ECLI:NL:RBDHA:2020:12205
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Soedanese vreemdeling wegens ongeloofwaardigheid van verklaringen over problemen door zwangerschap verloofde
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Soedanese vreemdeling. De vreemdeling, eiser, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris niet ten onrechte de verklaringen van eiser ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser had aangevoerd dat hij problemen had ondervonden vanwege de zwangerschap van zijn verloofde, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat deze problemen een rechtsgrond voor asiel vormden.
Eiser had op 23 juli 2020 zijn asielaanvraag ingediend, na een reeks van gebeurtenissen in Soedan, waaronder een aanval door de broer van zijn verloofde en een beschieting. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser over deze gebeurtenissen niet geloofwaardig waren, mede omdat hij pas maanden later asiel had aangevraagd en eerder in Europa had gewerkt. De rechtbank vond het ook opmerkelijk dat eiser na de aanvallen niet onmiddellijk was gevlucht, wat zijn claims over de urgentie van zijn situatie in twijfel trok.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris in redelijkheid had kunnen stellen dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor vluchtelingenstatus volgens het Verdrag van Genève. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.