ECLI:NL:RBDHA:2020:11989
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
Op 12 november 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel, ingediend door de officier van justitie op 9 november 2020. De zaak betreft een betrokkene, geboren in 1996, die momenteel verblijft in een accommodatie en die eerder op 7 november 2020 een crisismaatregel opgelegd kreeg. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek telefonisch gehouden, in verband met de geldende coronamaatregelen. Tijdens de zitting heeft de betrokkene aangegeven dat hij het geen probleem vindt om nog drie weken in de instelling te blijven en dat hij absoluut geen machtiging wil. Zijn advocaat pleitte voor de minst verstrekkende maatregel, terwijl de behandelend arts aangaf dat vrijwillige behandeling niet mogelijk is gezien de ambivalente houding van de betrokkene en het risico op maatschappelijke teloorgang. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, maar heeft ook geconstateerd dat de betrokkene overtuigend heeft aangegeven langer in de instelling te willen blijven en inmiddels vrijwillig medicatie heeft ingenomen. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank besloten het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel af te wijzen.