ECLI:NL:RBDHA:2020:11922

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
09/222442-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging van de ambassadeur van de Russische Federatie in Nederland

Op 24 november 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte heeft een dreigbrief gestuurd aan de ambassadeur van de Russische Federatie in Nederland, waarin hij suggereert dat hij verantwoordelijk is voor eerdere aanslagen op het leven van andere Russische ambassadeurs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is, gezien zijn psychiatrische problematiek. De rechtbank legt een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder een verbod op het schrijven van brieven aan de Russische ambassade.

De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 23 juli 2020 en 10 november 2020. De officier van justitie, mr. F.A. Kuipers, heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank oordeelt dat de verdachte door zijn brief de ambassadeur heeft bedreigd, wat leidt tot een bewezenverklaring van de tenlastelegging. De rechtbank benadrukt het belang van de veiligheid van ambassadeurs en de impact van dergelijke bedreigingen op de diplomatieke betrekkingen.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte en de conclusies van psychiaters die de verdachte hebben onderzocht. De verdachte is niet eerder voor een vergelijkbaar feit veroordeeld, maar de rechtbank acht het noodzakelijk om een voorwaardelijke straf op te leggen om herhaling te voorkomen. De verdachte moet zich onder behandeling stellen van een forensische polikliniek en zich houden aan de opgelegde voorwaarden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/222442-19
Datum uitspraak: 24 november 2020
Tegenspraak
Promisvonnis
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1968 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 23 juli 2020 (regie) en 10 november 2020 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.A. Kuipers en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. M.J.N. Vermeij naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in de periode op of omstreeks 5 mei 2019 tot en met 7 mei 2019 te 's- Gravenhage, in elk geval in Nederland, [naam] (ambassadeur van de Ambassade van de Russische Federatie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam] (middels een brief) dreigend de woorden toe te voegen "In the past five years I sended you three letters. The last one was after you tried te kill me in a car accident near you residence, at the Groot-Hertoginnelaan, in The Hague. The result of that attack was that I warned you with a letter that if you do that again I would plan an organised attack on you. After that you went to the Dutch police. I took revange. Three weeks later the Russian embassador in Turkey was shot in his head and later five more Russian ambassadors in the world were poisoned. You didn't learn from this. Last night members of the Russian secret service tried to intimidate me and they have killed someone in The Hague, near the Congress centre. I was warned by the Dutch police. My son is also very nervous. If something happens to him, than is you life in danger. You are responisble", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.Bewijsoverwegingen

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Op specifieke standpunten van de verdediging zal de rechtbank hierna – voor zover relevant – nader ingaan.
3.3.
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De verdachte heeft verklaard dat hij op 5 mei 2020 een brief aan de Ambassadeur van de Russische Federatie in Nederland, [naam] , heeft gestuurd, met daarin de volgende tekst: “In the past five years I sended you three letters. The last one was after you tried te kill me in a car accident near you residence, at the Groot-Hertoginnelaan, in The Hague. The result of that attack was that I warned you with a letter that if you do that again I would plan an organised attack on you. After that you went to the Dutch police. I took revange. Three weeks later the Russian embassador in Turkey was shot in his head and later five more Russian ambassadors in the world were poisoned. You didn't learn from this. Last night members of the Russian secret service tried to intimidate me and they have killed someone in The Hague, near the Congress centre. I was warned by the Dutch police. My son is also very nervous. If something happens to him, than is your life in danger. You are responisble”. [2] De verdachte stelt dat hij in de nacht van 4 op 5 mei 2020 een paar keer lastig gevallen werd door auto’s en dat het verdacht was dat er een DDR-auto stond. Diezelfde nacht zegt hij ook door vier ongure mannen te zijn benaderd. Ook verklaart hij dat hij de dagen daarvoor al een paar keer eerder was gevolgd en lastig gevallen en dat geheime diensten juist op symbolische dagen – zoals Bevrijdingsdag – op die manier willen laten zien dat ze aanwezig zijn. Volgens de verdachte ging het hier om de Russen. Na deze gebeurtenissen besloot de verdachte naar eigen zeggen om te ageren.
Als afzender stonden op de brief de volgende gegevens vermeld:
[verdachte] , [adres verdachte]. Aan de brief was een visitekaartje bevestigd met de volgende tekst:
[naam bedrijf]
[verdachte]
General Manager
[adres verdachte]
The Netherlands
Cell: [telefoonnummer]
Email:
[e-mailadres] [3]
De ambassade van de Russische Federatie (hierna: de ambassade) heeft deze brief op 7 mei 2020 ontvangen en heeft naar aanleiding daarvan een brief naar het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken gestuurd. In deze brief wordt het Ministerie van Buitenlandse Zaken verzocht om de nodige maatregelen te nemen om de ambassadeur te beschermen, omdat [naam] een brief met een bedreiging tegen zijn leven heeft ontvangen. Deze brief is door de ambassade aangehecht. [4]
Op grond van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat het de verdachte is geweest die de brief naar de ambassade c.q. aan [naam] heeft gestuurd.
Uitgangspunt bij bedreiging
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is of de verdachte door de brief te versturen [naam] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling door de (inhoud van de) brief die hij aan hem heeft gestuurd.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling is vereist dat de bedreigde persoon daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied, dat bij de bedreigde persoon in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en/of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Bewijsverweren
Ne bis in idem
Volgens de raadsman heeft de verdachte in het eerste gedeelte van zijn brief alleen een geschiedschrijving gegeven over wat er in de vijf jaren voorafgaand aan de brief is gebeurd (“In the past five years (..) After that you went tot he Dutch police”). Omdat deze tekst daarnaast enkel betrekking heeft op de strafzaak tegen de verdachte die in 2017 is geseponeerd, zou een veroordeling voor deze passage in de brief, die gaat over eerdere gebeurtenissen, een schending van het ne bis in idem-beginsel opleveren. De raadsman heeft daarom verzocht de verdachte van deze passage vrij te spreken.
De rechtbank volgt de raadsman hierin niet. De beschrijving die de verdachte geeft over de voorgaande jaren is een onderdeel van de nieuwe brief en dient te worden bezien in de context waarin de verdachte die nieuwe brief heeft geschreven. De verdachte heeft over deze context verklaard dat hij er klaar mee was dat hij door de Russen werd achtervolgd en dat hij er met de brief voor wilde zorgen dat de Russen hem met rust lieten. De omstandigheid dat de verdachte in de brief gebeurtenissen uit het verleden heeft aangehaald, die kennelijk ook in een eerdere brief aan de ambassade staan vermeld, maakt niet dat sprake is van vervolging voor “hetzelfde feit” als bedoeld in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Het verweer wordt dan ook verworpen.
Ontbreken bedreiging
De raadsman heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de (inhoud van de) brief geen ‘bedreiging’ in de zin van artikel 285 Sr oplevert. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte een voorwaardelijke stelling heeft ingenomen die niet vervuld zou kunnen worden, namelijk dat ‘
alser iets met zijn zoon gebeurt,
danis het leven van [naam] in gevaar’. De kans dat [naam] de zoon van de verdachte iets aan doet, is volgens de raadsman objectief gezien nihil en dus een voorwaarde die nooit vervuld kan worden. Daarnaast zijn volgens de raadsman de omstandigheden niet zodanig dat van een strafbare bedreiging sprake is. [naam] had, op grond van de zaak in 2017, kunnen weten dat het weer de verdachte betrof, zijnde een psychiatrisch patiënt waar geen daadwerkelijk gevaar van uitging. Tot slot is het feit dat de verdachte de brief heeft ondertekend met zijn eigen naam en adres een sterke contra-indicatie dat het om een serieuze bedreiging gaat.
De rechtbank overweegt dat de brief in onderlinge samenhang moet worden gelezen en dat niet per zin of paragraaf kan worden afgewogen of de inhoud van de brief uiteindelijk een strafbare bedreiging als bedoeld in artikel 285, eerste lid, Sr oplevert. De specifieke zin waarin de verdachte een als/dan constructie gebruikt, dient te worden gelezen in de gehele context van de brief. In die context beschuldigt de verdachte [naam] van een aantal zaken en wekt hij de suggestie dat hij als wraak daarvoor de Russische ambassadeur in Turkije heeft gedood en anderen heeft vergiftigd. Daarna uit hij de bedreiging dat het leven van [naam] in gevaar is als de zoon van de verdachte iets zou worden aangedaan. De rechtbank is van oordeel dat de brief in zijn geheel als dreigend kan worden beschouwd en eventuele condities waaraan wel of niet zou moeten worden voldaan, doen daar niet aan af. Een ‘voorwaardelijke bedreiging’ kan immers ook de redelijke vrees aanjagen dat het misdrijf waarmee wordt gedreigd, zal worden voltooid. Dat die redelijke vrees is aangejaagd, blijkt wel uit de omstandigheid dat de Russische ambassade direct melding heeft gemaakt van de ontvangst van de brief van de verdachte bij de Nederlandse overheid.
Daarnaast maakt het feit dat de verdachte een psychiatrische patiënt is, niet dat [naam] zich daarom niet bedreigd hoefde te voelen. Dat de verdachte behandeld wordt voor psychische problematiek zegt namelijk niets over of hij gevaarlijk of ongevaarlijk is of zou zijn en/of hij zijn dreigementen wel of niet zou waarmaken. Dit nog afgezien van de vraag of [naam] ermee bekend was dat de verdachte behandeld werd. Ditzelfde geldt ook voor het persoonlijk ondertekenen van de brief door de verdachte. Een persoonlijke ondertekening of het vermelden van de naam van de afzender maakt niet dat de ontvanger ervan uit kan gaan dat hij een bedreiging niet serieus hoeft te nemen en/of geen vrees hoeft te hebben. Kortom, de rechtbank verwerpt het verweer.
