ECLI:NL:RBDHA:2020:12276
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in asielzaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek tot proceskostenveroordeling in een asielzaak. Eiser, geboren in Damascus, Syrië, had op 28 april 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 14 oktober 2020 de aanvraag ingewilligd, maar verzuimde de bestuurlijke dwangsom vast te stellen. Op 19 november 2020 werd alsnog een dwangsombesluit genomen, waarbij eiser de maximale dwangsom van €1.442,- werd toegekend. Eiser trok zijn beroep in op 24 november 2020 en verzocht verweerder om vergoeding van de proceskosten. Verweerder verzette zich tegen deze toewijzing, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder over het hoofd zag dat het beroep was ingetrokken omdat hij aan het beroep tegemoet was gekomen.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat verweerder in de proceskosten moet worden veroordeeld, omdat eiser zijn beroep had ingetrokken na tegemoetkoming door verweerder. De rechtbank benadrukte dat verweerder de relevante wetgeving, met name artikel 8:75a van de Awb, goed moet bestuderen voordat hij zich in vergelijkbare zaken verzet tegen proceskostenveroordeling. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van eiser als kennelijk gegrond toegewezen en verweerder veroordeeld tot betaling van €262,50 aan proceskosten, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht.