ECLI:NL:RBDHA:2020:11975

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
8272559 RP VERZ 20-50030
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen buren over overhangende takken, geluidsoverlast door blaffende hond en parkeren in de berm

In deze zaak, behandeld door de wijkrechter van de Rechtbank Den Haag, gaat het om een burenconflict tussen twee partijen, aangeduid als verzoeker en medeverzoeker. De procedure is gestart op 14 januari 2020, en de mondelinge behandeling vond plaats op 16 juli 2020. De partijen hebben een jarenlange burenruzie, waarbij overlast van elkaar wordt ervaren. Verzoeker klaagt over overhangende takken van de bomen van medeverzoeker, die volgens hem schade aan zijn bomen veroorzaken. Daarnaast heeft verzoeker last van de hond van medeverzoeker, die veelvuldig blaft, en is er een geschil over het parkeren van medeverzoeker in de berm.

De wijkrechter heeft vastgesteld dat medeverzoeker onrechtmatig heeft gehandeld door zonder aanmaning de overhangende takken te snoeien. De rechter oordeelt dat verzoeker geen recht heeft op vervanging van de bomen, omdat de schade niet zodanig is dat vervanging gerechtvaardigd is. Wat betreft de geluidsoverlast van de hond, concludeert de rechter dat het blaffen van de hond in de afgelopen periode is afgenomen en dat er geen sprake is van onrechtmatige hinder. De rechter wijst verzoeker de mogelijkheid om medeverzoeker te berichten als de hond langer dan twee minuten blaft.

Ten aanzien van het parkeren in de berm oordeelt de rechter dat medeverzoeker zijn auto daar mag parkeren, zolang de gemeente daar geen verbod op heeft ingesteld. De rechter compenseert de proceskosten, zodat elke partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt dat het aan de partijen zelf is om de situatie te verbeteren en dat begrip voor elkaar essentieel is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
FH/B
Zaak-/rolnr.: 8272559 RP VERZ 20-50030
18 november 2020
Vonnis van de kantonrechter inzake het verzoek ex artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
en
[medeverzoeker],
wonende te [woonplaats]
medeverzoeker.
Partijen worden hierna ‘ [verzoeker] ’ en ‘ [medeverzoeker] ’ genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
[verzoeker] heeft in overeenstemming met het Procesreglement Project Wijkrechter op 14 januari 2020 een aanmeldformulier ingediend.
1.2.
Beide partijen hebben ingestemd met een procedure onder de naam ‘De Wijkrechter’. Op die procedure is het Procesreglement Project De Wijkrechter van toepassing. De procedure wordt gevoerd bij de kantonrechter, hierna ook aangeduid als ‘de wijkrechter’.
1.3.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met instemming van partijen plaatsgevonden op 16 juli 2020 op het politiebureau aan de Hofcampweg 102 in Wassenaar. Vooraf hebben [verzoeker] en [medeverzoeker] stukken ingediend. Ter zitting zijn partijen in persoon verschenen, [verzoeker] vergezeld van mevrouw [betrokkene 1] en [medeverzoeker] vergezeld van mevrouw [betrokkene 2] . Beide partijen hebben ter zitting de wederzijdse standpunten toegelicht. Nu [medeverzoeker] te kennen heeft gegeven de mogelijkheid van hoger beroep open te willen houden, staat voor beide partijen de mogelijkheid van hoger beroep open. Van het ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekening gehouden.
1.4.
Aan het slot van de zitting heeft de wijkrechter een bezoek aan de woningen van [verzoeker] en [medeverzoeker] gebracht. Tevens het de wijkrechter foto’s gemaakt welke zich in het procesdossier bevinden.
1.5.
[verzoeker] en [medeverzoeker] hebben de gelegenheid gekregen om camerabeelden in het geding te brengen.
1.6.
Op 10 september 2020 heeft [verzoeker] een brief aan de wijkrechter gestuurd met in de bijlage een cd-rom. Van [medeverzoeker] heeft de wijkrechter niets ontvangen.
1.7.
De wijkrechter heeft hierna aanleiding gezien om tijdens een Skype-zitting de door [verzoeker] gestuurde videobeelden te bespreken. Aan deze zitting hebben [verzoeker] en [medeverzoeker] deelgenomen en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken.
1.8.
Hierna heeft de wijkrechter de datum voor het vonnis bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

In deze procedure wordt van de volgende feiten uitgegaan.
2.1.
[verzoeker] woont in een woning aan de [adres 1] te [plaats] . Daarnaast woont [medeverzoeker] op het adres [adres 2] te [plaats] . Het betreft twee koopwoningen. [medeverzoeker] heeft een hond, Choco.
2.2.
Tussen partijen speelt een jarenlange burenruzie, waarbij ook de politie betrokken wordt. Beide partijen ervaren overlast van elkaar. Er hebben zich verschillende incidenten voorgedaan.

