ECLI:NL:RBDHA:2020:12170

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
30 november 2020
Zaaknummer
C/09/584654 / HA ZA 19-1249
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens beëindiging van opdrachten door Logicx op basis van integriteitskwesties

In deze civiele zaak vordert [de V.O.F.] schadevergoeding van Logicx Mobiliteit B.V. naar aanleiding van de beëindiging van hun samenwerking. De rechtbank Den Haag heeft op 25 november 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, waarin de feiten en de procedure worden uiteengezet. [de V.O.F.] heeft takel- en bergingswerkzaamheden uitgevoerd voor Logicx, een dochteronderneming van de ANWB, op basis van een mantelovereenkomst en een addendum. De samenwerking werd beëindigd door Logicx op 12 juli 2016, na twijfels over de integriteit van [de V.O.F.]. De rechtbank oordeelt dat Logicx onterecht de samenwerking heeft beëindigd, omdat er geen voldoende grond was voor de twijfels aan de integriteit van [de V.O.F.]. De rechtbank stelt vast dat Logicx in de periode van 12 juli 2016 tot 1 februari 2017 tekort is geschoten in haar verplichtingen uit het addendum. De rechtbank wijst de vordering van [de V.O.F.] tot schadevergoeding toe, maar houdt verdere beslissingen aan voor aanvullende bewijsvoering over de hoogte van de schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/584654 / HA ZA 19-1249
Vonnis van 25 november 2020
in de zaak van

1.[de V.O.F.] te [plaats] ,

2.
[eisende partij sub 2]te [plaats] ,
3.
[eisende partij sub 3]te [plaats] ,
eisers,
advocaat mr. C.A.P. Schröder te Heerlen,
tegen
LOGICX MOBILITEIT B.V.te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. J.L. Oudshoorn te Rijswijk, Zuid-Holland.
Eisende partijen worden hierna tezamen [de V.O.F.] genoemd en gedaagde partij Logicx.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 november 2019 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • het vonnis van 22 juli 2020 waarin partijen is verzocht een keuze te maken voor het voortzetten van de procedure;
- de rolbeschikking van 5 augustus 2020 waarin is bepaald dat de procedure – in verband
met de vanwege COVID-19 door de rechtspraak getroffen maatregelen en overeenkomstig
de eenstemmige keuze van partijen – schriftelijk (zonder mondelinge behandeling) zal
plaatsvinden;
  • de schriftelijke toelichting namens [de V.O.F.] ;
  • de schriftelijke toelichting namens Logicx.
1.2.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[de V.O.F.] voert takel- en bergingswerkzaamheden uit. Deze takel- en bergingswerkzaamheden voert zij al gedurende lange tijd uit voor Logicx, een 100% dochteronderneming van de ANWB.
2.2.
Op 4 april 2006 hebben [de V.O.F.] en Logicx hun relatie geformaliseerd en een schriftelijke mantelovereenkomst transport, berging, sleephulp en vervangend vervoer gesloten (hierna de mantelovereenkomst). De mantelovereenkomst is met ingang van 1 mei 2006 voor onbepaalde tijd aangegaan en bepaalt onder meer dat iedere partij de mantelovereenkomst kan opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden.
2.3.
Gedurende een lange periode voerde [de V.O.F.] ook takel- en bergingswerkzaamheden uit in directe opdracht van de politie in de [Regio 1] . Op enig moment heeft de politie het verrichten van takel- en bergingswerkzaamheden landelijk aanbesteed. Logicx heeft de aanbesteding gewonnen en heeft met de politie een overeenkomst gesloten voor het verrichten van takel- en bergingswerkzaamheden in Nederland met een looptijd van twee jaar, twee maal te verlengen met één jaar (hierna het aanbestedingscontract). Het aanbestedingscontract is aangevangen op 1 februari 2013.
2.4.
Omdat Logicx de takel- en bergingswerkzaamheden niet zelf voor heel Nederland kon uitvoeren, heeft zij onderaannemers gecontracteerd. Met [de V.O.F.] heeft zij een addendum op de mantelovereenkomst gesloten voor het exclusief verrichten van takel- en bergingswerkzaamheden ten behoeve van de politie in de [Regio 1] (hierna het addendum). Het addendum heeft een zelfde aanvangstijdstip als het aanbestedingscontract, 1 februari 2013 en een duur van twee jaar, twee keer te verlengen met een jaar.
2.5.
In het addendum is – voor zover relevant – opgenomen:

