ECLI:NL:RBDHA:2020:11985

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
C/09/601554 / FA RK 20-7594
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 november 2020 een beschikking gegeven inzake een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, op verzoek van de officier van justitie. Dit verzoek was ingediend naar aanleiding van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en betrof een vrouw, geboren in 1974, die lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstig nadeel dreigt voor de betrokkene, wat een verplichte zorg noodzakelijk maakt. De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde datum, waarbij de betrokkene, haar advocaat, een psychiater en een verpleegkundige zijn gehoord. De betrokkene heeft aangegeven het niet eens te zijn met de zorgmachtiging en heeft haar wens geuit om de medicatie te blijven gebruiken, ondanks de bijwerkingen. De psychiater en verpleegkundige hebben echter zorgen geuit over de stabiliteit van de geestelijke gezondheid van de betrokkene zonder verplichte zorg. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid tot verlenging indien nodig. De beschikking is vastgesteld op 23 november 2020 en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/601554 / FA RK 20-7594
Datum beschikking: 12 november 2020

Aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de vrouw]

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. E. Huineman-Lindt te ’s-Gravenhage.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 22 oktober 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een aansluitende zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 15 oktober 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater 1] die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- een zorgplan van 16 oktober 2020;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 20 oktober 2020;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 12 november 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene;
- de advocaat;
- de [psychiater 2] ;
- de [verpleegkundige]
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

Betrokkene heeft verklaard dat zij het niet eens is met de zorgmachtiging. Zij heeft al 20 jaar machtigingen en zij vindt het nu genoeg. Betrokkene heeft aangegeven dat zij begrijpt wat een psychose is en dat zij daarvan nu is genezen. Betrokkene wil nog wel de medicatie blijven gebruiken.
De advocaat heeft aangegeven dat betrokkene ontkent dat er sprake is van ernstig nadeel. Betrokkene vindt dat zij recht heeft op haar eigen leven en zij wil niet dat er ieder willekeurig moment een spv-er aan de deur staat. Volgens de advocaat is betrokkene gemotiveerd en wil zij graag bewijzen dat zij het zelf kan. Betrokkene wil, ondanks de bijwerkingen, de medicatie blijven gebruiken. De advocaat heeft verzocht de machtiging af te wijzen.
De psychiater heeft aangegeven dat betrokkene in het verleden vaak gedwongen is opgenomen vanwege manisch psychotische ontregeling. Dit was voor het laatst in 2018. Betrokkene gebruikt vanaf dat moment de medicatie in de thuissituatie, maar dat komt volgens de psychiater met name doordat er een lopende machtiging is. De psychiater heeft verder aangegeven dat betrokkene zonder machtiging zal stoppen met de medicatie en zorg zal gaan mijden.
De verpleegkundige heeft aangegeven dat de medicatie betrokkene erg zwaar valt. Het afgelopen jaar is het depot geleidelijk aan verlaagd, maar toen speelden de psychotische klachten weer op. De bedoeling is om weer te gaan proberen om de medicatie te verlagen. Volgens de verpleegkundige brengt dit risico’s met zich mee. Daarnaast bestaan er zorgen of betrokkene, wanneer het minder goed gaat, de bereidheid tot het hebben van contact met de ambulante hulpverleners blijft behouden. In het verleden heeft betrokkene zorgmijdend gedrag laten zien.

Beoordeling

Op grond van artikel 6:5 Wvggz kan een zorgmachtiging worden verleend voor de duur van twaalf maanden als deze machtiging direct aansluit op een vorige zorgmachtiging op grond van de Wvggz.
Op 8 juli 2020 is door de rechtbank een zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 21 november 2020.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat zij onder invloed van een ander raakt.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodanig dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg zonder meer noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen.
Daarbij acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk indien sprake is van decompensatie van het toestandsbeeld van betrokkene en/of het ernstig nadeel niet langer in het ambulante kader kan worden afgewend:
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- opnemen in een accommodatie.
Met betrekking tot de opname overweegt de rechtbank dat de geneesheer-directeur slechts kan beslissen tot opname als betrokkene niet meewerkt aan de uitvoering van voormelde vormen van verplichte zorg en er dientengevolge ernstig nadeel dreigt, dan wel er op andere wijze ernstig nadeel dreigt dat voortkomt uit de stoornis. De geneesheer-directeur zal – alvorens tot opname te beslissen – de betrokkene (doen) horen en de opname zal alsdan niet langer duren dan nodig is om het dreigend ernstig nadeel af te wenden.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is bovendien evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal derhalve worden verleend.
Gelet op hetgeen ter zitting is besproken ziet de rechtbank aanleiding om de nieuwe zorgmachtiging verlenen voor de duur van zes maanden. De rechtbank acht het nog niet verantwoord om de behandeling geheel zonder een rechterlijke machtiging voort te zetten. In het verleden is betrokkene zorgmijdend geweest en was er lange tijd nauwelijks contact met haar te krijgen. Daarnaast is eerder geprobeerd de medicatie te verlagen, maar dit zorgde voor een toename van psychotische klachten.
De rechtbank acht het van belang dat in de aankomende periode wordt bekeken welke effecten het verlagen van de medicatie heeft, waarbij er eventueel door middel van de zorgmachtiging kan worden ingegrepen. De rechtbank wil hierbij wel benadrukken dat tevens bekeken dient te worden of met betrokkene dusdanige afspraken kunnen worden gemaakt om de behandeling in een vrijwillig kader te kunnen voortzetten.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de vrouw]

geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
alsmede de volgende maatregelen indien sprake is van decompensatie van het toestandsbeeld van betrokkene en/of het ernstig nadeel niet langer in het ambulante kader kan worden afgewend:
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- opnemen in een accommodatie, waarbij de geneesheer-directeur slechts kan beslissen tot opname als betrokkene niet meewerkt aan de uitvoering van voormelde vormen van verplichte zorg en er dientengevolge ernstig nadeel dreigt, dan wel er op andere wijze ernstig nadeel dreigt dat voortkomt uit de stoornis. De geneesheer-directeur zal – alvorens tot opname te beslissen – de betrokkene (doen) horen en de opname zal alsdan niet langer duren dan nodig is om het dreigend ernstig nadeel af te wenden;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 12 mei 2021;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, bijgestaan door
K.D. van den Berg als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 november 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 november 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.