3.Het gezamenlijk verzoek

3.1.
Partijen hebben de wijkrechter op de voet van het bepaalde in artikel 96 Rv verzocht om een oplossing te bieden voor het bestaande burenconflict. Partijen willen duidelijke afspraken over hoe ze met elkaar om moeten gaan.
3.2.
Aan hun verzoek hebben partijen – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
Het standpunt van [verzoeker]
3.3.
[verzoeker] stelt – samengevat – dat [medeverzoeker] de takken van de bomen van [verzoeker] tot ver over de erfgrens tot op de stam heeft afgeknipt/afgezaagd, waardoor schade aan de bomen is ontstaan. De bomen moeten daarom worden vervangen. Daarnaast heeft [verzoeker] last van hond Choco van de buren omdat die veelvuldig en lang blaft. Ten slotte is sprake van gevaarzetting doordat [medeverzoeker] zijn auto in de berm tussen de bomen parkeert en daarmee het uitzicht belemmerd bij het vanaf de oprit oprijden van de [straat] .
Het standpunt van [medeverzoeker]
3.4.
[medeverzoeker] stelt – samengevat – dat hij overlast ervaart van [verzoeker] in de vorm van treitergedrag. [medeverzoeker] ontving een reeks van brieven en telefoontjes van [verzoeker] en kreeg te maken met verbaal en (dreigend) fysiek geweld door [verzoeker] in verband met het blaffen van de hond van [medeverzoeker] , het parkeergedrag en het snoeien van de bomen. [verzoeker] heeft het Kadaster, de Dierenpolitie, de Dierenbescherming en de politie te Wassenaar ingeschakeld die keer op keer bevestigden dat geen sprake was van overlast. [medeverzoeker] wil dat de kwaadsprekerij door [verzoeker] stopt en dat [verzoeker] de bomen in zijn tuin onderhoudt.
4. De beoordeling
Overhangende takken
4.1.
Op grond van artikel 5:44 BW is het toegestaan om overhangende beplanting te verwijderen. Omdat het verwijderen van overhangende beplanting veelal opzettelijk gebeurt, en bovendien zorg en kennis vraagt, vereist voornoemd artikel vooraf een aanmaning van de eigenaar. Laat de aldus aangemaande eigenaar na het overhangende te verwijderen, dan kan de eigenaar over wiens erf de beplanting hangt eigenmachtig het overhangende wegsnijden en het zich toeëigenen. Oftewel: alvorens zelf de overhangende takken te verwijderen dien je de buren een termijn te geven om de werkzaamheden zelf uit te voeren.
4.2.
[verzoeker] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat in april 2018 snoeiwerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Uit het sms-bericht dat [medeverzoeker] op 12 april 2018 aan [verzoeker] stuurde volgt naar het oordeel van de wijkrechter dat [medeverzoeker] hier tevreden over was:
“Goedemorgen [verzoeker] , fijn dat de haag gesnoeid is. Wij hebben veel meer licht. Dank voor de moeite.”
Vervolgens heeft [medeverzoeker] in de zomer van 2018 snoeiwerk verricht. Dat gebeurde volgens [medeverzoeker] nadat hij [verzoeker] daarover (mondeling) heeft geïnformeerd. [verzoeker] stelt echter dat hij hier niet bekend mee was. De wijkrechter heeft in de stukken die door partijen zijn overgelegd niet gezien dat [medeverzoeker] in overeenstemming met hetgeen in artikel 5:44 BW is bepaald [verzoeker] een termijn heeft gegeven om dit snoeiwerk zelf te verrichten. [medeverzoeker] heeft daardoor onrechtmatig jegens [verzoeker] gehandeld. De vraag is nu wat de consequentie daarvan moet zijn.
4.3.