Artikel 6 Kwaliteitseisen.
Berger is 100% beschikbaar 24 uur/dag 7 dagen/week voor de werkzaamheden vermeld in de onderhavige Addendum en voldoet aan de beschreven KPI’s (Bijlage 2: Kritische Prestatie Indicatoren (KPI) en boete clausule.)
Daarnaast beschikt Berger over de vereiste kwaliteitscertificaten, d.w.z. een geldig Stichting Incident Management certificaat dan wel een vergelijkbaar bewijsstuk. Een dergelijk bewijsstuk dient door Logicx geaccordeerd te zijn. Gedurende de looptijd van dit Addendum zal Berger op eerste verzoek het certificaat/bewijsstuk doen toekomen.
(…)
Gezien de aard van de werkzaamheden waarop dit Addendum betrekking heeft kan Logicx alleen zaken doen met bedrijven waarvan geen enkele twijfel bestaat omtrent hun integriteit.
(…)
2.6.
[de V.O.F.] is eigenaar van een terrein in [plaats] aan [adres 1] . Een gedeelte van dit terrein heeft zij verhuurd aan [X] . De eigenaar van [X] is in het verleden in aanraking geweest met politie en justitie. Naar aanleiding van signalen van de politie heeft [de V.O.F.] voor de uitvoering van de werkzaamheden onder het addendum vanaf 1 augustus 2014 geen gebruik (meer) gemaakt van het terrein aan [adres 1] maar heeft zij hiervoor een terrein aan de [adres 2] gehuurd.
2.7.
Net als het aanbestedingscontract is het addendum op 1 februari 2015 en 1 februari 2016 met een jaar verlengd. Deze laatste verlenging heeft Logicx aan [de V.O.F.] meegedeeld in een brief van 22 december 2015. In deze brief is onder meer het volgende vermeld:

Wij kunnen u nu verheugd en met gepaste trots mededelen dat de Politie over het algemeen zeer tevreden is met de samenwerking met Logicx en dus ook met u, waarvoor onze dank. VTS Politie wil dan ook graag de bestaande overeenkomst met Logicx, onder gelijkluidende voorwaarden, met een jaar verlengen. Wij willen dan ook graag onze (goede) samenwerking met u, op dit gebied continueren en van de optie gebruik maken om het Addendum nogmaals met 1 jaar te verlengen tot 1 februari 2017.
2.8.
Op enig moment heeft de politie [de V.O.F.] gevraagd wie de eigenaar was van voertuigen gestald op het terrein aan [adres 1] . De betreffende voertuigen waren gestald op het gedeelte van het terrein dat [de V.O.F.] had verhuurd aan [X] . Dit heeft [de V.O.F.] aan de politie verteld.
2.9.
Op 12 juli 2016 heeft de heer [A] van Logicx mondeling aan [de V.O.F.] medegedeeld dat Logicx per direct geen gebruik meer mocht maken van de dienstverlening van [de V.O.F.] . Vanaf dat moment heeft Logicx geen gebruik meer gemaakt van deze dienstverlening van [de V.O.F.] .
2.10.
In een brief aan de politie [Regio 2] van 22 juli 2016 heeft [de V.O.F.] hierover onder meer het volgende geschreven:

Toen we vroegen om een opgaaf van reden, werd ons gezegd dat Logicx die niet te horen had gekregen van de politie. Voor de opgaaf van reden moesten we ons melden bij de politie. Dat doen we dan ook middels dit schrijven.
2.11.
Na een rappel van [de V.O.F.] van 22 september 2016 heeft de politie, eenheid [xx] , [de V.O.F.] bij brief van 5 december 2016 onder meer geantwoord dat tussen haar en [de V.O.F.] geen contractuele relatie bestaat en dat de politie buiten de contractuele aanspraken tussen Logicx en [de V.O.F.] staat. Het bevreemdde de politie dan ook dat [de V.O.F.] zich had gewend tot de politie: het is Logicx die de relatie met [de V.O.F.] heeft beëindigd, of dit is gedaan op verzoek van de politie, achtte de politie niet relevant. Wel heeft de politie nog het volgende in de brief opgenomen:

Alhoewel een directe contractuele relatie tussen [de V.O.F.] en de politie ontbreekt, kan redelijkerwijs niet ter discussie worden gesteld dat de onderhavige aanspraak haar oorsprong vindt in het nakomen van een overeenkomst tussen Logicx en de politie, waarbij [de V.O.F.] in opdracht van Logicx werkt.
Op grond van bij de politie bekende informatie zijn u enkele vragen gesteld waarop u onvoldoende antwoordde. Zo kon u niet beantwoorden dat u niet wist wie de eigenaar/bezitter was van enkele voertuigen op uw terrein; wel gaf u aan dat het terrein verhuurd was. Overheidsdiensten – waaronder de politie – beschermen zich tegen het risico dat activiteiten waarbij de geringste twijfel aan integriteit is, worden gefaciliteerd in hun taken en in hun civielrechtelijke rol als contractspartij bij aanbestedingen en andere verbintenissen. Dit is een onvoorziene omstandigheid die pas naar voren kwam in de periode vóór de beëindiging van de overeenkomst; naar redelijkheid en billijkheid kan de politie dan ook niet de ongewijzigde uitvoering van de overeenkomst met Logicx verlangen en is Logicx daarop aangesproken. De politie kan dus bijvoorbeeld Logicx er niet toe bewegen haar besluitvorming terug te draaien.
2.12.
Bij brief van 14 december 2016 aan Logicx heeft de juridisch adviseur van [de V.O.F.] Logicx aansprakelijk gesteld voor contractbreuk. Bij brief van 9 januari 2017 heeft de ANWB namens Logicx onder meer het volgende aan [de V.O.F.] geschreven:

De politie hecht gezien haar maatschappelijke positie sterk aan integriteit, waardoor hiervoor in het addendum met [de V.O.F.] een speciale alinea aan is gewijd, artikel 6 laatste alinea. Er mag geen enkele twijfel bestaan omtrent de integriteit van [de V.O.F.] . (…)
Gedurende de duur van het addendum heeft de politie op regelmatige basis het terrein en de werkzaamheden van [de V.O.F.] onderzocht. De politie heeft meerdere malen geconstateerd dat de stalling van [de V.O.F.] niet aan de gestelde eisen voldeed. Gedurende die periodes heeft Logicx maatregelen moeten nemen en kosten moeten maken om aan haar verplichtingen jegens de politie te blijven voldoen.
Op 12 juli jl. kreeg Logicx wederom een melding van de politie dat [de V.O.F.] niet aan de eisen voldeed. Logicx kreeg ditmaal echter te horen dat er een onderzoek werd ingesteld naar de integriteit van [de V.O.F.] en dat de samenwerking met [de V.O.F.] direct beëindigd diende te worden. Logicx kreeg op dat moment niet meer informatie, maar was door dit bericht van de politie genoodzaakt direct stappen te ondernemen.
2.13.
Na navraag door de ANWB namens Logicx heeft de politie bij brief van 6 april 2017 onder meer het volgende bericht aan de ANWB geschreven:

Enige nadere onderbouwing van de stelling dat sprake is van twijfel aan de integriteit van [de V.O.F.] is gevraagd. Uit op ambtsedig c.q. ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van opsporingsambtenaren blijkt het redelijke vermoeden dat een personenauto betrokken was bij de handel in harddrugs. Die desbetreffende personenauto is op naam gesteld van de eigenaar dan wel een eigenaar van [de V.O.F.] . Derhalve is voor de politie sprake van integriteitstwijfel; vanwege de positie van politie in de maatschappij kan zij geen zaken doen met bedrijven waarbij reeds sprake is van de geringste twijfel aan integriteit.
2.14.
Op 13 september 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de [eisende partij sub 2] , de juridisch adviseur van [de V.O.F.] , Logicx en de politie. Tijdens dit gesprek heeft de politie [de V.O.F.] verteld dat de aanleiding voor het politie onderzoek een plastic kentekenplaathouder was met daarop de tekst: “ [X] .nl/ […] .nl”. Deze was gemonteerd op een auto rond welke een verdenking was omtrent de betrokkenheid bij een delict.
2.15.
Naar aanleiding van dit gesprek heeft de politie bij brief van 19 september 2017 onder meer het volgende geschreven aan de [eisende partij sub 2] :

De beëindiging vond plaats op uitdrukkelijk aangeven van de politie aan Logicx, gebaseerd op politie informatie. In het gesprek is toegezegd dat de politie u, via uw gemachtigde, een brief zal sturen waarin wordt bevestigd dat politieonderzoek uiteindelijk niet heeft geleid tot strafrechtelijke verdenking tegen u. Met deze brief kom ik aan deze toezegging tegemoet.
Géén strafrechtelijke verdachte
In een strafrechtelijk onderzoek naar handel in harddrugs is een zakenrelatie van u in beeld gekomen. Vastgesteld is dat sprake was van een herkenbare en structurele samenwerking tussen u beiden, ook voor de buitenwereld. Het onderzoek is afgerond en heeft geleid tot veroordelingen. Dit betekent ook dat het opsporingsbelang zich niet langer meer verzet tegen het informeren van u over uw rol in dat onderzoek. Op basis van de beschikbare informatie bevestig ik u dat tijdens bedoeld onderzoek geen feiten of omstandigheden bekend zijn geworden die hebben geleid tot een strafrechtelijke verdenking tegen u, uw echtgenote of een rechtspersoon van u.
Voor zover op basis van de brief d.d. 6 april 2017 van de politie aan de ANWB, die indruk wel bij u is gewekt valt dit te betreuren. Over de inhoud van die brief stel ik echter vast dat hierin niet met zoveel woorden over een strafrechtelijke verdenking wordt gesproken. Met kennis over de uitkomst van het onderzoek zou de brief wellicht anders zijn geformuleerd.
Afrondend hecht ik er aan op te merken dat ook al is geen sprake van een strafrechtelijke verdenking, de politie om andere redenen niettemin aanleiding kan zien om een samenwerking te (laten) beëindigen.