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. De verdachte heeft een brief aan [naam] geschreven en heeft zelf verklaard dat hij eerder drie vriendelijke brieven heeft geschreven, maar dat dat volgens hem niet werkte en hij nog steeds door de Russische geheime dienst werd achtervolgd. Daarom stuurde hij nu een dreigbrief. In deze brief suggereert de verdachte dat hij als wraak op [naam] – omdat [naam] na een eerdere dreigbrief van de verdachte naar de politie is gegaan – aanslagen op het leven van andere Russische ambassadeurs zou hebben gepleegd of hier in ieder geval verantwoordelijk voor was. Daarnaast schrijft hij expliciet dat ook het leven van [naam] in gevaar is.
De Russische ambassade heeft na ontvangst een brief gestuurd, waaruit blijkt dat [naam] kennis heeft genomen van de brief en zich bedreigd heeft gevoeld. Zij vraagt het Ministerie van Buitenlandse Zaken maatregelen te treffen om [naam] te beschermen.
Gelet op de gegeven omstandigheden, bezien in de context waarin de uitlatingen hebben plaatsgevonden, te weten het sturen van een dreigbrief met specifieke verwijzingen naar een eerdere dreigbrief van de verdachte aan [naam] , de dood of vergiftiging van andere Russische ambassadeurs en een directe bedreiging dat het leven van [naam] in gevaar was, is de rechtbank van oordeel dat daardoor bij [naam] de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen.
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat de aard van de ten laste gelegde uitlatingen van de verdachte in de gegeven omstandigheden een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van [naam] opleveren.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
hij in de periode 5 mei 2019 tot en met 7 mei 2019 te 's- Gravenhage [naam] (ambassadeur van de Ambassade van de Russische Federatie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [naam]
door middel vaneen brief dreigend de woorden toe te voegen "In the past five years I sended you three letters. The last one was after you tried te kill me in a car accident near you
rresidence, at the Groot-Hertoginnelaan, in The Hague. The result of that attack was that I warned you with a letter that if you do that again I would plan an organised attack on you. After that you went to the Dutch police. I took rev
enge. Three weeks later the Russian embassador in Turkey was shot in his head and later five more Russian ambassadors in the world were poisoned. You didn't learn from this. Last night members of the Russian secret service tried to intimidate me and they have killed someone in The Hague, near the Congress centre. I was warned by the Dutch police. My son is also very nervous. If something happens to him, than is you
rlife in danger. You are responisble".
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een behandeling bij een forensische polikliniek, het meewerken aan het innemen van depotmedicatie indien dit noodzakelijk wordt geacht door behandelaars, het meewerken aan een crisissignaleringsplan, een locatieverbod voor de [straatnaam] en de [straatnaam] , beide te Den Haag, en dat de reclassering toezicht houdt op de bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht daarop gevorderd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd. Hij heeft de rechtbank verzocht om de verdachte het tenlastegelegde sterk verminderd toe te rekenen. Daarnaast verzoekt de raadsman om de verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, met de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het rapport van de psychiaters, met uitzondering van de depotmedicatie.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de bedreiging van een ambassadeur van de Russische Federatie. Ambassadeurs hebben een belangrijke rol in de democratische samenleving en moeten, net als andere volksvertegenwoordigers, ongehinderd hun werk kunnen doen, zonder bang te zijn dat hen iets zal worden aangedaan als gevolg van het werk dat ze doen. Daarnaast kan het bedreigen van een buitenlandse volksvertegenwoordiger door een Nederlandse burger schadelijk zijn voor de diplomatieke betrekking tussen Nederland en andere landen.
De verdachte heeft er niet bij stil gestaan dat hij met zijn dreigbrief [naam] niet alleen als ambassadeur, maar ook als persoon, met een gezin en familie, heeft geraakt en dat [naam] voor zijn veiligheid en die van zijn familie heeft gevreesd. Ook ter terechtzitting heeft de verdachte er geen blijk van gegeven de ernst hiervan in te zien. Dat rekent de rechtbank hem aan.
