ECLI:NL:RBDHA:2020:12113

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
27 november 2020
Zaaknummer
NL20.14687
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in asielaanvraagzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Eiseres, een Venezolaanse vrouw, had op 2 juni 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was verweerder in deze procedure. Eiseres stelde dat er niet tijdig op haar aanvraag was beslist, en heeft op 27 juli 2020 beroep ingesteld omdat de beslistermijn was verstreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn, die volgens artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moet worden gegeven, was verstreken op 1 december 2019, voordat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (TwodI) in werking trad op 11 juli 2020.

De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat de ingebrekestelling van eiseres op 13 juli 2020, na de inwerkingtreding van de TwodI, was gedaan. Artikel 1 van de TwodI bepaalt dat de artikelen van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing zijn op besluiten op aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, indien de minister vóór de inwerkingtreding van deze wet niet binnen de wettelijke termijn heeft beslist en de aanvrager vóór die datum een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen. Aangezien de ingebrekestelling na de inwerkingtreding van de TwodI was, kon eiseres geen beroep instellen wegens het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft zich daarom kennelijk onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak, waarbij verzet kan worden ingesteld binnen zes weken na de bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL20.14687

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], geboren op [geboortedatum] , van Venezolaanse nationaliteit, eiseres,
V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. E. Stap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 27 juli 2020 beroep ingesteld in verband met het niet tijdig nemen van een beslissing op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van 2 juni 2019.
Verweerder heeft op 5 augustus 2020 een verweerschrift ingediend. Eiser heeft op 4 november 2020 gevraagd uitspraak te doen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Op 11 juli 2020 is de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND in werking getreden.
2.1
In artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (TwodI) is bepaald dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 6:2, aanhef en onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing zijn op besluiten op aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.2
In artikel 3 van de TwodI is bepaald dat artikel 1 buiten toepassing blijft indien Onze Minister van Justitie en Veiligheid vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet niet binnen de wettelijke termijn heeft beslist op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en hij vóór die datum van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling als bedoeld in artikel 4:17, derde lid of 6:12, tweede lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht heeft ontvangen.
3. Ingevolge artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking gegeven.
4. Eiseres heeft op 2 juni 2019 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Gelet op het bepaalde in artikel 42, eerste lid, Vw had verweerder uiterlijk op 1 december 2019 op de aanvraag moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is verstreken voor de inwerkingtreding van de TwodI. Eiseres heeft verweerder op 13 juli 2020 in gebreke gesteld. De rechtbank stelt vast dat de ingebrekestelling dateert van na de inwerkingtreding van de TwodI. Gelet daarop kan eiseres ingevolge artikel 1 van de TwodI geen beroep instellen wegens het niet tijdig nemen van een besluit.
5. De rechtbank is kennelijk onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P. W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van
A.C. Karels, griffier.
De uitspraak is in het openbaar uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.