3.Het geschil

3.1.
[de V.O.F.] vordert, samengevat en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. de veroordeling van Logicx – indien en voor zover de rechtbank de door [de V.O.F.] gehanteerde schatting van de omvang van de schade niet voldoende aannemelijk acht – om inzage te geven in en/of afschrift te verstrekken van alle documenten dan wel facturen waaruit volgt hoeveel opdrachten (en van welke omvang) Logicx heeft verstrekt aan derden ten behoeve van takel- en bergingswerkzaamheden in opdracht van de politie in het werkingsgebied [plaats] in de periode van 12 juli 2016 tot 1 februari 2017;
II. de veroordeling van Logicx om aan [de V.O.F.] te betalen primair een bedrag van € 99.694,64 inclusief BTW en subsidiair een bedrag van € 19.944,75 inclusief BTW, dan wel een ander in goede jusititie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente;
III. de veroordeling van Logicx in de proceskosten.
3.2.
[de V.O.F.] legt aan haar vordering primair ten grondslag dat Logicx toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van het addendum. Het addendum voorziet niet in een tussentijdse opzegmogelijkheid. Logicx had het addendum niet mogen opzeggen. De opzegging is dan ook onregelmatig en kan worden aangemerkt als wanprestatie. Als gevolg van deze onregelmatige opzegging heeft [de V.O.F.] schade geleden tot een bedrag van € 99.694,64. Deze schade wenst [de V.O.F.] op Logicx te verhalen. Subsidiair legt [de V.O.F.] artikel 7:411 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aan haar vordering ten grondslag. Dit artikel bepaalt dat indien een overeenkomst van opdracht eindigt voordat de opdracht is volbracht en de beëindiging aan de opdrachtgever is toe te rekenen en dit redelijk is, de opdrachtnemer recht heeft op het volle loon. Omdat Logicx de overeenkomst onregelmatig heeft beëindigd naar aanleiding van berichtgeving van de politie die achteraf onjuist bleek en [de V.O.F.] vastzit aan huurkosten van de gehuurde loods, is betaling van het volle loon redelijk.
3.3.
Logicx betwist dat zij het addendum heeft opgezegd en dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van het addendum. Zij verweert zich met de stelling dat artikel 6 van het addendum meebrengt dat zij in geval van twijfel aan de integriteit van [de V.O.F.] gerechtigd is om haar verplichting om voor takel- en bergingswerkzaamheden ten behoeve van de politie in de [Regio 1] exclusief gebruik te maken van de diensten van [de V.O.F.] op te schorten. Ook verweert Logicx zich met de stelling dat de tekortkoming haar niet is toe te rekenen zodat zij niet gehouden is schade te vergoeden. Tenslotte betwist Logicx de hoogte van de gevorderde schadevergoeding.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

