24-25 met bijlagen 20 en 21.
24.Een geschrift, te weten het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] met nummer 21404021, p. 30-31 met bijlage 29.
25.Een geschrift, te weten het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] met nummer 21404021, p. 35-37 met bijlage 34.
26.Een geschrift, te weten het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] met nummer 21404021, p. 31-32 met bijlage 30.
27.Een geschrift, te weten het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] met nummer 21404021, p. 39-41 met bijlage 36.
28.Een geschrift, te weten het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] met nummer 21404021, p. 44-48 met bijlage 38 en 39.
29.Een geschrift, te weten het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] met nummer 21404021, p. 28 met bijlage 25.
30.Een geschrift, te weten het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] met nummer 21404021, p. 34-35 met bijlage 33.
31.Een geschrift, te weten het rapport van [naam bedrijfsrecherchebureau] met nummer 21404021, p. 35-36 en 37-38 met bijlage 34 en 35.