ECLI:NL:RBDHA:2020:11989

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
C/09/602208 / FA RK 20-7894
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 12 november 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel, ingediend door de officier van justitie op 9 november 2020. De zaak betreft een betrokkene, geboren in 1996, die momenteel verblijft in een accommodatie en die eerder op 7 november 2020 een crisismaatregel opgelegd kreeg. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek telefonisch gehouden, in verband met de geldende coronamaatregelen. Tijdens de zitting heeft de betrokkene aangegeven dat hij het geen probleem vindt om nog drie weken in de instelling te blijven en dat hij absoluut geen machtiging wil. Zijn advocaat pleitte voor de minst verstrekkende maatregel, terwijl de behandelend arts aangaf dat vrijwillige behandeling niet mogelijk is gezien de ambivalente houding van de betrokkene en het risico op maatschappelijke teloorgang. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, maar heeft ook geconstateerd dat de betrokkene overtuigend heeft aangegeven langer in de instelling te willen blijven en inmiddels vrijwillig medicatie heeft ingenomen. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank besloten het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel af te wijzen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/602208 / FA RK 20-7894
Datum beschikking: 12 november 2020

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel

Beschikkingnaar aanleiding van het op 09 november 2020 door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man]

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. I.G.M. van Gorkum te 's-Gravenhage.

Procesverloop

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 09 november 2020, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 7 november 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente
’s-Gravenhage tot het nemen van de crisismaatregel;
- een op 7 november 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater] die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 12 november 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene;
- de advocaat;
- de behandeld [arts]
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

Betrokkene heeft aangegeven dat schrijven voor hem de enige manier is om emoties te verwerken. Op het moment dat betrokkene kan schrijven, dan is de medicatie niet nodig. Betrokkene heeft verder aangegeven dat hij het geen enkel probleem vindt om nog drie weken in de instelling te blijven. Betrokkene wil vrijwillig blijven en hij wil absoluut geen machtiging.
De advocaat heeft verklaard dat gekeken moet worden naar de minst verstrekkende maatregel. Betrokkene ontkent dat er sprake is van een stoornis of van gevaar. De advocaat heeft aangegeven dat betrokkene weinig voorgeschiedenis heeft bij de GGZ en dat betrokkene een kans moet krijgen om zich vrijwillig te laten behandelen. Mocht de machtiging worden toegewezen, dan verzoekt de advocaat insluiten niet als vorm van verplichte zorg op te nemen.
De arts heeft verklaard dat hij het niet mogelijk acht om betrokkene drie weken te behandelen in het vrijwillig kader. Betrokkene is ambivalent ten aanzien van de behandeling en er zijn geen goede afspraken te maken. Betrokkene heeft de medicatie de afgelopen dagen wisselend ingenomen.
De arts heeft aangegeven dat wanneer betrokkene nu met ontslag gaat, betrokkene de situatie niet kan overzien en dit nadelige gevolgen voor hem kan hebben. De woonsituatie van betrokkene gaat veranderen en het gevaar bestaat dat hij dakloos wordt als dit niet goed verloopt. Daarnaast volgt betrokkene een studie en mocht hij dit niet kunnen voortzetten dan bestaat gevaar voor maatschappelijke teloorgang. De arts heeft tot slot aangegeven dat er geen sprake meer is van suïcidale gedachten bij betrokkene.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige materiële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, te weten schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en middelgerelateerde en verslavingsstoornissen. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
De rechtbank overweegt dat de staat waarin betrokkene is aangetroffen ernstig is, maar dat betrokkene niet eerder opgenomen is geweest. Betrokkene is overtuigend in zijn standpunt dat hij langer in de instelling wil blijven. Daarnaast heeft betrokkene met de nodige overredingskracht van de behandelaren inmiddels vrijwillig de medicatie ingenomen. De rechtbank wil betrokkene de kans geven om zich vrijwillig te committeren aan de behandeling.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verzochte machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, bijgestaan door
K.D. van den Berg als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 november 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 november 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.