duur van het addendum

4.1.
Op grond van artikel 12 van het addendum is het addendum met ingang van 1 februari 2013 ingegaan voor de duur van twee jaar waarna het met twee maal een jaar, en derhalve tot 1 februari 2017, kon worden verlengd. Omdat het addendum bij brief van 22 december 2015 is verlengd tot 1 februari 2017, is het uitgangspunt dat het addendum voortduurde tot 1 februari 2017.
tekortkoming Logicx
4.2.
Op grond van artikel 1 van het addendum zijn in het addendum afspraken vastgelegd met betrekking tot de uitvoering van de takel- en bergingswerkzaamheden die Logicx uitbesteedt in het kader van het aanbestedingscontract ten behoeve van de politie. Op grond van artikel 4 van het addendum garandeert Logicx 100% exclusiviteit voor [de V.O.F.] met betrekking tot die takel- en bergingswerkzaamheden in de [Regio 1] .
4.3.
Vaststaat dat Logicx op 12 juli 2016 mondeling aan [de V.O.F.] heeft medegedeeld dat Logicx vanaf dat moment geen gebruik meer mocht maken van de dienstverlening van [de V.O.F.] . Bovendien staat vast dat Logicx vanaf dat moment ook geen gebruik meer heeft gemaakt van de dienstverlening van [de V.O.F.] . Ook staat vast dat Logicx vanaf dat moment gebruikt heeft gemaakt van een derde om de door de politie aan haar opgedragen takel- en bergingswerkzaamheden in de [Regio 1] te verrichten.
4.4.
[de V.O.F.] stelt dat Logicx het addendum op 12 juli 2016 heeft opgezegd. Logicx stelt dat zij het addendum niet heeft opgezegd maar dat zij haar verplichting om gebruik te maken van de dienstverlening van [de V.O.F.] vanaf dat moment heeft opgeschort. De rechtbank is van oordeel dat, omdat in het addendum niet is voorzien in een tussentijdse opzegmogelijkheid, opzegging van het addendum niet mogelijk was. Het antwoord op de vraag of Logicx heeft opgezegd of opgeschort kan evenwel in het midden blijven. Immers, de vraag die moet worden beantwoord is de vraag of Logicx in de periode tussen 12 juli 2016 tot 1 februari 2017 voor opdrachten van de politie in de [Regio 1] gebruik had moeten maken van de diensten van [de V.O.F.] .
4.5.
Ook het antwoord op de vraag of sprake is van een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 lid 1 BW kan in het midden blijven. Het antwoord op deze vraag is immers alleen van belang als een tussentijdse opzegging van het addendum uit hoofde van artikel 7:408 lid 1 BW is toegestaan. Partijen zijn echter beiden de mening toegedaan dat artikel 7:408 lid 1 BW toepassing mist. Dat [de V.O.F.] stelt dat artikel 7:408 lid 1 BW niet van toepassing is op grond van artikel 7:400 lid 2 BW en Logicx stelt dat artikel 7:408 lid 1 BW niet aan de orde is omdat geen sprake is van een overeenkomst van opdracht, is in dit verband irrelevant.
uitleg laatste alinea artikel 6 van het addendum
4.6.
Logicx stelt dat zij gelet op de laatste alinea van artikel 6 van het addendum gerechtigd was haar verplichting om voor de takel- en bergingswerkzaamheden ten behoeve van de politie in de [Regio 1] gebruik te maken van de diensten van [de V.O.F.] op te schorten. Volgens Logicx geeft de laatste alinea van artikel 6 van het addendum haar de mogelijkheid om bij enige twijfel aan de integriteit van [de V.O.F.] te stoppen met het verlenen van politieopdrachten aan [de V.O.F.] . [de V.O.F.] stelt daartegenover dat dit niet uit de laatste alinea van artikel 6 van het addendum volgt.
4.7.
Voor de beantwoording van de vraag of Logicx op 12 juli 2016 mocht stoppen met het geven van opdrachten aan [de V.O.F.] is derhalve de uitleg van artikel 6 van het addendum van belang. Omdat partijen van mening verschillen over de uitleg van de laatste alinea van artikel 6 van het addendum, moet de rechtbank de laatste alinea van artikel 6 van het addendum uitleggen aan de hand van de Haviltex-maatstaf. Overeenkomstig artikelen 3:33 en 3:35 BW komt het hierbij aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen partijen onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Alle concrete omstandigheden van het geval zijn in dit verband van belang, zo nodig aangevuld met dat wat de redelijkheid en billijkheid met zich brengen. Bij het bepalen van de meest voor de hand liggende uitleg, zijn de bewoordingen van het artikel in beginsel niet doorslaggevend. Wel kan een bepaalde uitleg op grond van de bewoordingen voor de hand liggen en aannemelijk zijn. Ook kan worden gekeken naar de gevolgen waartoe een bepaalde uitleg van een partij leidt en hoe aannemelijk het is dat partijen dit hebben bedoeld.
De rechtbank zal aan de hand van dit criterium de betekenis van de laatste alinea van artikel 6 van het addendum bepalen.
4.8.
De rechtbank is van oordeel dat de laatste alinea van artikel 6 van het addendum niet zo kan worden uitgelegd dat Logicx op 12 juli 2016 gerechtigd was haar verplichting jegens [de V.O.F.] om voor de werkzaamheden ten behoeve van de politie in de [Regio 1] exclusief gebruik te maken van de diensten van [de V.O.F.] op te schorten. De rechtbank geeft voor deze beslissing de volgende redenen:
( i) In de tekst van de laatste alinea van artikel 6 staat niet met zoveel woorden dat als sprake is van enige twijfel aan de integriteit van [de V.O.F.] , Logicx gerechtigd is haar hiervoor bedoelde verplichting uit hoofde van het addendum te stoppen of op te schorten.
(ii) In de laatste alinea van artikel 6 is een uitgangspunt geformuleerd, namelijk dat Logicx gelet op de aard van de werkzaamheden alleen zaken kan doen met bedrijven waarvan geen enkele twijfel bestaat omtrent hun integriteit. Dit uitgangspunt is in algemene zin geformuleerd zonder een opschortingsrecht of een verplichting van de berger, [de V.O.F.] , hieraan te verbinden. Een verplichting is wel opgenomen in de eerste en de tweede alinea van hetzelfde artikel 6: de berger, [de V.O.F.] , moet 100% beschikbaar zijn, 24 uur per dag zeven dagen per week en over de benodigde kwaliteitscertificaten beschikken.
(iii) Ook voorziet het addendum niet in een koppelbepaling die bijvoorbeeld inhoudt dat indien de politie het aanbestedingscontract wenst op te schorten of te beëindigen waar het werkzaamheden in de [Regio 1] betreft, het addendum ook kan worden opgeschort of kan worden beëindigd. Niet is gesteld of anderszins gebleken dat [de V.O.F.] het contract tussen de politie en Logicx kende, zodat ze kon hebben geweten welke verplichting in dit verband op Logicx rustte. Het had op de weg van Logicx gelegen hierin te voorzien.
(iv) De verdenkingen die de politie in juli 2016 had tegen [de V.O.F.] bleken ongegrond, zoals de politie bij brief van 19 september 2017 aan [de V.O.F.] heeft gemeld. Enige daadwerkelijke betrokkenheid van [de V.O.F.] bij samenwerking met het criminele circuit is, niet gebleken. Hierbij laat de rechtbank in het midden of de aanvankelijke twijfels van de politie terecht waren of niet, nu zij dit voor haar oordeel niet relevant acht.
( v) De verdenkingen van de politie vonden hun grond in de omstandigheid dat een huurder, tevens klant van [de V.O.F.] werd verdacht van handel in harddrugs. Dit kon [de V.O.F.] niet hebben geweten en kan haar ook niet worden aangerekend. Hierdoor kan niet worden geconcludeerd dat [de V.O.F.] , in voldoende mate om van belang te zijn, heeft bijgedragen aan de omstandigheid dat de politie is gaan twijfelen aan haar integriteit. Dat sprake zou zijn van een samenwerking tussen [de V.O.F.] en [X] is niet komen vast te staan. Ze deelden weliswaar kantine en sanitair, maar - anders dan Logicx aanvoert - heeft [de V.O.F.] niet gesteld dat ook kantoorruimte werd gedeeld. Dat de naam van [de V.O.F.] op de kentekenplaat was vermeld, vormt ook geen grond voor de conclusie dat [de V.O.F.] en [X] dus samenwerkten. Het is niet ongebruikelijk dat garagenamen op kentekenplaten staan van auto’s. De stelling van de politie dat tijdens een bezoek in 2014 van de politie aan dit verhuurbedrijf, waarmee kennelijk [de V.O.F.] wordt bedoeld, de eigenaar, om haar moverende redenen, vrijwillig geen medewerking bleek te willen verlenen aan maatregelen die kunnen bijdragen aan het voorkomen van het faciliteren van criminele activiteiten is vaag en niet nader onderbouwd. Uit de brief van de politie van 5 december 2016 volgt immers dat de [eisende partij sub 2] aan hem gestelde vragen heeft beantwoord. Wat de politie precies bedoelt hiermee is dan ook niet duidelijk geworden.
4.9.
Nu in het addendum geen uitdrukkelijke opschortingsmogelijkheid was opgenomen en de twijfels jegens [de V.O.F.] ongefundeerd bleken en zij hieraan niet, althans niet in voldoende mate heeft bijgedragen, gaf het addendum Logicx niet het recht om haar verplichting om de takel- en bergingswerkzaamheden exclusief aan [de V.O.F.] op te dragen op te schorten of te beëindigen. Omdat het addendum voortduurde tot 1 februari 2017, is Logicx dan ook in de periode van 12 juli 2016 tot 1 februari 2017 tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting als vervat in het addendum om voor het verrichten van de takel- en bergingswerkzaamheden ten behoeve van de politie in de [Regio 1] exclusief gebruik te maken van de diensten [de V.O.F.] .
overmacht Logicx
4.10.
Gelet op dit een en ander is Logicx op grond van artikel 6:74 BW gehouden de schade als gevolg van haar tekortkoming te vergoeden, tenzij deze haar overeenkomstig artikel 6:75 BW niet is toe te rekenen.
4.11.
Logicx stelt dat de tekortkoming niet aan haar is toe te rekenen. Zij beroept zich op overmacht. Logicx voert aan dat zij verhinderd was haar verplichting om gebruik te maken van de diensten van [de V.O.F.] na te komen omdat nakoming voor haar onmogelijk was door de instructie van de politie om in verband met de integriteitskwestie geen politieopdrachten meer aan [de V.O.F.] te verstrekken. Volgens Logicx komt die verhindering niet voor haar rekening.
4.12.
Op grond van artikel 6:75 BW is een tekortkoming niet toerekenbaar aan de schuldenaar indien deze niet te wijten is aan zijn schuld en niet krachtens de wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening behoort te blijven. Voor een beroep op overmacht door een schuldenaar geldt in beginsel als vereiste dat sprake moet zijn van een verhindering van de nakoming. Dit doet zich voor wanneer de nakoming van de overeengekomen prestatie voor de desbetreffende schuldenaar geheel of gedeeltelijk onmogelijk of praktisch te bezwaarlijk is. Indien een verhindering bij het ontstaan van de verbintenis voorzienbaar was ten tijde van het sluiten van de overeenkomst, dan moet deze krachtens de verkeersopvattingen voor rekening van de schuldenaar komen.
