Op 30 oktober 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een mondelinge uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres], [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. De zaak betreft een incident tot oproeping in vrijwaring, dat door de rechtbank is gelezen als een incident tot tussenkomst. [gedaagde sub 2] heeft een vordering ingesteld tegen [gedaagde sub 1] met betrekking tot een uitkering van een levensverzekeringsmaatschappij van € 203.202,92. [eiseres] maakt aanspraak op een deel van dit bedrag, terwijl [gedaagde sub 2] stelt dat het gehele bedrag aan hem toekomt. De rechtbank heeft [gedaagde sub 2] toegelaten tot de procedure als tussenkomende partij, zodat zijn vordering kan worden behandeld in het kader van de hoofdzaak. De rechtbank heeft de beslissing omtrent de kosten aangehouden en de procedure verwezen naar de rol van 16 december 2020 voor verdere conclusies van partijen. Tevens is een persoonlijke verschijning van partijen en hun advocaten bevolen op 14 april 2021. De rechtbank heeft benadrukt dat alle onderliggende stukken tijdig moeten worden overgelegd voor de mondelinge behandeling.