Uitspraak
Echtscheiding met nevenvoorzieningen
Beschikking op het op 13 augustus 2018 ingekomen verzoekschrift van:
[X] ,
[Y] ,
Procedure
- het verzoekschrift van 13 augustus 2018, met bijlagen van de zijde van de vrouw;
- het F9-formulier van 24 augustus 2018, met bijlage van de zijde van de vrouw;
- het aanvullend en gewijzigd verzoekschrift van 29 oktober 2018, met bijlagen van de zijde van de vrouw;
- het verweerschrift van 28 november 2018, met bijlagen van de zijde van de man;
- het faxbericht van 30 april 2019 van de zijde van de vrouw;
- het faxbericht van 1 mei 2019 van de zijde van de man;
- het aanvullend verzoekschrift van 28 mei 2019, met bijlagen van de zijde van de vrouw;
- het aanvullend zelfstandig verzoekschrift van 31 mei 2019, met bijlagen van de zijde van de man;
- het F9-formulier van 9 juni 2020 van de zijde van de vrouw;
- het bericht van 11 juni 2020 van de zijde van de man;
- de brief van 14 augustus 2020, met bijlagen, inhoudende gewijzigde verzoeken van de zijde van de vrouw;
- de brief van 14 augustus 2020, met bijlagen, inhoudende gewijzigde verzoeken van de zijde van de man.
- jaaropgaven 2018 en 2019;
- aangiften inkomstenbelasting 2018 en 2019;
- salarisstroken van de afgelopen 3 maanden in 2020;
- bewijsstukken waaruit de nu maandelijks door de man te betalen hypotheekrente en spaarpremie blijken;
- bewijsstuk waaruit de nu door de man te betalen zorgpremie blijkt;
- aanslag WOZ-waarde 2020;
- de loonstamrechtovereenkomst.
Feiten
- De man en de vrouw zijn gehuwd op [datum huwelijk] 1993 te [woonplaats] (gemeente [gemeente] ).
- Zij zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, kort gezegd inhoudende een gemeenschap van inboedel, met verdere uitsluiting van elke gemeenschap van goederen. De huwelijkse voorwaarden bevatten in artikel VII een periodiek verrekenbeding van overgespaarde inkomsten en in artikel V een beding over de onderlinge draagplicht van de kosten van de gemeenschappelijke huishouding.
- Deze rechtbank heeft op 20 december 2018 voorlopige voorzieningen getroffen, voor zover nu van belang inhoudende dat:
Verzoek en verweer
- verdeling van het vermogen van partijen conform de verzoeken geformuleerd in het aanvullend verzoek van 28 mei 2019 en in de brief van 14 augustus 2020;
- bepaling dat de overlijdensrisicoverzekering bij [verzekeraar 1] (polisnummer [nummer] ), op het leven van de man, voor onbepaalde tijd wordt voortgezet althans zolang de verzekeraar dat toelaat, waarbij de vermelding van de namen van de begunstigden op de polis ongewijzigd blijft;
- bepaling dat partijen de tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenaanspraken, die vallen onder de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, dienen te verevenen conform de in artikel 1:155 BW jo artikel 2 lid 1 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding opgenomen standaardregeling;
- bepaling dat de overige tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenaanspraken c.q. reserves voor oudedagsvoorziening tussen partijen voor een gelijk deel dienen te worden verdeeld;
- bepaling dat de (bijzonder) nabestaandenpensioenen die door de man tijdens het huwelijk zijn opgebouwd premievrij voor de vrouw dienen te worden gereserveerd;
- de man te gelasten om aan de vrouw te overhandigen een kopie van de bewijsstukken ter zake opgebouwde pensioenaanspraken en van de definitieve inkomensgegevens over de jaren 2016, 2017 en 2018, op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 500,- voor elke dag dat de man in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, althans een zodanig bedrag en vanaf een zodanige datum als de rechtbank redelijk oordeelt;
Beoordeling
Dit is nergens op gebaseerd, alleen op een willekeurig bedrag’. Nu de vrouw na deze gemotiveerde betwisting door de man haar standpunt niet nader heeft onderbouwd en verder uit de overgelegde bewijsstukken volstrekt niet is gebleken dat de man een inkomen heeft (gehad) of kan verdienen van € 120.000,- bruto per jaar, zal de rechtbank aan deze stelling van de vrouw voorbijgaan.
- de algemene heffingskorting;
- de arbeidskorting.
- 60% aandeel man in de hypotheeklasten € 571,-
- 60% aandeel man premie bankspaarrekening € 148,-
- forfait overige eigenaarslasten € 95,-
- premie [verzekeraar 2] zorgverzekering € 124,-
- verplicht eigen risico € 32,-
De echtgenoten zijn in gemeenschap van inboedel, als bedoeld in artikel 5 Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, doch verder met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd’. Dit betekent dat de echtgenoten een beperkte gemeenschap, te weten de gemeenschap van inboedel hebben.
De kosten van de gemeenschappelijke huishouding, daaronder begrepen de kosten van verzorging en opvoeding van de uit het huwelijk geboren kinderen, van de door de echtgenoten geadopteerde kinderen, alsmede de kinderen die met beider toestemming in het gezin zijn opgenomen, worden voldaan uit de inkomens van de echtgenoten naar evenredigheid daarvan. Voor zover deze inkomens ontoereikend zijn, worden deze kosten voldaan uit ieders vermogen naar evenredigheid daarvan’.
De echtgenoten verplichten zich over elk kalenderjaar hetgeen van hun inkomen in de zin van artikel V, 2 na aftrek van hetgeen is besteed als kosten van de gemeenschappelijke huishouding en de opvoeding en de verzorging der kinderen overblijft, onderling te verrekenen in die zin, dat de ene echtgenoot een vordering verkrijgt op de andere echtgenoot ten bedrage van de helft van hetgeen van zijn inkomen is overgebleven’.
€ 170.000,- en € 99.239,78. De vermogensopbouw op de [bank] bankspaarrekening [kenmerk 2] die is gekoppeld aan de bankspaarhypotheek bedraagt € 68.211,51 per augustus 2020. De rechtbank begrijpt uit de verklaringen van partijen ter zitting dat zij beiden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de twee hypothecaire geldleningen.