Volgens [verzoeker] is door de snoeiwerkzaamheden door [medeverzoeker] schade aan de bomen ontstaan. [verzoeker] heeft ter onderbouwing van die schade een e-mail gedateerd 8 juli 2020 van Patrick van Spronssen, werkzaam bij [naam bedrijf] , overgelegd. Daarin staat weliswaar dat, kort samengevat, sommige bomen niet meer uitlopen op bepaalde punten en dat het herstel moeizaam gaat, maar deze schade rechtvaardigt niet dat deze bomen, zoals [verzoeker] heeft verzocht, vervangen dienen te worden. Dat blijkt ook niet uit de e-mail van de hovenier. Uitgangspunt is dat (vergoeding van de kosten van) het vervangen van de bomen door nieuwe exemplaren alleen aan de orde is als komt vast te staan: (1) dat de bomen ten gevolge van de snoeibeurten in 2018 verloren zullen gaan, dat althans een aanzienlijke kans daarop bestaat, of (2) dat de bomen door de snoeibeurten in 2018 zozeer zijn aangetast waar het hun uiterlijk en/of conditie betreft dat van [verzoeker] in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij genoegen neemt met handhaving van de bestaande bomen en vertrouwt op hun natuurlijk vermogen tot herstel. Nergens blijkt uit dat aan één van deze voorwaarden wordt voldaan. Anders gezegd: vervanging van de bomen staat in dit geval niet in verhouding tot de schade die aan de bomen is ontstaan. Daarbij is van belang dat de schade aan de bomen vanuit de woning van [verzoeker] niet dan wel nauwelijks zichtbaar is. De conclusie is dan ook dat deze bomen niet vervangen hoeven te worden.
4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [medeverzoeker] toegelicht dat [verzoeker] de laatste tijd geen snoeiwerk meer heeft verricht, hetgeen niet door [verzoeker] is weersproken. Voorts blijkt uit de stukken dat [medeverzoeker] [verzoeker] hier op 6 augustus 2019 en 24 september 2019 schriftelijk om heeft verzocht en [verzoeker] tweemaal een termijn heeft gegeven voor het uitvoeren van deze werkzaamheden. Voor zover [verzoeker] niet zelf deze werkzaamheden zal uitvoeren, mag [medeverzoeker] dit op de voet van artikel 5:44 BW zelf doen, nu [verzoeker] reeds een redelijke termijn is gegeven.
Blaffen door hond Choco
4.5.
Met betrekking tot het geblaf van hond Choco is de vraag of diens geblaf onrechtmatige geluidsoverlast oplevert. Dat een hond waaks is en bijvoorbeeld blaft zodra er voorbijgangers langs het huis komen is gebruikelijk en levert in beginsel geen onrechtmatige hinder op. Maar als een hond alleen thuis is en vaak en langdurig blaft, dan hebben omwonenden daar last van.
4.6.
Uit de video-opnamen die [verzoeker] bij indiening van het formulier voor aanmelding bij de wijkrechter heeft overgelegd, is het geblaf van Choco in het huis van [verzoeker] te horen. Tijdens de zitting is besproken dat deze beelden echter onvoldoende zijn om te kunnen vaststellen dat sprake is van onrechtmatige geluidsoverlast, nu het geblaf op deze beelden vaak niet langer duurt dan een minuut. [verzoeker] heeft daarom de gelegenheid gekregen om gedurende twee maanden de gestelde overlast nader te onderbouwen. In dat kader heeft [verzoeker] bij brief van 10 september 2020 wederom video-opnamen overgelegd van momenten dat het geblaf van Choco langer duurt dan één minuut. De wijkrechter constateert dat Choco inderdaad in ieder geval tweemaal, te weten op 23 juli 2020 en 2 september 2020, gedurende 5:52 minuten en 3:47 minuten aan het blaffen is. Dat is dus tweemaal in de periode vanaf 16 juli 2020 tot 10 september 2020. In vergelijking met de eerder ingediende video’s waarop geblaf van Choco te horen is en de sms-berichten in de periode van 5 januari 2018 tot en met 24 juni 2020 aan [medeverzoeker] waarin [verzoeker] klaagt over langdurig blaffen van Choco, constateert de wijkrechter dat het langdurig blaffen door Choco drastisch is afgenomen. Dat is tijdens de Skype-zitting ook door [verzoeker] bevestigd, nu hij verklaarde dat het in de afgelopen periode weer rustig was. [verzoeker] vreest dat het geblaf op enig moment weer zal toenemen, maar nu het geblaf al enige tijd niet dan wel in veel mindere mate voorkomt, is die vrees naar het oordeel van de wijkrechter niet terecht. Uit het feit dat het blaffen van Choco zowel in duur als in frequentie is verminderd, volgt naar het oordeel van de wijkrechter bovendien dat [medeverzoeker] de klachten