4.13.
De rechtbank is van oordeel dat de tekortkoming wel degelijk toerekenbaar is aan Logicx omdat deze voor haar rekening moet blijven. Met de laatste alinea van artikel 6 van het addendum hebben partijen bij het aangaan van de addendum onder ogen gezien dat “
gezien de aard van de werkzaamheden”(…) Logicx alleen zaken kan doen “
met bedrijven waarvan geen enkele twijfel bestaat omtrent hun integriteit”. Daarmee zijn mogelijke consequenties voor het geval gedurende de duur van de overeenkomst twijfels rijzen over de integriteit van [de V.O.F.] of voor het geval de politie Logicx opdraagt om als gevolg daarvan te stoppen met de diensten van [de V.O.F.] voorzienbaar (bijvoorbeeld door middel van een eerder genoemde koppelbepaling of ontbindende voorwaarde). Nu Logicx daar geen contractuele voorziening voor heeft opgenomen, is het risico dat zich in deze heeft gematerialiseerd, voor rekening van Logicx. Bij dit oordeel weegt de rechtbank, zoals zij ook onder 4.9. heeft overwogen, mee dat niet is komen vast te staan dat [de V.O.F.] in voldoende mate heeft bijgedragen aan de bij de politie gerezen twijfels over haar integriteit.
schadevergoeding
4.14.
[de V.O.F.] vordert:
( a) gederfde inkomsten over de resterende looptijd van het addendum van 12 juli 2016 tot 1 februari 2017;
( b) misgelopen inkomsten over een periode van twee jaar na 1 februari 2017;
( c) huurkosten voor de loods aan de [adres 2] ; en
( d) buitengerechtelijke kosten.
4.15.
Op grond van artikel 6:95 BW bestaat de schade die op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding wordt vergoed uit vermogensschade en uit ander nadeel. Vermogensschade bestaat overeenkomstig artikel 6:96 lid 1 BW uit zowel geleden verlies als uit gederfde winst. Schade als gevolg van gederfde inkomsten, en dus gederfde omzet, komt voor vergoeding in aanmerking, terwijl in dat geval geen sprake kan zijn van een separate schadevergoeding voor gemaakte kosten.
(a) gederfde inkomsten 12 juli 2016 – 1 februari 2017
4.16.
[de V.O.F.] vordert een bedrag van € 19.944,75 inclusief BTW aan schadevergoeding als gevolg van gederfde inkomsten over de periode 12 juli 2016 tot 1 februari 2017. [de V.O.F.] baseert de hoogte van de gevorderde schadevergoeding op dit punt op de volgens haar in 2014, 2015 en 2016 tot en met 12 juli gerealiseerde omzet met betrekking tot de werkzaamheden die zij in opdracht van Logicx voor de politie heeft verricht. Logicx voert aan dat voor wat betreft de gederfde omzet over de periode 12 juli 2016 tot 1 februari 2017 gekeken moet worden naar de daadwerkelijke waarde van de opdrachten die door haar in die periode ten behoeve van de politie aan [de V.O.F.] zouden zijn verstrekt. Deze waarde bedraagt volgens haar een bedrag van € 2.221,67.
4.17.
De rechtbank is van oordeel dat van de daadwerkelijk door [de V.O.F.] gemiste omzet moet worden uitgegaan om de schade als gevolg van gederfde inkomsten in de periode 12 juli 2016 tot 1 februari 2017 te kunnen vaststellen. Deze gegevens zijn immers beschikbaar, waardoor kan worden berekend welke omzet [de V.O.F.] door het handelen van Logicx is misgelopen. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) rust op [de V.O.F.] de stelplicht en de bewijslast op dit punt. Logicx heeft echter een zogenaamde verzwaarde stelplicht bij het voeren van verweer waar het gaat om de hoogte van de gevorderde gederfde inkomsten. Zij beschikt immers over de gegevens met betrekking tot de waarde van de politieopdrachten in de periode 12 juli 2016 tot 1 februari 2017 in de [Regio 1] en [de V.O.F.] niet. Bovendien stelt Logicx dat de waarde van deze opdrachten in deze periode een bedrag van € 2.221,67 bedraagt, zonder stukken die deze gestelde waarde nader toelichten in het geding te brengen.
4.18.
Gelet op dit een en ander stelt de rechtbank Logicx in de gelegenheid om bij akte documenten en facturen in het geding te brengen met betrekking tot de opdrachten die de politie haar in de periode 12 juli 2016 tot 1 februari 2017 heeft verstrekt voor takel- en bergingswerkzaamheden in de [Regio 1] . Uit deze documenten moet in ieder geval volgen dat de overgelegde facturen alle door de politie aan Logicx verstrekte opdrachten in de betreffende periode in de [Regio 1] betreffen. [de V.O.F.] zal in de gelegenheid worden gesteld hierop te reageren.
4.19.
Bij het vaststellen van de hoogte van de schadevergoeding zal de rechtbank geen rekening houden met over de omzet gegenereerde BTW. Met Logicx is zij van oordeel dat de BTW over de gemiste omzet geen schade is voor [de V.O.F.] , nu zij deze immers had kunnen terugvorderen.
4.20.
Op de omzet die [de V.O.F.] had kunnen genereren, dient de door haar uitgespaarde brandstof in mindering te worden gebracht. Logicx zal in haar overzicht hiervan een schatting mogen opnemen, op basis van de ritten die de politie haar voor de [Regio 1] heeft opgedragen in de betreffende periode. [de V.O.F.] zal in de gelegenheid worden gesteld hierop te reageren.
