Een ‘verzoeker’ is in artikel 2, aanhef en onder b, van de Opvangrichtlijn gedefinieerd als een onderdaan van een derde land of een staatloze die een verzoek om internationale bescherming heeft gedaan waarover nog geen definitieve beslissing is genomen.
In artikel 8, eerste lid, van de Opvangrichtlijn is de koppeling gelegd met het zijn van verzoeker in de zin van de Procedurerichtlijn. In de Procedurerichtlijn is onder artikel 2, aanhef en onder c opgenomen dat een verzoeker een onderdaan van een derde land is of een staatloze die een verzoek om internationale bescherming heeft gedaan, waarop nog geen definitieve beslissing is genomen.
Een ‘definitieve beslissing’ is op grond van artikel 2, aanhef en onder e, van de Procedurerichtlijn een beslissing of de onderdaan van een derde land of staatloze de vluchtelingenstatus of subsidiaire beschermingsstatus wordt verleend, waartegen geen rechtsmiddel meer openstaat in het kader van hoofdstuk V, ongeacht of dit rechtsmiddel tot gevolg heeft dat de verzoeker in de lidstaat mag blijven in afwachting van het resultaat.
Op grond van artikel 8, derde lid, aanhef en onder b, van de Opvangrichtlijn mag een verzoeker alleen in bewaring worden gehouden om de gegevens te verkrijgen die ten grondslag liggen aan het verzoek om internationale bescherming die niet zouden kunnen worden verkregen als de betrokkene niet in bewaring zou worden gehouden, met name in geval van risico op onderduiken van de verzoeker.
Deze bepaling is geïmplementeerd in artikel 59b van de Vw. Op grond van het eerste lid, aanhef en onder b, van dat artikel van de Vw, kan de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder f, g of h, voor zover dit betrekking heeft op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28, in bewaring worden gesteld indien bewaring noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van die aanvraag, met name indien er sprake is van een risico op onttrekking.