ECLI:NL:RBDHA:2020:1211
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de Belgische autoriteiten bij visumaanvragen ingediend op Jamaica voor verblijf in Nederland
In deze zaak hebben eisers, van Jamaicaanse nationaliteit, een visum kort verblijf aangevraagd bij de Belgische ambassade in Jamaica voor een bezoek aan Nederland. De Belgische ambassade heeft deze aanvraag afgewezen, waarna eisers bezwaar hebben gemaakt bij het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken. Verweerder heeft zich echter onbevoegd verklaard, omdat volgens een bilaterale overeenkomst tussen Nederland en België, België de bevoegde autoriteit is voor visumaanvragen ingediend op Jamaica. De rechtbank heeft het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 29 juli 2019 in aanmerking genomen, waarin is vastgesteld dat lidstaten een bilaterale regeling kunnen treffen voor vertegenwoordiging bij visumaanvragen. De rechtbank concludeert dat België inderdaad de bevoegdheid heeft om visumaanvragen voor Nederland in ontvangst te nemen en te behandelen. Eisers hebben niet aangetoond dat het onmogelijk of uiterst moeilijk is om een rechtsmiddel bij de Belgische autoriteiten aan te wenden. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich terecht onbevoegd heeft verklaard en verklaart het beroep ongegrond.