ECLI:NL:RBDHA:2020:1215
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. M. Meijers
- Rechtspraak.nl
Intrekking toevoeging rechtsbijstand bij overschrijding heffingvrij vermogen in echtscheidingsprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 januari 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. Eiseres had een toevoeging ontvangen voor een echtscheidingsprocedure met nevenvorderingen, maar deze werd ingetrokken omdat het resultaat van de verleende rechtsbijstand meer dan 50% van het heffingvrij vermogen bedroeg. Eiseres ontving een bedrag van € 27.630,19 door overbedeling, wat leidde tot de intrekking van de toevoeging. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat de advocaatkosten van € 22.583,90 en een bedrag van € 5.548,60 aan de verweerder betaald moesten worden. De rechtbank oordeelde dat het beleid van de Raad voor Rechtsbijstand, dat stelt dat advocaatkosten niet verrekend worden met het resultaat van de procedure, niet onredelijk was. De rechtbank concludeerde dat de intrekking van de toevoeging terecht was en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.