ECLI:NL:RBDHA:2020:12318

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2020
Publicatiedatum
4 december 2020
Zaaknummer
NL20.16455
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluitvorming over verblijfsvergunning asiel en termijnoverschrijding door bestuursorgaan

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser van Iraanse nationaliteit en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 3 september 2020 beroep ingesteld omdat er niet tijdig een beslissing was genomen op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, ingediend op 11 april 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn was overschreden en dat de ingebrekestelling van de eiser geldig was. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat het bestuursorgaan niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn had beslist.

De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zestien weken na 16 oktober 2020 een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die zijn begroot op € 262,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk, waarbij verzet kan worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.16455

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , geboren op [geboortedatum] , van Iraanse nationaliteit, eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. F. Khodojaa-Aziz Maleki),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 3 september 2020 beroep ingesteld in verband met het niet tijdig nemen van een beslissing op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van 11 april 2019.
Verweerder heeft op 24 september 2020 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
3. Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
4. Ingevolge artikel 4:13, eerste lid, van de Awb dient een beschikking te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn.
5. Ingevolge artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking gegeven.
6. Eiser heeft op 11 april 2019 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. Op grond van artikel 42, eerste lid, Vw had verweerder uiterlijk op 10 oktober 2019 op de aanvraag moeten beslissen. Bij brief van 22 juni 2020 heeft eiser verweerder meegedeeld dat hij in gebreke is en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep terecht ingediend omdat de wettelijke beslistermijn is verstreken en de ingebrekestelling van 22 juni 2020 geldig is. Het beroep is kennelijk gegrond.
8. In artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb is bepaald dat indien het beroep gegrond is en nog geen besluit bekendgemaakt is, de rechtbank bepaalt dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In het tweede lid is neergelegd dat de rechtbank aan haar uitspraak een nadere dwangsom verbindt voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven. Volgens het derde lid kan de rechtbank in bijzondere gevallen of indien naleving van andere wettelijke voorschriften daartoe noopt, een andere termijn bepalen of een andere voorziening treffen.
9. Verweerder heeft in het verweerschrift van 24 september 2020 uitvoerig toegelicht wat de stand van zaken is rondom het wegwerken van de capaciteitsproblemen die aan tijdige besluitvorming in de weg staan en wat in de uitvoeringspraktijk, onder de huidige omstandigheden, een haalbare en realistische maatwerkvoorziening of -termijn is.
Uit het verweerschrift blijkt verder dat eiser is uitgenodigd om op 26 september 2020 door de FMMU te worden gezien zodat zij een medisch advies kunnen uitbrengen. Eiser is inmiddels uitgenodigd voor de start van de (verkorte) AA procedure op 16 oktober 2020. Mocht het niet mogelijk blijken te zijn binnen deze procedure te beslissen op de aanvraag, dan zal de asielaanvraag van eiser in de VA-procedure worden behandeld, hetgeen uiteraard meer tijd in beslag zal gaan nemen. Alleen al gelet op het bepaalde in artikel 3.115 en 3.116 van het Vreemdelingenbesluit, mocht verweerder voornemens zijn de aanvraag af te wijzen. Ingevolge dit laatste artikel dient de vreemdeling gedurende vier weken in de gelegenheid te worden gesteld om een zienswijze uit te brengen op het voornemen om de asielaanvraag af te wijzen. Indien nog geen voornemen is uitgebracht, is naar de mening van verweerder dan ook sprake van een situatie dat de naleving van een wettelijk voorschrift ertoe noopt dat een ruimere termijn dan twee weken worden gesteld, zoals bedoeld in artikel 8:55d, derde lid, Awb.
10. De rechtbank overweegt als volgt.
11. Mede onder verwijzing naar de uitspraak van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juli 2020 [1] zal de rechtbank, nu de AA-procedure is gestart op 16 oktober 2020, en rekening houdend met de naleving van andere wettelijke voorschriften, bepalen dat verweerder binnen een termijn van uiterlijk zestien weken na 16 oktober 2020 een besluit op de aanvraag moet bekendmaken.
12. De rechtbank bepaalt voorts met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
13. Voorts is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 262,50 (1 punt, wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep in verband met het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijkt te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op om uiterlijk binnen zestien weken na 16 oktober 2020 een besluit op de aanvraag bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van in totaal € 262,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.