Strafblad
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van de verdachte van 9 oktober 2020. De verdachte is niet eerder voor een vergelijkbaar feit veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een Pro Justitia rapport van psychiaters drs. B.E.A. van der Hoorn, psychiater en drs. R. Bunnik, psychiater in opleiding van 5 december 2019 (hierna: de deskundigen). De deskundigen concluderen dat er bij de verdachte sprake is van een schizo-affectieve stoornis, bipolaire type met een onafgebroken beloop, en dat hij ten tijde van het tenlastegelegde paranoïde psychotisch was. Het denken, voelen en handelen van de verdachte werd op dat moment volledig beïnvloed door het psychotisch toestandsbeeld. De verdachte maakte echter wel een bewuste keuze om zijn medicatie niet consequent in de voorgeschreven dosering in te nemen, terwijl hij zich wel bewust was van het feit dat hij hiermee een risico liep te decompenseren. Vanuit bovenstaande redenatie adviseren de deskundigen om de verdachte het tenlastegelegde (indien bewezen) sterk verminderd toe te rekenen.
Verder achten de deskundigen de kans op recidive hoog, maar zien ze wel beschermende factoren, zoals de stabiele gezinssituatie van de verdachte en het ontbreken van woon-, financiële of werkproblemen.
De deskundigen adviseren de rechtbank een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden het accepteren van een behandeling vanuit een forensische polikliniek. Het accepteren van (depot)medicatie is noodzakelijk voor een adequate anti-psychotische dekking, evenals het gebruik van een crisissignaleringsplan, waarmee eerder kan worden ingegrepen. Daarnaast wordt geadviseerd dat de reclassering betrokken raakt om toezicht te houden op het verloop van de behandeling.
Omdat de conclusies en adviezen van de deskundigen worden gedragen door hun bevindingen en door wat ook overigens op de terechtzitting is gebleken, legt de rechtbank die conclusies mede aan haar oordeel over de straftoemeting ten grondslag. De verdachte wordt dus in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Strafmodaliteit en strafmaat
De verdachte is, hoewel sterk verminderd toerekeningsvatbaar, wel strafbaar.
De officier van justitie heeft, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf, een taakstraf gevorderd, maar dat acht de rechtbank, gelet op de psychiatrische problematiek en de belastbaarheid van de verdachte, niet wenselijk. De rechtbank is wel van oordeel dat de verdachte een flinke ‘stok achter de deur’ nodig heeft om te voorkomen dat hij in de toekomst wederom (dreig)brieven stuurt naar [naam] en/of de Russische ambassade. Daarbij houdt de rechtbank ook rekening met het feit dat de verdachte eerder brieven naar de ambassade heeft gestuurd. Voor het versturen van één van deze brieven heeft hij van het Openbaar Ministerie een schriftelijke waarschuwing gekregen. Dit heeft hem er echter niet van weerhouden opnieuw een brief te sturen.
Alles afwegende acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden, zoals door de officier van justitie gevorderd, opleggen, met uitzondering van het meewerken aan de depotmedicatie. Ter terechtzitting heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank er voldoende blijk van gegeven dat hij zijn medicatie al geruime tijd trouw inneemt en dat zijn vrouw hierop toeziet. Daarbij komt dat de verdachte op de terechtzitting meerdere keren heeft verklaard dat hij niet zal meewerken aan het innemen van de depotmedicatie. Bij het niet naleven van deze bijzondere voorwaarde zal dit betekenen dat de voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer zal worden gelegd en elke vorm van reclasseringstoezicht op en behandeling van de verdachte wegvalt. Dit acht de rechtbank niet wenselijk. Bovendien zal op zijn medicatie-inname ook voldoende zicht zijn tijdens de poliklinische behandeling van de verdachte en tijdens het reclasseringstoezicht.
Voor oplegging van dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding. Het betreft hier, anders dan door de officier van justitie aangehaalde zaak (ECLI:NL:RBROT:2020:214) geen bewezen verklaard misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam. In die zaak was sprake van bedreiging én belaging van een persoon en dat is hier niet het geval.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 285 Sr.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
bepaalt dat die straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd niet bevindt op de [straatnaam] te Den Haag en de [straatnaam] te Den Haag, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, op het adres Bezuidenhoutseweg 179, 2594 AH te Den Haag, en zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van een forensische polikliniek, welke polikliniek door de reclassering zal worden bepaald, op de tijden en plaatsen als door of namens die polikliniek aan te geven, teneinde zich te laten behandelen. Daarnaast dient de veroordeelde in het kader van deze ambulante behandeling mee te werken aan het opstellen van een crisissignaleringsplan;
- zich gedurende de proeftijd onthoudt van het schrijven van brieven (ook brieven met een niet strafbare inhoud) aan de Russische ambassade en de ambassadeur van de Russische Federatie;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.F.R. de Rooij, voorzitter,
mr. V.J. de Haan, rechter,
mr. M. Rigter, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Haalem, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 november 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2019123944, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche (doorgenummerd blz. 1 t/m 58).
2.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 10 november 2020.
3.Proces-verbaal van relaas, p. 2 en geschrift, te weten een brief van [verdachte] gedateerd 5 mei 2019, p. 12.
4.Geschrift, te weten een brief aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken, p. 10-19.