van [verzoeker] serieus heeft genomen en daar actie op heeft ondernomen, bijvoorbeeld door Choco pas om 8 uur ’s morgens te eten te geven en hem daarna pas naar buiten te laten gaan en extra oplettend te zijn of Choco blaft. Dat Choco nu af en toe nog blaft, kan [medeverzoeker] niet kwalijk worden genomen. Van onrechtmatige geluidsoverlast is naar het oordeel van de wijkrechter echter geen sprake. [medeverzoeker] heeft zich ter zitting overigens bereid getoond om actie te ondernemen indien [verzoeker] hem een bericht stuurt dat Choco langer dan twee minuten aan het blaffen is. Daartoe zal [medeverzoeker] [verzoeker] wel op zijn telefoon moeten deblokkeren.
4.7.
De verklaring van de buren van [adres 3] legt tegen het voorgaande onvoldoende gewicht in de schaal om tot een ander oordeel te komen. Daarin wordt voornamelijk geklaagd over geluids- en wateroverlast overlast in verband met het zwembad in de tuin van [medeverzoeker] . Slechts terloops wordt gemeld dat Choco overlast zou bezorgen vanwege aanhoudend geblaf, maar onvoldoende wordt gespecificeerd wanneer deze overlast zou hebben plaatsgevonden en hoe lang dat zou hebben geduurd.
4.8.
De door [verzoeker] verzochte maatregel dat halverwege de tuin van [medeverzoeker] een ondoorzichtig hek wordt geplaatst, zodat Choco niet meer in de voortuin kan komen, zal de wijkrechter dan ook afwijzen. De frequentie en het geluidsniveau van het geblaf van Choco, zoals dat uit de beschikbare opnames blijkt, geven daartoe onvoldoende aanleiding.
Parkeren in de berm
4.9.
Volgens [verzoeker] ontstaat gevaar voor buurtbewoners (bij de in- en/of uitrit) en kinderen op de stoep doordat [medeverzoeker] zijn auto tussen de bomen in de berm parkeert of overdwars over de stoep voor zijn hek. Hierdoor gaat de berm kapot, aldus [verzoeker] .
4.10.
Tijdens de zitting heeft de wijkagent verklaard dat de gemeente heeft gezegd dat er in de groenstrook geparkeerd mag worden. Dat wordt ondersteund door het feit dat niet is gebleken dat in de afgelopen tijd op het parkeren in de berm is geverbaliseerd. Bij die stand van zaken is het naar het oordeel van de wijkrechter toegestaan dat [medeverzoeker] zijn auto in de berm parkeert, zolang de gemeente daar geen andersluidend bericht over geeft. [verzoeker] zal niet meer mogen klagen tegen [medeverzoeker] over het parkeren van de auto in de berm. Het is aan de politie/parkeerwachters om toe te zien op de handhaving van de ter plaatse geldende parkeerregels.
Slotsom
4.11.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
4.12.
De wijkrechter merkt tot slot nog het volgende op. De wijkrechter is beperkt in de mogelijkheden om het conflict tussen partijen definitief op te lossen. De wijkrechter kan slechts op bepaalde punten een oordeel geven. Het is uiteindelijk aan partijen zelf om er voor te zorgen dat de situatie verbetert en alleen zij hebben het in hun macht om de situatie te veranderen. Daarvoor is begrip voor elkaar en het rekening houden met elkaar een absoluut vereiste.

5.De beslissing

De wijkrechter, rechtsprekend ex artikel 96 Rv:
5.1.
bepaalt dat [medeverzoeker] de overhangende beplanting in overeenstemming met artikel 5:44 BW mag snoeien indien hij [verzoeker] daar een redelijke termijn voor heeft gegeven en [verzoeker] daar niet zelf toe over gaat;
5.2.
gebiedt dat [medeverzoeker] het telefoonnummer van [verzoeker] zal deblokkeren zodat [verzoeker] de mogelijkheid heeft om [medeverzoeker] een bericht te sturen wanneer Choco langer dan twee minuten hinderlijk blaft;
5.3.
gebiedt [verzoeker] om niet meer te klagen tegen [medeverzoeker] over het parkeren in de berm;
5.4.
compenseert de kosten van de procedure in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Luiten, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 november 2020.