Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van
[opposant] , opposant
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
mr. L.A. Super, griffier.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 november 2020 uitspraak gedaan over het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 17 september 2020, waarin zijn beroep tegen de beslissing op bezwaar van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond werd verklaard. De opposant had verzet ingesteld omdat hij meende dat er voldoende redenen waren om te twijfelen aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Roemenië. Hij verwees naar zijn eigen ervaringen en naar verschillende rapporten, waaronder het AIDA-rapport van 29 april 2020 en een rapport van een onbekende organisatie over 'illegal push-backs'. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten tot overdracht aan Roemenië, en dat er geen bijzondere individuele omstandigheden waren die dit zouden verhinderen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het verzet zich uitsluitend richtte op de vraag of de rechtbank ten onrechte zonder zitting uitspraak had gedaan. De rechtbank concludeerde dat de eerdere uitspraak terecht zonder zitting was gedaan, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank heeft de argumenten van de opposant in het verzet opnieuw beoordeeld, maar vond geen aanleiding om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangevoerde rapporten en persoonlijke ervaringen van de opposant niet voldoende waren om te twijfelen aan de uitkomst van de eerdere procedure.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.