4.21.
Logicx heeft aangevoerd dat [de V.O.F.] nog meer besparingen moet hebben gehad omdat zij geen ritten voor de politie heeft hoeven uitvoeren. Tegenover de ontkenning van [de V.O.F.] op dit punt heeft zij haar verweer in de schriftelijke toelichting niet nader toegelicht. Zij heeft enkel aangevoerd dat [de V.O.F.] opgave had moeten doen van haar brutomarge.
De periode dat [de V.O.F.] geen ritten heeft hoeven uitvoeren besloeg een periode van 6,5 maand en was derhalve betrekkelijk kort. Het is niet waarschijnlijk dat [de V.O.F.] over deze korte periode andere kosten dan kosten voor brandstof heeft kunnen besparen, zoals besparingen op onderhoud, afschrijvingen of het inzetten van vast personeel elders. Haar bedrijf en daarmee haar vaste lasten liepen gewoon door. Opgave van de brutomarge over de periode voor 12 juli 2016, zoals Logicx heeft gevraagd, biedt op het punt van de schade na 12 juli 2016 ook niet meer inzicht. Het gaat immers om de gemiste omzet minus de kosten die [de V.O.F.] had kunnen besparen. Gelet op dit een en ander heeft Logicx haar verweer op dit punt onvoldoende toegelicht en wijst de rechtbank dit af.
(b) misgelopen inkomsten twee jaar na 1 februari 2017
4.22.
De rechtbank wijst de gevorderde schadevergoeding met betrekking tot gemiste inkomsten over een periode van twee jaar na 1 februari 2017 af.
4.23.
[de V.O.F.] heeft in dit verband gesteld dat tussen haar en Logicx met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een nieuwe overeenkomst voor de duur van twee jaar tot stand zou zijn gekomen indien Logicx voor de politieopdrachten in de [Regio 1] ook in de periode 12 juli 2016 tot 1 februari 2017 gebruik zou hebben gemaakt van de diensten van [de V.O.F.] .
4.24.
Logicx kon in deze periode echter geen gebruik maken van de diensten van [de V.O.F.] omdat de politie haar meedeelde dat zij twijfelde aan de integriteit van [de V.O.F.] en dat daarom de samenwerking met [de V.O.F.] moest worden beëindigd. Dat deze opschorting voor risico van Logicx moet blijven, betekent niet, dat de twijfel van de politie aan de integriteit van [de V.O.F.] kan worden weggenomen. De rechtbank schat dan ook de kans dat tussen [de V.O.F.] en Logicx na 31 januari 2017 een nieuwe overeenkomst tot stand zou zijn gekomen in op zeer gering. Het addendum eindigde immers op 31 januari 2017 door het verstrijken van de tijd, terwijl ook het aanbestedingscontract op dat moment eindigde en van enige verplichting voor Logicx om na die tijd een nieuwe overeenkomst met [de V.O.F.] aan te gaan geen sprake is en bovendien de twijfels van de politie nog bestonden. Bovendien kan noch uit de mantelovereenkomst noch uit de brief van Logicx aan [de V.O.F.] van 22 december 2015 worden afgeleid dat een nieuwe overeenkomst met betrekking tot de politieopdrachten in de [Regio 1] tot stand zou zijn gekomen.
(c) huurkosten [adres 2]
4.25.
De rechtbank wijst ook dit deel van de gevorderde schadevergoeding af. Omdat de gevorderde schadevergoeding met betrekking tot gederfde inkomsten en daarmee met betrekking tot de omzetderving in de periode 12 juli 2016 tot 1 februari 2017 is toegewezen, is gelet op artikel 6:96 lid 1 BW geen plaats voor een separate schadevergoeding met betrekking tot gemaakte huurkosten in die periode. Voor de gevorderde schadevergoeding met betrekking tot de huurkosten na 1 februari 2017 is ook geen plaats, omdat de rechtbank, gelet op het vorenstaande, van oordeel is dat de kans zeer gering is dat na 1 februari 2017 een nieuwe overeenkomst tussen [de V.O.F.] en Logicx tot stand zou zijn gekomen.
(d) buitengerechtelijke kosten
4.26.
Ten slotte maakt [de V.O.F.] aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is omdat het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De rechtbank stelt vast dat [de V.O.F.] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De rechtbank zal een bedrag aan buitengerechtelijke kosten toewijzen tot het wettelijke tarief gebaseerd op het toe te kennen schadebedrag.
4.27.
Omdat Logicx in de gelegenheid wordt gesteld om de hiervoor onder 4.18. en 4.20. bedoelde stukken te overleggen, wordt iedere verdere beslissing, ook met betrekking tot de buitengerechtelijke incassokosten, aangehouden. Partijen hebben gekozen voor een schriftelijke afwikkeling van de procedure, waardoor geen mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Tijdens de mondelinge behandeling was een mogelijke schikking tussen partijen aan de orde gekomen, waardoor zij hun geschil hadden kunnen beëindigen. De rechtbank doet aan partijen de suggestie om met dit vonnis in de hand alsnog in onderling overleg een schikking te beproeven.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van 23 december 2020 voor akte namens Logicx als bedoeld onder 4.18 en 4.20;
5.2.
verwijst de zaak naar de rol van 20 januari 2021 voor antwoordakte namens [de V.O.F.] ;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Nobel, rolrechter, op 25 november 2020.