ECLI:NL:RBDHA:2020:1214
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. M. Meijers
- Rechtspraak.nl
Bijstandsvergoeding in samenhangende asielzaken met verknochtheid van asielrelaas tussen vader en dochter
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, die rechtsbijstand verleende aan een vader en dochter die beiden bekeerd zijn tot het christendom, en het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand om de toevoegingen voor rechtsbijstand in de asielprocedures van de vader en dochter op basis van samenhang vast te stellen. De Raad had de vergoedingen voor rechtsbijstand in de beroepsprocedures ingetrokken, wat de eiseres niet kon accepteren. Tijdens de zitting op 14 januari 2020 heeft de rechtbank de argumenten van de eiseres en de Raad voor Rechtsbijstand gehoord. De eiseres stelde dat er geen sprake was van verknochtheid, omdat het proces van bekering individueel was en de familieband alleen niet voldoende was voor samenhang. De rechtbank oordeelde echter dat de zaken wel degelijk verknocht waren, gezien de inhoudelijke samenhang van de asielrelaas van de vader en dochter. De rechtbank concludeerde dat de Raad voor Rechtsbijstand zich terecht op het standpunt had gesteld dat de zaken als samenhangend konden worden beschouwd en dat de vergoeding op basis van samenhang kon worden vastgesteld. Het beroep van de eiseres werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.